[‘Hij dacht, als je vijfenveertig bent hoor je toch getrouwd te zijn’]
hij dacht, als je vijfenveertig bent hoor je toch getrouwd te zijn. Als je dan nog niet getrouwd bent komt er niets meer van.
Toen was hij in bed met de hele wereld, met alle mensen. Maar het was wel een bedompte ruimte. Het rook naar ontlasting en de lakens van het bed waren zo groezelig.
Hij lag naast zijn vrouw. Maar die was helemaal aangekleed, met een blauw mantelpakje. Hij drukte zich tegen haar rug zodat haar billen in zijn schoot waren. Het was wel een fijne vrouw. Een beetje dik, maar dat vond hij juist goed. Ze moest zich wel uitkleden, anders was hij nog niet getrouwd. Als ik nu getrouwd ben, dacht hij, is alles toch nog in orde gekomen. Het had wel lang geduurd. Toen hij zestien was had zijn tante al gevraagd waarom hij geen werk van een meisje maakte. Dat deden immers alle jongens van zijn leeftijd. Daar had hij maar geen antwoord op gegeven, want dan had hij immers de andere dingen ook moeten vertellen, en zulke dingen vertel je niet. Dat zou onbehoorlijk zijn, of wat nog erger was, gek.
Zijn vrouw had haar hoofd omgedraaid, en ze keek hem nu aan. Ze had een lief gezicht. Het leek wel of zij zich ergens voor schaamde. Ze zei, ‘Je moet weten dat ik twee baarmoeders heb.’ Dat was het dus. Ze had twee baarmoeders en daarom lag ze bij hem. Het kon ook niet