| |
| |
| |
De Revisor
Opgericht in 1974
Redaktie: Paul Beers, Tom van Deel, Jan Donkers, Dirk Ayelt Kooiman, Peter Verstegen
Redaktie-adres: Dorpsstraat 174, Middelie (NH)
Uitgever: Atheneum-Polak & Van Gennep, Amsterdam
Jrg. I, |
nr. 1: |
januari 1974, 64 pp. |
|
nr. 2: |
februari, 64 pp. |
|
nr. 3: |
april, 56 pp. |
|
nr. 4-5: |
juni, 92 pp. |
|
nr. 6: |
juli, 52 pp. |
|
nr. 7: |
september, 48 pp. |
|
nr. 8: |
november, 64 pp. |
|
nr. 9-10: |
december, 96 pp. = Literatuur en film |
| |
Artikels van de redactie
Verantwoording, 1, p. 1
Over De Revisor, als voortzetting van Soma |
|
|
Wezenloos *, 4-5, p. 93
Reaktie op J.J. Wesselo's bespreking van het eerste nummer van De Revisor in Het blijft allemaal onzin (Raam, 1974, 100, pp. 2-3) |
|
| |
I. Poëzie
BASART, R.A.
[Gedichten], 3, p. 36
Mijn oudtante: ‘Zoals zich in het voorjaar soms’ |
Scripta manent: ‘Slijt. Bederf. Wees niet bestand’ |
Stof tot stof: ‘Ouder worden is steeds minder’ |
|
|
|
BRASSINGA, Anneke
Sylvia Plath, Gedichten. Vert.: Anneke Brassinga, 7, pp. 3-5
De aankomst van de bijenkist, p. 3 |
Gestoken, p. 4 |
De bijeenkomst van de bijen, p. 5 |
|
|
|
DEEL, Tom van
[Gedichten], 1, p. 48
Groeten: ‘Een hele wereld rond de schemerlamp. Daar’ |
Eksters: ‘Wij staan met spelden in ons lijf te drogen’ |
|
|
[Gedichten], 2, p. 4
Portret van een roodborst: ‘Al dagen dood, maar nu voor jaren’ |
Tol: ‘Ach, met zoveel punaises en dan nog’ |
|
|
| |
| |
Diergaarde, 2, p. 22
‘Het zijn de mooiste hokken waar ook na lang’ |
|
|
Gedichten bij tekeningen [van Chr. J. van Geel], 4-5
‘In sierlijk omzien ligt haar kracht’ p. 49 |
‘Te zwaar voor stengels die in water’ p. 49 |
‘Je snavel steken naar wat leeft’ p. 52 |
‘In rimpels staan wij opgedeeld’ p. 71 |
|
|
Nergens, 4-5, p. 61
‘We zagen er wel heel erg tegen op’ |
|
|
[Gedichten], 6, p. 5
Bos: ‘Zolang ik stil sta, is er niets’ |
Vlieger: ‘Hij hangt al hoog en wil wel hoger’ |
|
|
|
DOOREN, Frans van
Petrarca, Canzoniere. Vert.: Frans van Dooren, 6, p. 27
Pelgrimage; Verlangen naar Laura; Eenzaamheid; Na Laura's dood |
|
|
|
FOKKEMA, Redbad
[Gedichten], 4-5, p. 9
Eben Haëzer: ‘Fietsend op Gazelle met oranje-rode biezen’ |
In doodsgevaar: ‘Die zomer ging ik Beppe zien, het kon’ |
|
|
|
GEEL, Chr. J. van
[Gedichten], 2, p. 18
De gevelde iep: ‘Hij liet zich zuchtend neer’ |
Vergeefse moeite: ‘Al hijs je je op ladders en in hutten’ |
Kleine boom in mist: ‘De horizon die hem omvangt’ |
Wandelkaart: ‘Geschetst het mulle en de moeite’ |
Dalende eend: ‘Een inval van herboren weelde’ |
Herfstdraad: ‘Het enige in deze kamer’ |
|
|
[Gedichten], 3, p. 25
Raam vol nachtvlinders: ‘Zij trillen tot zij zitten op’ |
Dal: ‘Wij zijn in stilte steen, geen trap’ |
Buikzwam de aardster: ‘Hij springt tot ster in slippen open’ |
Blad: ‘Voor het zich had bedacht lag blad’ |
Nestzang: ‘Uit witte kistjes kruipen’ |
|
|
[Gedichten], 8, p. 35
Boom om: ‘De met een open oog gevallen boom’ |
Bijen: ‘Als ik mij buk naar takken die ik raap’ |
St. Jacobskruid: ‘Als snoerde het de buikriem dicht’ |
Vlieg: ‘Een web, hij trekt de draad’ |
‘Het is alsof de dingen die gebeuren’ |
‘Het enige protest is doelloos zijn’ |
|
|
|
GRAFTDIJK, Tom
[Gedichten], 1, pp. 21-22
Het is zoals het is: ‘Na die tijd, waarin onzedelijke toenaderingen’ p. 21 |
La bête à deux dos: ‘In de badkamerspiegel gleed mijn’ p. 22 |
Kinderpoëzie: ‘Besmuikt theekleurig waren de executiemuurtjes opgebloeid’ p. 22 |
|
|
| |
| |
GROOT, Jacob
[Gedichten], 1, p. 41
Nachtwerk: ‘Land dat mij schrijven laat’ |
Offerande: ‘Dat ik hier, lopende langs de zee’ |
De vrijster van het meer: ‘De drift van de veldmuis is mijn leven’ |
|
|
[Gedichten], 4-5, p. 4
Venus: ‘Avondster boven de stroom’ |
Portret: ‘De sterrenhemel geeft hem weer’ |
|
|
|
HABAKUK II DE BALKER
Welshe gedichten, 1, pp. 17-19
Swansea Bay: ‘In het verlopen uileoog van het Grand Hotel’ p. 17 |
Winter: ‘De wind scherp, guur de helling, nauwelijks een schuilplaats’ p. 17 |
Aberystwyth: ‘Glorie reed heen’ pp. 17-18 |
Zeg nooit...: ‘De jonge groengetopte berkjes’ p. 18 |
Aan de edele vrouwe van Llanarth Hall: ‘O onwaardige, zwart van manen, paardeharige’ p. 18 |
Gnomic stanzas: ‘Sneeuw uit de bergen wit overal’ pp. 18-19 |
Harlech Castle: ‘Zou de straat nog de zee zijn die vroeger’ p. 19 |
Llandrindod Wells: ‘Vóór de donkere jaren genezing gebracht door duur water’ p. 19 |
|
|
Sonnet, opgedragen aan de Hooggeleerde Heer Prof. Dr. K.L. Poll, bijzonder Hoogleraar in de Natuur-kunde, 1, p. 63
‘Kakelde Algje drie woorden, twee waren gelogen’ |
|
|
Judaspenning, 7, p. 16
1. | ‘Judasdollar, hoei, valse judaspenning’ |
2. | ‘Zekere Judas verried een zekere Joshua’ |
|
|
Gedichten, 7, p. 17
De penseelschimmel (SF): ‘Veel hebben zij bedacht, mijn lieve penseelschimmels’ |
Het klavertjevier: ‘Daar staat hij, het klavertjevier’ |
De vlier: ‘Hoe de vlier hard kraakte’ |
|
|
|
HERZBERG, Judith
[Gedichten], 4-5, p. 17
Veulen: ‘Geef hem wat hij verlangt’ |
Samengebonden: ‘Samengebonden door het lot’ |
Afscheid van een zevenjarige: ‘Hij stapt naar voren, vanachter broer’ |
Mussen: ‘Neem één musseveer’ |
|
|
|
KOMRIJ, Gerrit
[Gedichten], 3, p. 15
De wachtkamer: ‘Bevroren zijn de koppen chocola’ |
Het laatste deeg: ‘We hadden vreemde gasten bij ons thuis’ |
|
|
|
KOPLAND, Rutger
Plaatsen, passages, 2, p. 29
1. | ‘Over het weiland valt uit lampen licht als’ |
2. | ‘Moeder in je ondergoed, met je roze’ |
3. | ‘Als een blinde glimlacht zij naar alle lege stoelen’ |
|
|
Plaatsen, passages 12, 4-5, p. 32
‘Geef mij maar de brede, de trage rivieren’ |
|
|
| |
| |
KORTEWEG, Anton
[Gedichten], 2, p. 9
Toverlantaarn: ‘Wanneer we, vermoeid, met z'n allen’ |
Op vaders knie: ‘'t Was een fietstocht langs de Rijn, jaren geleden’ |
|
|
|
KUIJPER, Jan
[Gedichten], 2, p. 17
Anthriscus Silvestris: ‘Bij de sluis konden wij twee kanten uit’ |
Cantharellus Cibarius: ‘De olifant was groen van top tot teen’ |
|
[Gedichten], 6, p. 16
Déjeuner: ‘Het middelpunt van 't huis: mijn chaise-percée’ |
Wilde dieren: ‘Een sloom leeuwtje versperde mij de weg’ |
|
|
|
MIN, Neeltje Maria
[Gedichten], 3, p. 19
Een vrouw bezoeken: ‘Geboeid door haar spiegelbeeld’ |
Is zij nu schadeloos gesteld?: ‘Kapok. Het opklapbed. Verloren tijd’ |
Je baart een zuil: ‘Je baart een zuil, een wanstaltige pilaar’ |
Een uur voor zijn dood: ‘Bedreven als hij in het sterven was’ |
|
|
|
OTTEN, Willem Jan
[Gedichten], 3, p. 11
Het offer: ‘Aan het einde van de wereld’ |
Het wonder: ‘Er zijn, ondanks de nacht, veel mensen’ |
Queeste: ‘Ooit heb ik op het hemeldak geschaatst’ |
De engelen: ‘De huisbaas is verdwenen’ |
Het hiernamaals: ‘De goudvis hapt naar lucht’ |
Het laatste oordeel: ‘In de achtertuin bevinden zich’ |
|
|
[Gedichten], 6, p. 11
Het grondvest: ‘Het grondvest van mijn stad bestaat’ |
Dode kaars: ‘Niemand die precies kon zien’ |
Hellingonderzoek: ‘Men heeft mij van mijn kade’ |
Dood water: ‘Ik heb mijn kater opgedregd en wacht’ |
|
|
Schip, onderschip, sop, konijn, meermin, kwal, 8, p. 36
M.S. De Vervulling: ‘Ik kan me pas ontvouwen als geen wind meer’ |
M.S. Altijd Wat: ‘'s Nachts bestaat het dat de eenden’ |
Het ruime sop: ‘Ze onderwerpt zich, zelfs haar minste golfje’ |
Konijn De Angst: ‘Ook al woon ik tussen eigen groenvoer’ |
Man op havenhoofd: ‘Zijn bankje ziet uit over schepen’ |
Bij een kwal: ‘Hij sleet zijn leven trouw aan elke stroming’ |
|
|
|
SMIT, Wilfred
Nagelaten gedichten, 8, pp. 27-28
Bij een verjaardag: ‘Iemand had een baard’ p. 27 |
Aan een zwaar zieke: ‘Verkoudheid aan een open venster’ p. 27 |
Breuk: ‘Het zilveren voetje’ p. 27 |
Elegie: ‘Wat een jonggestorven vader’ p. 27 |
Malacosóma Neustria: ‘De eerste decade juni’ p. 28 |
Arctia cája: ‘Grote bruine beer, graaf zeppelin’ p. 28 |
Smerînthus populi: ‘We hadden onze grauwe dood’ p. 28 |
|
|
|
SPAAN, H.
|
| |
| |
SPINALTA, D.
Aubrey Beardsley, Gedichten. Vert.: D. Spinalta, 2, pp. 43-46
Catullus. Carmen CI, p. 43 |
Kappersballade, pp. 44-45 |
De drie musici, pp. 45-46 |
|
|
|
STREEPJES, Igor
Alpencyclus, 1, pp. 9-12
‘Bergwei met sneeuw. Dus dit is Zwitserland’ p. 9 |
‘Doordat de sneeuw het terugkaatst is het licht’ p. 9 |
‘Een witte glijbaan boven mij: een piste’ p. 10 |
‘Met vijftig neem ik hellingen van vijf’ p. 10 |
‘Zo'n bergdorp bruist om negen uur van leven’ p. 10 |
‘Zien ze dan zelf niet hoe onmogelijk’ p. 10 |
‘Ik zit voor mijn châlet, aan een roodbruin’ p. 10 |
‘Waar 't skiënd volk zich tegen woekerprijzen’ p. 10 |
‘Raclette geheten (obligate rage’ p. 11 |
‘Verstikkend witte mist door alle drie’ p. 11 |
‘Drie dagen ingesneeuwd. Er wordt hier al’ p. 11 |
‘Een stuk Afghanistan in Zwitserland’ p. 11 |
‘Het dooit opeens een decimeter per’ p. 11 |
‘Sierra Torride, in de cinéma’ p. 11 |
‘En weer sneeuw. Mijn verblijf hier wordt een straf’ p. 12 |
‘Dagelijks vier gebroken ledematen’ p. 12 |
‘Om vijf uur gaat de telefoon. ‘Châlet’ p. 12 |
‘Met bloemen, boeken, chocola, een krant’ p. 12 |
‘De vierde dag al mag mijn brekebeen’ p. 12 |
‘De auto is gepakt en staat startklaar’ p. 12 |
|
|
Oden aan mijn huisvrouw, 7, pp. 9-10
‘Ze leek aanvankelijk mijn type niet’ p. 9 |
‘Die houdt van je. Die moet je zien te houden’ p. 9 |
‘De wellust van ons lijf’ p. 9 |
‘Ik kan je te duidelijk kwijt’ p. 9 |
‘Ze groeit op mij, zoals het Engels zegt’ p. 9 |
‘Als ik niet wil dat haar gezicht’ p. 9 |
‘Ze heeft in haar jonge leven’ p. 9 |
‘Ze heeft me heel wat gegeven’ p. 9 |
‘Gisteren leek het me wel’ p. 10 |
‘Het is met ons gedaan’ p. 10 |
‘Na zo'n onderkoeld’ p. 10 |
‘Die avond, misschien door de weed’ p. 10 |
‘Je ziet het haar wel aan’ p. 10 |
‘Mijn warme lijf gebogen tegen het hare’ p. 10 |
‘Gevoelloosheid omgezet’ p. 10 |
‘Drank, gezelschap, muziek’ p. 10 |
‘Lief Venusdier, je bent’ p. 10 |
|
|
|
TENTIJE, Hans
Poging met een ‘aviette’ (vliegfiets), Parijs 1900, 8, p. 37
‘'t Houtwerk van de tribunes te nat om te gaan zitten’ |
|
Zelfportret met eieren en zwarte hoed, 8, p. 37
‘Gesprongen 't email op de bodem van de kom’ |
|
|
|
TEYLINGEN, Hendrik van
Ommetje bezuiden de Bijlmermeer, 2, p. 41
‘In rechte lijn naar Abcou gaat niet’ |
|
|
| |
| |
‘Vlak voor ik haar per abuis plat trap’ |
‘Wel godvergodvergodverdomme’ |
‘Wel eens alleen in het zand gestaan’ |
‘Terwijl de wind het snot uit je neus’ |
‘Een zaadpluisje op je lip is precies’ |
|
|
|
WILMINK, Willem
Liedjes uit de Stratenmakeropzeeshow, 8, pp. 42-43
Prikkebeen: ‘Zo zie ik er heel mooi uit voor het feest’ p. 42 |
Martijn geeft een partij, p. 42 |
Pianospel: ‘Oktoberavond. Schemeruur’ p. 43 |
Visite uit de hemel: ‘Ik ben een jongen uit de stad’ p. 43 |
|
|
| |
II. Proza
ARION, Frank Martinus
Bijverschijnselen, 4-5, pp. 2-4 |
|
|
DONKERS, Jan
Ouders van nu, 2, pp. 5-9 |
|
Niet verder vertellen, 8, pp. 2-8 |
|
Lijnen in het land, 4-5, pp. 5-9 |
|
|
JACOBS, Pszisko & BEERS, Paul
Marian Pankowski, [Verhalen]. Vert.: P. Jacobs en P. Beers
De heer met het kleine hoofdje. Uit: Martuga komt, 1, pp. 33-38 |
Paraska. Uit: Martuga komt, 3, pp. 20-24 |
Tweede bezoek aan de Burgervrouw, 7, pp. 11-15 |
Aftelversjes & Het scheerbakje, 8, pp. 29-34 |
|
|
|
JALVINGH, Luc
Anthony Paul, Incident op de ringlijn. Vert.: Luc Jalvingh, 6, pp. 6-10 |
|
|
KOOIMAN, Dirk Ayelt
Souvenirs, VIII en X; XIII; XII, 1, pp. 2-8; 3, pp. 12-15; 4-5, pp. 10-16 |
|
|
KROL, Gerrit
Hoe schrijf je een roman?, 6, pp. 2-5 |
|
|
MALSEN, Willem van
Van hand tot hand, 2, pp. 30-36 |
|
|
MATSIER, Nicolaas
Scheltema Oostersche Kunst, 4-5, pp. 18-32 |
|
| |
| |
MEIJSING, Doeschka
De zaak Judith Reiss, 3, pp. 16-18 |
|
De hanen, 4-5, pp. 41-43 |
|
|
PIJL, K. van der
Een schrijver aan het werk, 4-5, pp. 44-48 |
|
|
POL, Barber van de
Nelson Marra, De lijfwacht. Vert.: Barber van de Pol, 6, pp. 34-40 |
|
|
PLOMP, Hans
Taras Bustos en de eeuwigheid, 2, pp. 14-17 |
|
Zo boven-zo beneden, 7, pp. 6-8 |
|
|
ROMIJN MEIJER, Henk
Absolutely free, 4-5, pp. 50-52 |
|
|
TUINMAN, A.
Uit een dagboek, 1, pp. 42-48 |
|
|
VERSTEGEN, Peter
Van een lief gezicht en een man met karakter, 4-5, pp. 53-57 |
|
|
WEERLEE, Duco van
De Hand-1960, 4-5, pp. 58-61 |
|
| |
ANBEEK, Ton
Een nieuwe Vestdijk*, 1, p. 59
Satirische schets over een nieuwe roman van Vestdijk die via een medium overgebracht wordt |
|
|
Merlyn en de poëzie, 3, pp. 39-40
Over de poëzieopvattingen van het tijdschrift Merlyn |
|
|
So long, de nieuwe Polanski, 3, pp. 50-51 |
|
|
ARION, F.M.
Sticusa's relatiegeschenk*, 4-5, pp. 87-91
Over de door de Sticusa samengestelde bloemlezing Kennismaking met de Antilliaanse en Surinaamse poëzie |
|
|
|
ASMA, Tineke van
Brief aan Ischa Meijer*, 8, pp. 62-63
Over Ischa Meijer, Brief aan mijn moeder |
|
|
| |
| |
BATTUS
Moedwil of misverstand?, 1, pp. 55-56
W.F. Hermans, Het evangelie van O. Dapper Dapper |
|
|
|
BEERS, Paul
Klein lustrum, een collage uit literaire essays, 1, pp. 49-53
Bespreking van o.m. |
Literair lustrum 2 door Kees Fens, H.U. Jessurun d'Oliveira, J.J. |
Oversteegen |
H. Kaleis, Schrijvers binnenste buiten |
Paul de Wispelaere, Paultegenpaul |
Kees Fens, Tussentijds |
J. Weverbergh, Puin |
|
|
Philo en de anderen, 2, pp. 47-49
Philo Bregstein, Persoons-bewijs |
|
|
Ons infant Hopper*, 2, pp. 57-58
|
|
Tamars zeurderig verlangen naar het paradijs, 3, pp. 43-46
Renate Rubinstein, Tamarkolommen |
|
|
Geluyter*, 3, pp. 47-48
Over Guus Luyters column in Het Parool |
|
|
Het depressieve proza van Ionesco, 4-5, pp. 78-80
Over Eugène Ionesco, Le solitaire |
|
|
Kafkd herdacht*, 6, pp. 51-52
Over de vertaling van Franz Kafka's Dagboeken door Nini Brunt |
|
|
Vertrossing of Marissing?*, 8, pp. 61-62
Over de crisis in de literaire kritiek n.a.v. Lidy van Marissings recensie van de tentoonstelling Reizende bladen in De Volkskrant van 26 oktober 1974 |
|
|
|
BERGH, H. van den
Toneel indruk, 8, pp. 59-60
Werk van Elia Canetti en Witold Gombrowicz |
|
|
|
BLOMMERS, Jan
De lezer op het verkeerde been gezet*, 2, pp. 62-63
Over Karel Hakkert, Beide gedichten |
|
|
|
BOOIJ, G.E.
Noam Chomsky: taalkundige, rationalist en politiek filosoof, 4-5, pp. 63-67
Bespreking van Chomsky's For reasons of state; ‘centraal in het denken van Chomsky staat zijn opvatting van de mens: de belangrijkste eigenschappen van de mens zijn diens vrijheid en waardigheid’ |
|
|
|
DEEL, Tom van
Achterberg als revisor, 1, pp. 39-40
N.a.v.R.L.K. Fokkema, Varianten bij Achterberg |
|
|
| |
| |
Zwamgevoel, 1, p. 62
Over recente dichtbundels van Marcel van Maele, W.M. Roggeman, Clem Schouwenaars, Guy van Hoof, R. van de Perre, Agnes Snitker, Marcel Messing, Bert E. Kooijman |
|
|
Huilen met Hedwig Speliers*, 2, pp. 59-60
Over diens G.K. van het Reve en de groene anjelier en Die verrekte gelijkhebber |
|
Onzin van Cornets [de Groot]*, 2, p. 61
N.a.v. diens Intieme optiek. Een feuilletonessay |
|
Mislukte bloemlezing*, 2, p. 62
Hans van de Waarsenburg en W.M. Roggeman, Vijftig na 50 |
|
|
|
DONKERS, Jan
Michael Mok, Document: Een interview met F. Scott Fitzgerald. Inl. en vert.: Jan Donkers, 1, pp. 13-16 |
Boekbespreking, 1, pp. 57-58
Ph. Roth, De borst; H. Selby, Cel; J. Purdy, Kleur van duisternis |
|
|
Poulet*, 4-5, p. 87
Over Sybren Polet, Literatuur als werkelijkheid. Maar welke? |
|
|
New Journalism, 6, pp. 46-48
T. Wolfe, The New Journalism |
Hunter S. Thompson, Fear and loathing on the campaign trail |
|
|
Burr (door Gore Vidal), 7, pp. 44-45 |
|
|
DOOREN, Frans van
Francesco Petrarca 1374-1974: ‘Sarô qual fui, vivrô com'io son visso’, 6, pp. 24-26 - Zie: Poëzie |
|
|
FLAMMERSFELD, Marie-Louise
Het sluitwerk van Ludwig Wittgenstein, 8, pp. 17-21 |
|
|
FOKKEMA, R.L.K.
Een nietszeggende inleiding*, 3, pp. 48-50
Over de inleiding op Vijftig na '50, een bloemlezing samengesteld door Hans van de Waarsenburg en Willem M. Roggeman |
|
|
Gedroomd wielrijden, 6, pp. 43-44
A. Zuiderent, De afstand tot de aarde |
|
|
De intellectuele lyriek van Gerrit Kouwenaar, 8, pp. 55-58
Gerrit Kouwenaar, Landschappen en andere gebeurtenissen |
|
|
|
FONTIJN, J.
Jan Arends I presume?, 8, pp. 48-53
Jan Arends, Ik had een strohoed en een wandelstok |
|
|
|
GRAFTDIJK, T.
Revistische spraakgewoonten*, 1, pp. 59-62
Over het taalgebruik van G.K. [van het] Reve |
|
|
| |
| |
Peter Handke, De geborgenheid onder het schedeldak. Vert.: T. Graftdijk, 2, pp. 2-4
Toespraak bij de aanvaarding van de Büchnerprijs van de Akademie voor Taal en Letteren te Darmstadt |
|
|
In gesprek met Harry Mulisch, 3, pp. 2-10 |
|
|
HAAKMAN, Anton
Alphonse van Worden in een doolhof van spiegels, 8, pp. 44-47
Over Jan Potocki, Veertien dagen uit het leven van Alfons van Worden |
|
|
|
HEITE, H.R.
De witte sjamaan (door H.C. ten Berge), 2, pp. 54-55 |
Lapsus en Larie*, 2, p. 58
Over Carel Peeters' reaktie in Vrij Nederland van 24 november 1973 op het verdwijnen van Soma en het verschijnen van De Revisor |
|
|
Holland Dada, in journaalvorm, 6, pp. 41-42
K. Schippers, Holland Dada |
|
|
|
HERMANS, W.F.
Ludwig Wittgenstein, Tractatus Logico-Philosophicus. Vert. en van een nawoord en aantekeningen voorzien door W.F. Hermans, 8, pp. 9-16 |
|
|
HOPPER
Lessen in agressieve essayistiek*, 3, pp. 54-56
Reaktie op Paul Beers, Ons infant Hopper (2, pp. 57-58) |
|
|
|
JACOBS, Pszisko
Het proza van Marian Pankowski, 1, pp. 29-32 - Zie: Proza |
|
|
JANSSEN, Frans A. & DELVIGNE, Rob
Aanvullingen op de Bibliografie van de verspreide publicaties van Willem Frederik Hermans, 3, pp. 36-38 |
|
|
KAAL, Ron
De terugkeer van Bonnard, 1, pp. 23-24 - Met ill.
Over Reinier Lucassen en Ger van Elk |
|
|
Ach, meine Sprache wird nicht verstanden..., 2, pp. 10-13; 6, pp. 28-32; 7, pp. 25-28 - Met ill.
Over de ‘taal’ van de reklame |
|
|
De schilders, 4-5, pp. 33-40 - Met ill.
Interview met R.W. van de Wint |
|
|
Culturio*, 4-5, p. 81
Over de achterlijke kultuuropvattingen en de kulturele onwetendheid van de voorzitter van de Raad voor de Kunst, de Minister van Cultuur en de wethouder voor Cultuur van Amsterdam |
|
|
Inleiding bij: Jeroen Henneman, Golden Gate Bridge in heavy fog, 6, p. 17 - Zie: illustratie |
|
| |
| |
KEULEN, Mensje van
Langs deze mij onsympathieke weg...*, 2, pp. 58-59
|
|
|
KOOIMAN, D.A.
Les Mots de K.L. Poll*, 3, pp. 51-52
Satire op K.L. Poll die in de NRC (8.2.1974) schreef over Liefde en democratie |
|
|
Ook leuk*, 3, p. 56
|
|
Beroemde persoonlijkheden XXVII. Hoe ik mijn beste vriend ontmoette*, 3, pp. 56-57
|
|
|
KUUPER, Jan
Tussen het biografisch wit, 3, pp. 41-43
Chr. J. van Geel, Enkele gedichten |
|
|
Sonnet*, 7, pp. 36-38
Kees Winkler, Waar nooit gemaaid wordt |
Tymen Trolsky, Liederen van weemoed, wanhoop en waanzin |
Jan Kal, Fietsen op de Mont Ventoux |
|
|
|
LEMM, Robert
Het verraad van Rita Hayworth (door M. Puig), 2, pp. 55-56 |
|
|
LUIJTERS, Guus
Herinneringen aan morgen*, 4-5, pp. 91-92
Reaktie op Paul Beers, Geluyter (3, pp. 47-48) |
|
|
|
MATSIER, Nicolaas
Is het internationale filosofenprojekt al niet internationaal genoeg geweest?*, 7, pp. 46-47
Over F. Elders, Reflexive water. The basic concerns of mankind |
|
|
|
MATTHIJSSE, André
Een literaire vorm van zelfmoord, 2, pp. 49-50
Ulrich Plenzdorf, Die neuen Leiden des jungen W. |
|
|
|
MEIJSING, Doeschka
Strong opinions (door Vladimir Nabokov), 6, pp. 48-49 |
|
|
OTTEN, Willem Jan
Een minderjarige paus*, 3, pp. 53-54
|
|
|
PIJL, K. van der
De morele verontwaardiging van Walraff, 7, pp. 39-41
Günter Walraff, Het gewone kapitalisme |
|
|
|
PROPER, Rogier
Een geval van plagiaat*, 4-5, pp. 92-93
Over het scenario voor de film Straf van Olga Matze |
|
|
| |
| |
ROMIJN MEIJER, Henk
Malcolm Lowry: het variété van de hel op aarde*, 6, pp. 12-15
Bespreking van Douglas Day, Malcolm Lowry |
|
|
Sylvia Plath: de poëzie van het risico, 7, p. 2
Zie: Poëzie, sub Anneke Brassinga |
|
|
|
ROSS, Leo
Adinda aan de Ganges, 4-5, pp. 68-71
Over Multatuli's Max Havelaar, hoofdstuk 10: de tirade van Droogstoppel tegen Heine's Auf Flüglen des Gesanges |
|
|
Commentaar op ‘Pijpelijntjes’, 7, pp. 29-32
N.a.v. de herdruk van Jacob Israël de Haan, Pijpelijntjes |
|
|
|
RUITER, Willem de
De eenzaamheid van Bob Dylan. Desolation row revisited, 7, pp. 33-35
‘Het is mijn bedoeling om... een kleine bijdrage te leveren tot het begrijpen van... Desolation row’ |
|
|
|
SABARTE BELCORTU, Mariolein
Afval en dorre bladeren (door Gabriel Garcîa Marquez)*, 7, pp. 41-42 |
|
|
SPINALTA, D.J.
De drie gedichten van Aubrey Beardsley, 2, p. 42 - Zie: Poëzie |
|
|
VERDAASDONK, H.
Echte Avant-Garde, 2, pp. 19-22
Aan de hand van recensies op J. Cortazar, Rayuela, wordt gewezen op problematische eigenschappen van recensies |
|
|
Lektuurnotities bij Wolf Wondratschek, 4-5, pp. 72-77
Over de tekstopvattingen van Wondratschek, die overeenkomsten vertonen met die van J.F. Vogelaar, Willy Roggeman e.a. ‘Het onderstaande is zo tevens bedoeld als een eerste, bescheiden stap tot het opzetten van een kader waarin over de laatstgenoemde auteurs iets gezegd kan worden dat informatiever is dan de grafstilte die hen... thans omgeeft’ |
|
|
Vormen van literatuurwetenschap
1. | Methodologie, 7, pp. 18-24 |
2. | Literatuurwetenschap en hermeneutiek, 8, pp. 38-41 |
|
|
|
VERHEUL, Kees
Erinyen weggesloten in de honingpot. Over de poëzie van Wilfred Smit (1934-1972), 8, pp. 22-26 - Corr., 1975, 1, p. 69 |
|
|
VERSTEGEN, Peter
Nabokovs Doorzichtige dingen, 2, pp. 51-52 |
|
Plomps plurifrene santenkraam, 2, pp. 52-54
Hans Plomp, Satan ontmaskerd |
|
|
| |
| |
De spelling van 1990, 3, pp. 26-32 |
|
Adviezen aan een jong schrijversechtpaar*, 4-5, pp. 81-85
Aan Joyce & Co n.a.v. Work in progress en andere goden (Maatstaf, XXI, 1973, 5-6, pp. 56-66 |
|
|
Superieur wanhopig leuk doen, 6, pp. 49-50
|
|
Burniers strijd tegen het y-chromosoom, 7, pp. 43-44
Andreas Burnier, Poëzie, jongens en het gezelschap van geleerde vrouwen |
|
|
|
WEERLEE, Duco van
Zelfmoord en literatuur, 6, pp. 45-46
A. Alvarez, De wrede god. Een studie over zelfmoord |
|
|
|
WINTER, G.A. von
Ludwig Wittgenstein en Wenen, 2, pp. 37-40 |
|
| |
V. Illustratie
GEEL, Chr. J. van
Tekeningen [bij gedichten van Tom van Deel], 4-5, pp. 49, 52, 71 - Zie: Poëzie |
|
|
HENNEMAN, Jeroen
Tekening, 4-5, omslag |
Golden Gate Bridge in heavy fog (tekeningen), 6, pp. 17-23 |
|
|
HOLSTEIN, Pieter
Het raam, 2, pp. 23-28 - Foto's met teksten |
Tekeningen, 6, pp. 10, 44 |
|
|
HOLSTEIN, Pieter & ROELOFSZ, Joost
Tekeningen, 8, pp. 8, 43, 57, 61, 64 |
|
|
KAAL, Ron
Tekening [van W.F. Hermans], 1, p. 54 |
Tekening [van Gerard K. van het Reve], 1, p. 61 |
Tekening van Wittgenstein, 2, p. 37 |
|
|
KOOIMAN, Geert
|
|
LUCASSEN, Reinier & ELK, Ger van
Bonnard ... Le retour de Bonnard, Bonnard, 1, pp. 25-28
|
|
|
MALSEN, Wim
|
| |
| |
ROELOFSZ, Joost
Tekeningen, 3, pp. 5, 18, 24 |
Tekeningen, 6, omslag en pp. 41, 51 |
Tekeningen, 7, pp. 8, 24, 36, 38, 40-42, 45, 46 |
|
|
VELDMAN, Poeka
Tekeningen, 3, pp. 21, 23 |
Tekeningen, 4-5, pp. 21, 23, 25, 27, 29 |
Tekeningen, 7, pp. 12, 15 |
Tekeningen, 8, pp. 31, 33 |
|
|
WIARDA, Dick & NOORDHOEK, Wim
Het einde van Rome, 3, pp. 33-35 |
|
| |
Bijzonder nummer
Literatuur en filmGa naar voetnoot1
(9-10, 96 pp.)
Redacteur: Ron Kaal
ANBEEK, Ton
De scenario's van Pinter, pp. 31-38 |
|
|
BEERS, Paul
Alexandre Astruc, De schrijvende camera (1948). Vert.: Paul Beers, pp. 63-64 |
|
Pier Paolo Pasolini, De poëtische film (1965). Vert.: Paul Beers, pp. 70-77 |
|
|
BLOEM, Rein
Hoe de poëzie op verhaal wou komen. Over schrijven en filmen, pp. 55-56 |
|
Roman en film (door J.M. Peters)*, 9-10, pp. 94-95 |
|
|
BREGSTEIN, Philo
Waarom?, pp. 52-55
Over het schrijven van een scenario |
|
|
Gesprek met Marguerite Duras, pp. 57-62 |
|
|
BUEREN, Peter van
Literatuur en film: een gesprek, pp. 39-47
Deelnemers: Paul Verhoeven, Jan Wolkers, Dirk Kooiman, Jan Blokker en Ron Kaal |
|
|
| |
| |
DELVIGNE, Rob
Als twee druppels water?, pp. 21-22
Over Fons Rademakers' verfilming van De donkere kamer van Damocles van W.F. Hermans |
|
|
|
HAAKMAN, Anton
Langs omwegen naar het einde. Grondvormen van het filmverhaal, pp. 23-30 |
|
|
JANSSEN, Frans A.
Leve de democratie*, 9-10, pp. 89-93
N.a.v.W.F. Hermans' televisiespel Periander |
|
|
|
KAAL, Ron
Acht vragen aan twaalf schrijvers, pp. 2-13
Remco Campert, Hugo Claus, Johan Daisne, Rinus Ferdinandusse, Heere Heeresma, Judith Herzberg, Anton Koolhaas, Kees van Kooten, Ton Kortooms, Hubert Lampo, Ivo Michiels en Maria Rosseels |
|
|
|
POLET, Cora
Scènes uit een huwelijk, 9-10, pp. 93-94
Over Ingmar Bergmans gelijknamige film |
|
|
|
TINDEMANS, Jan
Christian Metz, Aantekeningen voor een fenomenologie van de vertelling (1968). Vert.: Jan Tindemans, pp. 77-80 |
|
|
VERDAASDONK, H.
Semiotiek en film. Het begrip kode bij Christian Metz, pp. 81-85 |
|
|
VERSTEGEN, Peter
André Bazin, De evolutie van de filmtaal (1958). Vert.: Peter Verstegen, pp. 65-69 |
|
|
-
voetnoot1
- De titels met een * behoren tot de rubriek: Gemengde gevoelens
-
voetnoot1
- Met talrijke foto's en met een verklarende woordenlijst door Anton Haakman achterin
|