| |
| |
| |
Kreatief
Literair- en kunstkritisch tijdschrift
Opgericht in 1966
Hoofdredakteur: Lionel Deflo
Redaktie: Roland Jooris, Patricia Lasoen, Roland Patteeuw, Stefaan van den Bremt, Eugène van Itterbeek, Hedwig Verlinde
Administrateurs: Elsie van Walleghem, Guido Aerbeydt
Redaktiesekretariaat, uitgave en beheer: Groeningestraat 23, 8610 Wevelgem
Jrg. X, |
nr. 1: |
[winter] 1976, 96 pp. = René Heyvaert, [Dagboek]Ga naar voetnoot1 |
|
nr. 2: |
lente 1976, 47 pp. = Stefaan van den Bremt, Lente in Vorst |
|
nr. 3: |
oktober 1976, 62 pp. = Jan Emiel Daele, 20 jaar literatuur op de Vlaamse televisieGa naar voetnoot2 |
|
nr. 4: |
november 1976, 163 pp. = Brecht, naar de letter |
|
nr. 5: |
december 1976, 95 pp. |
| |
I. Poëzie
ACHTEREN. Peter van
[Gedichten], 5, pp. 62-64
Advertentie: ‘voor wie de stilte’ p. 62 |
Tja: ‘vroeger was dat zo’ p. 62 |
Septemberavond: ‘dit is het einde van de zomer’ p. 63 |
Het pad: ‘maar waarom, zo vroeg de dame’ p. 63 |
Overzicht: ‘dat oudje deze winter’ p. 64 |
|
|
|
BOLLAERT, Gerdy
Onder mijn huid, 5, p. 52 |
|
|
BREMT, Stefaan van den
Nicolas Guillén, Spanje. Vier momenten van angst en een stem van hoop. Vert.: St. van den Bremt, 5, pp. 37-45 |
|
|
JONG, Martien J.G. de
[Gedichten], 5, pp. 53-55
Neo-realismus und kein Ende: ‘Misschien is er al genoeg gedacht’ p. 53 |
Sightseeing: ‘Walking amidst the raised sails’ p. 55 |
|
|
| |
| |
JOORIS, Roland
|
|
LASOEN, Patricia
[Gedichten], 5, pp. 57-61
Een jubileum: ‘Op onze lakens’ p. 57 |
Bijna dertig: ‘Jij beweert van niet’ p. 58 |
Negen: ‘De eerste tinteling (een beetje spanning’ p. 59 |
Ballade van de huisvrouw: ‘Wanneer je de kalenderbladen’ p. 60 |
Na het eten: ‘De tuin is al bijna niet meer van ons’ p. 61 |
|
|
|
MESTDAGH, Jan
[Gedichten], 5, pp. 46-51
‘En het verleden kleurde zich in zacht gelooid leder’ p. 46 |
‘Hoe prachtig toch ontrolt zich het tuinpad’ p. 47 |
‘Als de bevrijding komt’ p. 48 |
‘Voorwaar ik zeg u’ p. 49 |
‘Neem dit weg van mij’ p. 50 |
‘En dat er water genoeg naar de zee gevloeid is’ p. 51 |
|
|
|
ROGGEMAN, Willem M.
Gedicht voor Ulrike Meinhof, 5, p. 56
‘Sommigen kunnen het niet meer hebben’ |
|
|
|
T'HOOFT, Jotie
[Gedichten], 5, pp. 65-66
Een verdronkene: ‘Koud was het water, als mijn kosmos’ p. 65 |
Vogelschrik: ‘Op het veld dat de Zeis maaide’ p. 66 |
|
|
| |
ALSTEIN
De nieuwe romantiek, of de verleiding van een te gemakkelijke literatuur, 5, pp. 22-26
N.a.v. de oprichting van het tijdschrift ‘Dimensie’ |
|
|
|
BEURSKENS, Huub
De Japanse tuin, 5, pp. 16-21
Typering van het lyrisch werk van Gottfried Benn |
|
|
|
BRUYNSERAEDE, Marc
De kritiek van de kritiek, 5, pp. 81-83
‘De geloofwaardigheid van de kritiek staat of valt met de ernst waarmee de kritiek geschreven is, met de ernst waarmee hij gelezen wordt’. Over de lovende kritieken, vaak ‘vriendendiensten’, en afbrekende kritieken, en de betekenis ervan voor én de auteur én het publiek |
|
|
|
DEFLO, Lionel
Terug naar de bron. (Over de poëzie van Martien J.G. de Jong en de kritiek van Anton Korteweg), 5, pp. 27-32
|
|
| |
| |
Reactie (geweigerd door De Revisor) op een artikel van Anton Korteweg over de poëzie van M.J.G. de Jong (De Revisor, II, 1976, pp. 89-91) |
|
|
Het woord als wapen *, 5, pp. 86-89
Gunther Walraff, Ongewenste reportages, pp. 86-87 |
Miguel Angel Asturias, Weekend in Guatemala, pp. 87-88 |
Walter Kempowski, Met ons gaat alles goed, pp. 88-89 |
|
|
|
DENOO, Joris
Een kollage vertakt in akkolades, 5, pp. 67-69
|
|
|
DUMOULYN, Pierre
Is een schrijfster een schrijver? 5, pp. 84-85
Antwoord in de plaats van zijn vrouw, Patricia Lasoen, op Lionel Deflo's verzoek een artikel te schrijven over ‘De positie van de vrouw in de literatuur’. Over het feit dat ‘de positie van de schrijvende vrouw moeilijker, beperkter en meer aan kritiek onderhevig [is], dan dit het geval is bij een mannelijke collega’ (p. 85) |
|
|
|
ITTERBEEK, Eugène van
Het petje van Kareltje de Keizer. Een sociologische benadering van Elsschots ‘Een ontgoocheling’, 5, pp. 33-36 |
|
|
JONG, Martien J.G. de
Paul Rodenko (1920-1976) in de literatuurgeschiedenis, 5, pp. 2-15
Typering van het literair-kritisch klimaat na W.O. II (met o.a. Cola Debrot, Gerard Diels, P.H. Dubois, S. Dresden, Jan Walravens, D.A.M. Binnendijk, G. Ws. Hellinga) en het situeren in dit klimaat van ‘de internationaal georiënteerde en uiteindelijk “autonomistisch” en “formalistisch” ingestelde Paul Rodenko, wiens essays de spektakulaire en komplekse beweging van de experimentelen begeleidden’ (p. 15) |
|
|
|
JOORIS, Roland
Plastisch logboek. Enkele subjektieve notities en een gedicht bij beeldende kunst, 5, pp. 70-80 - Zie ook: Poëzie
O.a. over Gust de Smet, César, Amedée Cortier, Raoul de Keyzer, James Ensor |
|
|
|
T'HOOFT, Jotie
De nieuwe Hesse *, 5, pp. 89-90
Over de Herman Hesse-revival, met veronachtzaming evenwel van Hesses dichtwerk, en over Knut Hamsun, Honger |
|
|
Kritische afstand? Ho maar! *, 5, pp. 90-92
Maarten 't Hart, Ratten; Het vrome volk |
Martin Hart, De kritische afstand |
Ward Ruyslinck, In naam van de beesten |
Philip Brown, Oom Whiskers |
|
|
Manteau Marginaal (reeks) *, 5, pp. 94-95 |
|
| |
| |
VERLINDE, Hedwig
Partijtje ruw - partijtje geslepen (door Siegfried E. van Praag) *, 5, pp. 92-93 |
|
Languit rillen in de zon (door Irina van Goeree) *, 5, pp. 93-94 |
|
| |
Bijzonder nummer
Brecht, naar de letter
(nr. 4, 163 pp.)
Met facs. (voorzijde van het omslag) en met portret (achterzijde van het omslag) en karikaturen (p. 2, 76, 83) door Gal. |
Met Bibliografie van Bertolt Brecht in Nederlandse vertaling (pp. 161-163) |
|
BREMT, Stefaan van den
Woord vooraf, pp. 3-4
‘Op 14 augustus 1956 stierf Bertold Brecht in Oost-Berlijn ... De twintigste verjaardag van dit overlijden werd voor “Kreatief” een aanleiding om zich kritisch te bezinnen over de nalatenschap van deze reprezentatieve tijdgenoot’ |
|
|
Poëzie van Brecht vertalen... Een (embryonale) gedachtenwisseling met Gabriël Smit, pp. 27-46
Vergelijking van Gabriël Smits vertalingen in zijn bundel Grensverkeer met eigen vertalingen. |
‘Fragen eines lesenden Arbeiters’ en ‘An die Nachgeborenen’ uit Svenborger Gedichte |
|
|
Realisme en vervreemding in ‘Aus einem Lesebuch für Städtebewohner’. Een lezing ten gerieve van het voortgezet onderwijs, pp. 77-82 met |
|
Gedichten in vertaling, pp. 84-103
1. | Verwisch die Spuren - Wis de sporen uit, pp. 84-85 |
2. | Vom funften Rad - Van het vijfde wiel, pp. 86-87 |
3. | An Chronos - Tot Chronos, pp. 88-89 |
4. | Ich weisz, was ich brauche - Ik weet wat ik behoef, pp. 90-91 |
5. | Ich bin ein Dreck. Von mir - Ik ben een stront. Van mezelf, pp. 92-95 |
6. | Er ging die Strasze hinunter, den Hut im Genick! - Hij liep de straat af, met zijn hoed in zijn nek!, pp. 96-97 |
7. | Reden Sie nichts von Gefahr! - Praat U niet over gevaar!, pp. 99-100 |
8. | Laszt eure Träume fahren, dasz man mit euch - Laat die droom varen, dat men voor jullie, pp. 100-101 |
9. | Vier Aufforderungen an einen Mann von verschiedener Seite zu verschiedenen Zeiten - Een man krijgt vier keer onderdak bij verschillende personen op verschillende tijdstippen, pp. 102-103 |
|
|
|
DIELTJENS, Louis
Brecht en het realisme, pp. 105-160
‘Voor Brecht valt het begrip realisme samen met dat van de nieuwe, omgefunktioneerde kunst... Ik behandel in dit artikel de manier waarop Brecht dacht deze nieuwe, realistische kunst te maken’ |
|
|
| |
| |
Achtereenvolgens: a) het dialektisch werkelijkheidsbegrip en het begrip ‘produktie in de kunst’ (dit gedeelte handelt over de marxistische grondslag van Brechts realisme-theorie); b) Brechts opvatting over de verhouding tussen realisme en bepaalde artistieke vormen en technieken (door hem ‘artistieke produktiemiddelen’ genoemd); c) de vraag naar de receptie van realistische kunst... (of anders gezegd: de vraag naar de verhouding tussen kunst en sociale klasse) |
|
|
|
GEERTS, Leo
Brecht, de slechte, de asociale, pp. 5-26
Over Brechts houding tgo. medemensen en tgo. Duitsland, vooral op basis van Arnolt Bronnen, Tage mit Bertolt Brecht en van Klaus Völker, Brecht, eine Biographie en Brecht-Chronik |
|
|
|
ROBBERECHTS, Daniël
Kunst/Brecht/Kunst, pp. 47-75
Het lijkt ‘zinnig te zoeken of er een middel is om kunst zo om te funktioneren dat ze maatschappelijk wél aanvaardbaar zou zijn, en zelfs nuttig als het kan’ (p. 49) als men vooronderstelt ‘dat er een soort kunstenaar is, met een bepaalde soort artistieke praktijk en een bepaalde maatschappelijke funktie, van wie men moet wensen dat hij als kunstenaar overleeft. Welnu, hoe kunnen die praktijk en die funktie er zoal uitzien, aan de hand van de tekst Brecht?’ (p. 52) |
|
|
|
-
voetnoot1
- Dagboek, gedeeltelijk in facsimile, met een Ter inleiding (pp. 2-3) door Roland Jooris; met afbeeldingen, collages, portretten en tekeningen
-
voetnoot2
- Ondertitel: Een inhoudsanalyse van het informatief-literair programma ‘Vergeet niet te lezen’ vanaf het begin (1955) tot en met 1973. Met een uiteenzetting over De theorie van de inhoudsanalyse (pp. 6-17)
-
voetnoot1
- De titels met een * behoren tot de rubriek: Gewikt & gewogen
|