Bibliografie van de literaire tijdschriften in Vlaanderen en Nederland. De tijdschriften verschenen in 1982

[p. 278]

Naar Morgen

Opgericht in 1969

Redaktie:

Nr. 45: Dorette van Kalmthout, Martijn van Leeuwen

Nr. 46: Dezelfden, met Evert van Weely

Redaktiesecretariaat: Postbus 6254, 5600 HG Eindhoven

Uitgever: Opwenteling, Coöperatieve vereniging van auteurs voor presentatie van literatuur u.a., Eindhoven

Nrs. 45, 46^*

* De nummers maken tevens deel uit van de boekserie Onze Dichters; in deze serie zijn het respectievelijk de nrs. 171 en 174
Elk nr. telt 40 pp. Met gegevens over de auteurs achterin elk nummer. Nr. 46 is gedateerd: december 1982

Artikel van de redactie

Riet van Gent [In memoriam], 45, pp. 1-3 - Met facs., prt.

I. Poëzie

BERENDS, Gerard [Gedichten], 46, pp. 3-8 Beeld Zadkine Rotterdam: ‘Met woorden verloren’ p. 3 ‘Zoutelande’ p. 4 ‘Met oren op de tong’ p. 5 ‘In de koude winterlucht’ p. 6 ‘Na Archimedes’ p. 7 Ochtend aan zee: ‘Teder loopt het licht’ p. 8

BERGEN, Anne van [Gedichten], 46, pp. 9-11 Tussen de middag: ‘Twaalf uur al?’ p. 9 Met dank aan de P.T.T.: ‘De groene stilte van de telefoon’ p. 10 Een gulden per uur (incl. B.T.W.): ‘Ze kocht in de hema’ p. 11

BERNAUW, Patrick Twee gedichten uit de cyclus ‘Huizen’, 45, pp. 5-6 1. Alleenstaand huis: ‘Als een huis op de heide’ p. 5 2. Jouw huis: ‘Jouw huis zou grote ramen hebben’ p. 6

DEGEN, Willem [Gedichten], 46, pp. 12-14 ‘Toen ik haar vroeg’ p. 12 ‘Dit is een lied voor jou’ p. 12 Pad: ‘En het was in het bos’ p. 13 ‘Gisteren ben ik God tegengekomen’ p. 14

[p. 279]

GERREWEY, Valère van [Gedichten], 45, pp. 22-27 ‘Jouw voorjaar’ p. 22 ‘Cambodja’ p. 23 ‘En als de nacht zijn sporen slaat’ p. 24 Mijn vlakke land Egypte^1: ‘Eens werd ik wakker’ p. 25 ‘Wit nestelt zich de nacht’ p. 26 Januari 1981, p. 27 1. ‘Jouw warmte likt mijn hand’ 2. ‘Jouw warmte likt mijn wangen’

HORVATH, Ibolya O. [Gedichten], 46, pp. 24-25 Hongarije 1956: ‘Nu zijn wij het leven’ p. 24 ‘Donker bos’ p. 25

LUMAN, Peter [Gedichten], 45, pp. 6-10 Kijk ik schrijf poëzie: ‘Terwijl over heel de wereld talloos’ p. 7 Een mond vol stenen: ‘Dagelijks zit ik in een stoel’ p. 8 Autoweg: ‘Voortsnellend over de autoweg’ p. 9 ‘Er lag een man op het dak te slapen’ p. 10

NOF, Bep [Gedichten], 46, pp. 15-16 Haar nummer: ‘Ze zit voor mij’ p. 15 ‘Ik stierf’ p. 16

OEPKES, Marian Schimmencyclus, 46, pp. 17-23 1. ‘Gemaskerde vrouw’ p. 17 2. ‘Aardgebonden in zijn angst’ p. 18 3. ‘In mijn armen is het stil’ p. 19 4. ‘Dicht, dichterbij, dichtst’ p. 20 5. ‘Als een schuchtere vogel in schaduw’ p. 21 6. ‘Mijn voeten hellend scheef’ p. 22 7. ‘Mijn schimmen’ p. 23

OUMAYER, Frank [Gedichten], 46, pp. 26-29 Observatie (naar J.P.S.): ‘Ik zei tot mezelf, terwijl ik’ p. 26 De tijd: ‘De tijd (volgens Lucebert een spion)’ p. 27 Scrabbelen, p. 28 1. ‘Als een alpinist’ 2. ‘Daar zit zij’ Ik hou van je: ‘Op die stille ogenblikken’ p. 29

PEETERS, Marijke [Gedichten], 45, pp. 11-12 ‘Als wij samen’ p. 11 Fossiel: ‘Eerste vorm van leven’ p. 12

1 Opdracht: Aan Frankie

[p. 280]

PENNARTZ, Cyriel Vrouw in de regen, 45, pp. 13-15 - met toelichting pp. 14-15 ‘De regen valt met wuivende gebaren’

PETERS, Hans [Gedichten], 45, pp. 16-17 Wandeling: ‘Onder een wandeling’ p. 16 Strandlopertje: ‘Klein strandlopertje’ p. 17

ROETMAN, Trudy [Gedichten], 46, pp. 30-32 1. Akwafoon: ‘Weemoedig sta ik in’ p. 30 2. ‘Op het land bemerk ik’ p. 30 3. ‘Geef bestaan een kans’ p. 31 4. ‘Ik reis op mijn paarden’ p. 31 5. Tekortgeschoten en beschaamd: ‘Vele woorden verzuimd’ p. 32 6. ‘Serenade van de eenzaamheid’ p. 32

SOUREN, Marlies [Gedichten], 46, pp. 33-36 ‘Ik ben gegaan’ p. 33 ‘Een prairie’ p. 34 ‘Ik groei in het geheim’ p. 35 ‘Er vliegen bloedende’ p. 36

STARKE, Robert [Gedichten], 45, pp. 18-21 ‘Geheugen kom terug’ p. 18 ‘Dit einde heeft geen slot’ p. 19 ‘De zee, die bruisende zeepdoos’ p. 20 ‘Nijlpaard groene hersenen’ p. 21 ‘Sprinkhaan mijn gedachten’ p. 21

VANSLEMBROUCK, Marcel [Gedichten], 45, pp. 28-31 Luidop denkt vader: ‘Luidop denkt vader aan morgen, naar’ p. 28 Zaaiende hand vader: ‘De fiets tegen de gevel is het enige dat’ p. 29 Weer offert moeder: ‘Met de dag waarvan zij het krieken meemaakt’ p. 30 Moeders welkom: ‘Omdat een band met thuis niet gauw springt’ p. 31

VROOMKONING, Victor Uit de cyclus ‘Verwijderingen’, 45, pp. 32-39 3. ‘Ze weet maar al te goed’ p. 32 6. ‘Ze leunt met gladde buik’ p. 33 10. ‘Toen zij met gretiggierige hand weggriste’ p. 34 13. ‘Zijn nek sneeuwt langzaam in’ p. 35 14. ‘Zij komt er nooit meer onderuit’ p. 36 15. ‘Het parfum’ p. 37 16. ‘Hij is de stenen vlinder’ p. 38 17. ‘Toen zij zich keerde’ p. 39

WIJLAND, Rineke [Gedichten], 46, pp. 37-38 ‘Ik heb geen wijn meer nodig’ p. 37 ‘Alleen zijn’ p. 38