jongens, die daarnet bij de auto stonden, het dorp ingaan.
En wat doen Jan Willem en zijn vrienden?
Zij vertellen tegen alle kinderen, dat er een donkere jongen in het dorp is gekomen.
Hij is bij de familie Vroom in huis. Zo heten tante Ans en oom Rien met hun achternaam.
Ja, zo gaat het in een dorp. In een dorp weten de grote mensen en de kinderen een heleboel van elkaar.
Joeko weet alleen, dat hij nu in een klein paleis is aangekomen. Een paleis, waarin hij een eigen kamertje heeft. Hij weet ook al, dat tante Ans en oom Rien goede, vriendelijke mensen zijn.
En met z'n nieuwe hond Bontje is hij dolgelukkig. Zo gelukkig, dat hij op 't ogenblik zijn vriendjes uit zijn eigen dorp helemaal vergeten is.
‘Zijn hier slangen?’ vraagt hij nog aan tante, als hij 's avonds onder de heldere witte lakens kruipt.
‘Wel muggen, die net als in Suriname heel gemeen kunnen steken,’ lacht tante. ‘Maar die spuiten we hier meteen dood.’
Daar snapt Joeko helemaal niets van. Muggen, die je dood kunt spuiten. Dat moet wel iets heel bijzonders zijn.
Het lijkt wel een wonderland, waar ik nu ben terecht gekomen, peinst Joeko, als hij in bed ligt. Een wonderland met allerlei vreemde dingen, die ik nog nooit heb gezien.