houden we een vliegerwedstrijd. Ik ga straks op de bromfiets naar de stad om wat prijzen te kopen.
En... Joeko heeft jullie zelf nu ook wat te vertellen.’ De pater geeft Joeko een knipoogje, om hem aan te moedigen.
‘Bedoelt u, dat ik naar Nederland... Eh, mogen ze dat allemaal weten?’ vraagt Joeko.
‘Natuurlijk! Vertel het maar,’ lacht de pater.
‘Ik mag misschien heel lang in Nederland gaan logeren, bij een zuster van de pater,’ zegt Joeko.
‘Precies,’ knikt de pater. ‘Als Joeko tenminste wil. Want daar ben ik nog niet zeker van.’
‘Joeko, dat moet je doen!’ roepen een paar jongens. ‘Nou, ik zou 't wel weten, hoor,’ zegt Nico. ‘Ik ging.’ ‘Bof jij even!’ vinden de meisjes.
‘Hij gaat met een vliegtuig,’ vertelt de pater. ‘Of wil je liever niet, Joeko?’
Joeko geeft niet direct antwoord. Hier weg uit het dorp, waar hij altijd gewoond heeft, dat is voor zo'n eenvoudige jongen een grote stap. En dan naar zo'n ver land, waar het soms zo koud is, dat je dikke kleren moet dragen.
In Suriname schijnt de zon bijna altijd. Het is hier soms zo warm, dat je net als de meeste jongens uit het dorp, alleen maar een broekje hoeft te dragen.
‘Ik weet het nog niet,’ zegt Joeko zacht.
‘Natuurlijk niet,’ begrijpt de pater. ‘Je mag er gerust een paar nachtjes over slapen.’
‘Ik vind het dom, als je niet gaat,’ zegt Bruno, de sterkste jongen van allemaal. ‘Als Joeko niet wil, mag ik dan, pater?’
Dan vertelt de pater, waarom hij het aan Joeko heeft