| |
| |
| |
Hoofdstuk VII......
laat Mr. Darr terugverlangen naar de dagen van de zwijgende film, en verhaalt hoe Prinses Ferinah de huwelijksklokken hoort luiden zonder te weten waar de klepel hangt
I
‘Gwynn... Gwynn...!’
Dezelfde verre echo's, welke Algamemnon's woorden vervormden, toen hij wegzonk in zijn bewusteloosheid, galmden opnieuw onder Mr. Darr's schedeldak, nu hij - zo'n paar millioen jaar later, naar het hem toescheen - moeizaam naar het licht terugkrabbelde. Z'n hoofd scheen uitgezwollen tot de grootte van een flink bioscooptheater, waarin alle stoelen bezet waren door een sadistisch publiek, dat er een satanisch genoegen in vond met bergschoenen op z'n hersens te trappelen, zodat het gehele theater schudde en sidderde van een pijn, die niet meer van deze wereld was. Over z'n oogballen flitsten verwarde herinneringsbeelden die op een of andere manier van weerhaken en scheermessen voorzien waren, en tot overmaat van ramp ging deze helse film vergezeld van dat smartelijke echo-effect, dat meer dan voldoende was om iemand met weemoed naar de dagen van de stomme film terug te doen verlangen.
| |
| |
‘Gwynn...! Oh... Gwynn!’
Mr. Darr slikte moeilijk en trachtte zich los te maken uit deze surreële kermis. Z'n nek deed moordende pijn en het leek hem of al z'n schouderspieren wreedaardig uiteen gescheurd waren.
‘Hij is dood...! Jullie hebt hem vermoord...!’
‘Was het maar waar,’ mompelde Mr. Darr kreunend, en opende knipperend de ogen. ‘O, m'n hóófd!’
Hij lag op de grond in een duister vertrek, dat zeer onvoldoende verlicht werd door een zaklantaarn. Enige donkere figuren rezen rond hem op, als helse scherprechters uit een burgerlijk melodrama, en om die laatste indruk nog te versterken lag er een soort engel naast hem geknield, die zich dicht tegen hem aandrukte en hem thans stralend aankeek.
‘Goddank; hij lééft...!’ sprak de engel opgetogen.
‘Je zou aanzienlijk minder voldaan zijn als je m'n hoofd kon voelen,’ zei Mr. Darr smartelijk en hees zichzelf mooizaam in zittende houding. ‘Hallo, Anne-Claire. Ze hebben jou dus ook te pakken gekregen.’
Met z'n hand tegen z'n nekwervels gedrukt keek hij langzaam de hem omringende kring rond, terwijl de herinnering aan alles wat er gebeurd was traag in hem terugvloeide, om eindelijk z'n blik op de man met de lantaarn te laten rusten. ‘Algamemnon. Eer deze geschiedenis tot een einde gekomen is, zal ik jou minstens even hard met een eind gaspijp op het einde van je ruggemerg timmeren, dat beloof ik je!’
In de duisternis begon iemand zacht te lachen.
‘Inderdaad, hij is een opmerkelijk man, Uw Mr. Darr, mijn waarde Algamemnon. U hebt niet overdreven.’
| |
| |
‘En dan heb je mij nog niet eens door drie brandende hoepels zien springen, terwijl ik op een zingende zaag het Urenburcher Volkslied speel,’ zei Mr. Darr bijterig, terwijl z'n blik de lacher zocht. ‘Ik ben een onuitputtelijke bron van grapjes en jolijt, vriend. En wie ben jij...?’
Het licht zwaaide scherp terug en omspeelde eensklaps een slanke, grijsharige verschijning, die hem met een vage glimlach gadesloeg. Mr. Darr nam hem kwaadaardig op.
‘Uwe Hoogheid... Ik had het kunnen weten.’
Hij stond op en bekeek de mannen om zich heen vol afgrijzen. Toen hij langzaam in z'n binnenzak tastte, maakte de dikke man een snelle beweging met z'n revolver. Darr haalde de schouders op, terwijl hij rustig z'n sigarettenkoker te voorschijn haalde en zich voorzag van een van z'n geliefkoosde, loodzware sigaretten. ‘Je moet zo langzamerhand eens wat minder verraderlijk tussen de partijen heen en weer gaan springen, Hector,’ raadde hij vaderlijk. ‘Op jouw leeftijd zijn de zenuwen ook niet meer wat ze waren...’
Ze keken allemaal naar hem, terwijl hij z'n sigaret aanstak. De kleine vlam in zijn handen trilde niet in het minst. Maar achter dit koele masker van spot en onaandoenlijkheid, scheerde het zoeklicht van z'n brein razend snel over de veranderde omstandigheden en trachtte de situatie helder te krijgen.
Hier stonden ze, dacht Mr. Darr, tezamen in een donker huis, dat vermoedelijk maar erg weinig nodig had om in de lucht te springen. Ze moesten het meisje te pakken hebben gekregen nadat zij de hoofdschakelaar bediend had, en uit de duisternis leidde hij af, dat ze van Anne-Claire geleerd hadden, hoe
| |
| |
ongezond het inschakelen van het electrisch licht was. Dat was het eerste punt. Het tweede punt behelsde het probleem, waarom Algamemnon thans de zijde van Prins Paul had gekozen, op een moment dat diens koerswaarde juist ver beneden pari zakte. Want de heren behoefden hem werkelijk niet te vertellen, dat zij zich alleen in het oude huis teruggetrokken hadden, omdat het er zo lekker naar kaas rook. Er was maar één uitleg voor, en met ieder onsje intuïtie, ieder greintje ervaring dat hij bezat, wist hij, dat die verklaring juist was: Ciras' mannen, die Paul in de rug aanvielen, hadden hen naar binnen gejaagd, en alleen aan het feit dat Algamemnon te elfder ure zijn zijde gekozen had, dankte Paul het, dat hij niet in handen der Revolutionnairen was gevallen. De partijen waren bliksemsnel gewisseld; de belegenaars waren belegerden geworden. Paul zat, met permissie, in de soep, en wat hij onder de gegeven omstandigheden Algamemnon te bieden had, dat die o, zo voorzichtige tacticus er toe had doen besluiten z'n vriendschap met de overwinnende Revolutionnairen in een drieste vijandschap om te zetten, bleef vooralsnog duister.
De vraag, hoe Algamemnon zo vlug, en onder zo exceptioneel moeilijke omstandigheden met Paul in verbinding had kunnen treden, verbaasde hem minder. Uit vroegere ervaringen wist hij, hoe snel de ogenschijnlijk zo trage figuur kon handelen, indien dit nodig was. Nee, daar zat de moeilijkheid niet. Vanaf het ogenblik dat hij besefte, hoe zijn concessie op Naghaltan, door het besluit van de Revolutionnaire Raad om Ferinah's eigendommen onvervreemdbaar te verklaren, scheurpapier geworden was, had de dikke man gelegenheid gehad om een nieuw plan
| |
| |
de campagne te ontwerpen. De grote vraag was niet zozeer hoe hij dat verwezenlijkt had, alswel wat dat plan precies behelsde...
‘Hector, lieve vriend,’ mompelde Mr. Darr, de lucifer dovend, ‘zou je de Vergadering van Grootaandeelhouders nu eindelijk niet eens mededelen, wat de plannen voor het komende boekjaar zijn met de N.V. Naghaltan? En waar heb je Kameraad Koscha gelaten - of is dat staatsgeheim?’
Zijn stem had de druilerige vriendelijkheid van een aquarium-bezoeker, die bij de oppasser informeert, wanneer de haringen gevoerd mogen worden. Maar iedere spier in z'n lichaam was gespannen, en op de bodem van z'n denken woekerde de giftige zekerheid, dat zij even wanhopig ingesloten waren als diezelfde overdrachtelijke haringen, in datzelfde spreekwoordelijke aquarium - met Algamemnon als hongerige haai in het midden.
‘Uw vriend Koscha wist helaas in de plotseling intredende duisternis te ontkomen naar de kelder, Mr. Darr,’ zei de haai rustig. ‘Er is alle reden om aan te nemen dat hij via het riool Ciras' mannen daarbuiten heeft weten te bereiken. Hij is overigens voor ons onbelangrijk. U behoeft U geen zorgen over hem te maken. Er is slechts één, wiens toestand penibel is - Uzelf!’
‘Hoor, hoor!’ fluisterde Mr. Darr vol ontzag. ‘Een Wáárschuwing. Of is het een Dreigement? Die twee dingen verwar ik altijd weer opnieuw.’ En ondanks de angst, die haar beheerste, en die aan ieder klein gebaar, iedere stembuiging, ieder woord, in haar ogen een dodelijk dreigend accent gaf, wierp het meisje een bewonderende blik op de tengere gestalte, die daar, rustig rokend, in de bleke lichtkring van de
| |
| |
lantaarn stond, en geen fractie van z'n oude opgewektheid had verloren. Ze kwam dichter naast hem staan, en voelde een onberedeerbare dankbaarheid jegens hem, toen z'n arm als vanzelfsprekend om haar schouders schoof, ze hem zacht lachend hoorde zeggen: ‘Geen zenuwen, hoop ik, Anne Claire? Die kun je rustig aan Hector overlaten. Hij zal waarlijk geen haar op je hoofd krenken, zoals dat heet in degelijke griezelromans. O nee! Jij bent de krent in z'n pudding; de enige gijzelaar, die Serge ervan kan weerhouden deze vergadering op staande voet te mitrailleren. Ik bezweer je, dat er al lang en breed een ultimatum verzonden is; zo in de geest van: “hou - je - rustig - of - we - laten - het - hele - gebouw - met - Prinses - en - al- in - de - lucht - springen”. Waarom denk je anders dat het buiten zo rustig blijft? En nu gaan we eens onderhandelen hoe jij geruild kan worden voor een vrije aftocht, of zoiets. Nietwaar, makker Algamemnon?’
‘Ditmaal bent toch werkelijk te naïef, m'n waarde Darr.’
Maar het was niet de dikke man, die antwoordde. Prins Paul glimlachte lichtelijk geamuseerd, terwijl hij binnen de lichtkring trad, en er ging iets van hem uit, dat voor de eerste maal onbestemde vrees in Mr. Darr's ogen bracht. Onder de koele aristocratische beheersing, welke de rijzige figuur zo gemakkelijk ten toon spreidde, herkende hij een dreiging, dodelijker, genadelozer dan alles wat Algamemnon ooit vermocht op te brengen. Hij voelde een ijzige onzekerheid in zich omhoog kruipen, en tevergeefs trachtte hij z'n spot daartegenover te stellen toen hij mompelde: ‘Dus toch... Een Vorst Spreekt... Afdrukken van de rede, compleet met feestneus
| |
| |
en toeter, na afloop aan de cassa verkrijgbaar, tegen inlevering van drie lege coca-cola flesjes.’
De Prins-Regent negeerde hem volkomen.
‘Het spijt mij dat ik Uwe Hoogheid nu eerst in deze naargeestige omgeving mag begroeten, inplaats van vanochtend bij de Dom, zoals oorspronkelijk in de bedoeling lag,’ sprak hij hoffelijk, een lichte buiging voor Ferinah makend. ‘Laat Uwe Hoogheid er echter vóór alles van overtuigd zijn, dat ik hedenochtend onmogelijk verheugder kon zijn geweest Haar voor mij te zien dan thans.’
Wellicht was het nauw merkbare ironie, welke achter zijn woorden schemerde; wellicht ook de toespeling op het inmiddels duizendmaal hatelijker geworden huwelijk, dat het bloed naar Ferinah's wangen joeg. Met verbazing zag Mr. Darr de verandering, welke zij onderging; hoe zij van een angstig meisje een driftige jonge vrouw werd, wier adem snel werd, en die met een trotse beweging haar kleine hoofd in de nek wierp.
‘Het is jammer, dat die vreugde niet wederkerig is!’
‘Werkelijk? Dat spijt mij...’
‘Hou op!’ stampvoette ze. ‘Er is niets dat U het recht geeft een dergelijke toon tegen mij te gebruiken; zeker niet dat dwaze huwelijk!’
‘U schijnt ons voorgenomen huwelijk minder aantrekkelijk te vinden.’
‘Ik verafschuw het!’
‘Dat is zeer betreurenswaardig...’
‘Betreurenswaardig? Een tamelijk zwakke omschrijving na alles wat er gebeurd is, vindt U ook niet?’ vroeg ze scherp.
‘Desniettemin betreurenswaardig. Het maakt de situatie zoveel moeilijker voor Uwe Hoogheid, hoewel
| |
| |
een connoisseur er mogelijk een pikante charme in zou lezen. Want ik weet niet of Uwe Hoogheid het zich reeds gerealiseerd heeft,’ hier werd de hoffelijke stem plotseling koud; koud en dreigend, vervuld van een meedogenloosheid, waarop iedere tegenstand moest breken als op een stalen wand, ‘maar het ligt in mijn voornemen ons huwelijk alsnog te doen voltrekken.’
In de loden stilte, welke op die laatste woorden volgde, maakte Mr. Darr een snelle beweging. Meteen voelde hij de vaste druk van Algamemnon's pistoolloop in z'n rug. De razende woede, die door z'n hersens schroeide als een steekvlam van krankzinnigheid, bracht hem op dat moment op de grens van de dood, zo weinig acht sloeg hij op deze dreiging, totaal beheerst als hij werd door dat ene, wilde verlangen: zijn handen om de keel van de glimlachende Prins-Regent te krijgen. Een tijdloos moment worstelde z'n laatste restje gezond verstand wanhopig tegen dat alles overheersende instinct tot doden. Toen zakte hij terug, en bleef, zwaar ademend, naar het meisje staan kijken, terwijl hij het gevoel had dat hij alles begreep...
‘U spreekt natuurlijk niet in ernst,’ zei Ferinah schouderophalend.
‘U onderschat Uw charmes.’ De Prins-Regent boog opnieuw. ‘En daarenboven onderschat U de prijs die ik op mijn eigen leven stel. Het was mij reeds bekend, en Monsieur Algamemnon bevestigde het nog eens, dat de Revolutionnairen U en Uw familie lijfsbehoud hebben gegarandeerd. Ik moet mij sterk vergissen indien Uw echtgenoot niet tot Uw naaste familie gerekend zou worden. Voeg daarbij... Naghaltan! U zult een overdracht moeten ondertekenen
| |
| |
waarbij al Uw eigendommen door huwelijk op Uw echtgenoot overgaan. Het is een heel eenvoudige clausule - maar nogal beslissend voor mij!’
‘Laat je niet door hem intimideren, Anne-Claire,’ snauwde de tengere man. ‘Onderteken niets! Er is hier niemand die bevoegd is een wettig huwelijk te sluiten!’
‘Weer diezelfde naïviteit. U schijnt onze Julius Decan vergeten te zijn, mijn beste Darr. In zijn hoedanigheid van Rijkskanselier bezit hij alle bevoegdheden die vereist worden.’
‘Het is niet eens nodig om daar nog dieper op in te gaan,’ zei Ferinah zacht. ‘Al waren er duizend bevoegdheden, ik zal nooit met hem trouwen, Gwynn!’
Mr. Darr antwoordde niet. Hij onderging de ziekmakende emotie, dat hij thans alles wist wat zou volgen, en zijn tanden beten zich in z'n onderlip terwijl hij haar bleek, vastbesloten gezichtje keek. Hij wist dat er geen uitweg meer open was; dat zij thans gevangen zaten in een schroef, die onweerstaanbaar toegedraaid zou worden. Maar ondanks die zekerheid zocht hij naar een oplossing; een mogelijkheid; een kans, hoe onbetekenend klein ook...! en vond er geen!
‘Hare Hoogheid schijnt zeer op U gesteld te zijn, Mr. Darr.’ De woorden van de Prins-Regent vielen als ijsdroppels in de stilte. ‘Buitengewoon op U gesteld, zou men bijna concluderen.’
Het meisje zei: ‘Ik hou van hem!’ Het klonk heel simpel. Ze leek nog fragieler dan anders, zoals ze daar stond in de smalle lichtkegel; fragiel, gespannen en fier.
De pistoolloop drukte harder in Darr's rug. Prins-Regent Paul glimlachte.
| |
| |
‘Hoe romantisch, Uwe Hoogheid. Men heeft mij dikwijls verzekerd, dat in zo'n toestand het kleinste eigendom van degene, die men liefheeft, een bijzondere betekenis krijgt. U kunt thans bij Uzelf nagaan of dat waar is.’ Hij tastte achter zich. Toen zijn hand in het licht terugkeerde, hield hij een oude Smith & Wesson omklemd.
Ferinah hield plotseling haar adem in. Ze sprak niet, keek alleen maar met wijd opengesperde ogen naar het wapen, dat thans langzaam op de tengere man in de kakie-regenjas werd gericht.
Mr. Darr zei: ‘Blijf weigeren, Anne-Claire!’
‘Ik heb niet bijzonder veel verstand van wapens,’ zei de Prins-Regent nadenkend. ‘Maar Monsieur Algamemnon vertelde mij iets over dum-dum patronen. Hun uitwerking schijnt nogal pijnlijk te zijn. Het lijkt mij een onverkwikkelijk gezicht om degene, die men liefheeft, veel pijn te zien lijden...’
‘Blijf weigeren, Anne-Claire!’
‘Zoals ik al zei, ik heb weinig verstand van wapenen,’ herhaalde de Prins zacht. ‘Ik heb mij er dikwijls voor gegêneerd dat ik zo'n slecht schutter ben. Ik vrees, dat mijn eerste schoten niet raak zouden zijn, in het theoretische geval, dat ik eens op mijn waarde Darr vuurde. Althans niet... afdoende!’
‘Luister niet naar hem,’ zei Mr. Darr. ‘Blijf weigeren!’
‘Aan de andere kant heb ik persoonlijk geen rancunes jegens hem,’ ging Paul verder. ‘Feitelijk weerhoudt niets er mij van om hem naar de kelder te brengen en hem langs dezelfde weg te laten ontsnappen, die Koscha Ioch koos. Het moet een grote voldoening zijn om degene, die men liefheeft, in veiligheid te weten. Per slot van rekening houdt men
| |
| |
graag iets over om aan terug te denken, nietwaar Uwe Hoogheid?’
Mr. Darr zei hees: ‘Blijf weigeren, Anne-Claire!’
‘Men offert zo licht iets groots op voor een bagatelle,’ zei Paul. ‘Later betreurt men dat meestal. Die overdracht van eigendommen, bijvoorbeeld. Ik heb Julius opdracht gegeven de betreffende papieren gereed te maken. Wij vonden in de achterkamer zelfs nog een schrijfmachine. Merkwaardig dat deze papieren getypt worden op een Revolutionnaire schrijfmachine, nietwaar? Apropos, alles wat ik anders van U gevraagd had, was slechts het plaatsen van een tweetal handtekeningen. Eén onder de overdracht, en de tweede, na een kleine, onbelangrijke plechtigheid, op het huwelijksformulier. Maar ik zie dat U vastbesloten bent. Het is jammer...’ Hij haalde met een lichte beweging van zijn duim de haan van het wapen over.
Toen het scherpe geklik tot haar doordrong, liet Prinses Ferinah plotseling haar onbeweeglijkheid varen. Ze liep langzaam op de tengere man toe en keek hem aan. Niemand sprak. Er heerste een doodse stilte. Ze sloeg eensklaps haar armen om zijn hals, drukte zich dicht tegen hem aan en kuste hem op de mond.
Eindelijk richtte ze zich op, en keek de Prins-Regent aan.
‘Breng hem weg!’ zei ze met opeengeklemde tanden. ‘Breng hem naar de kelder en zorg dat hij veilig weg kan komen. Als U terugkeert, ben ik gereed voor Uw “onbelangrijke plechtigheid”.’
Ze stond met haar rug naar de deur gewend toen zij hem naar buiten leidden, en geen enkele maal keek zij om...
| |
| |
| |
II
Er waren slechts weinig mannen in de kelder. De bezetting van het huis moest gering zijn en grote verliezen geleden hebben om deze gewichtige uitgang zo zwak te bezetten, dacht Mr. Darr. Datzelfde maakte hij trouwens ook al op uit het feit, dat zowel Algamemnon als Paul hem zelf omlaag brachten. Er kon schijnbaar niemand gemist worden. Een deel van zijn hersens registreerde die feiten, ordende hen, en trok er conclusies uit, onbewogen en automatisch als een uurwerk. Maar het was slechts een gedeelte, de buitenzijde, de bovenlaag. Diep daaronder kromde een ander stuk van hemzelf, het meest wezenlijke deel, zich onder de ondragelijke folteringen, welke de laatste seconden voor hem geweest waren. Hij zag Anne-Claire voor zich, zoals ze daar gestaan had, gebogen, zonder op te zien. Zijn mond voelde nog de druk van haar warme lippen; zijn zintuigen schenen iedere herinnering aan haar vast te houden: de geur van haar haren, de druk van armen om zijn hals, haar ogen, die diep in de zijne keken.
En er was niets wat hij kon doen.
Zij had haar besluit genomen. Hij kende haar genoeg om te weten dat dit niet in enkele seconden te veranderen was; zeker niet met Algamemnon en Paul op de achtergrond, klaar om hem de mond te snoeren zodra zij zagen dat hij invloed op haar kreeg. ‘Blijf weigeren!’ had hij gezegd, in de hoop dat zij het begrijpen zou. Dat zij zou inzien, hoe alles verloren was, indien zij door een huwelijk Paul's macht en aanzien z'n fundament hergaf; de revolutie, het land, de tienduizenden, wiens enige hoop op een overwinning van Ciras was gericht. Alles verloren!
| |
| |
Tegen een dergelijke achtergrond kreeg een weigering zin - zelfs indien hij met een schot betaald moest worden. Maar zij had het niet begrepen, of willen begrijpen, en, met de minachting, welke iedere vrouw min of meer - en een verliefde vrouw alleen maar méér - bezit voor politieke abstracties en idealen welke haar niet onmiddellijk raken, had zij alleen maar beseft dat hij, Gwynn, neergeschoten zou worden indien zij weigerde... en had betaald!
En hij had niets kunnen doen.
Ja, hij had als een wilde naar voren kunnen springen, in een wanhopige poging om een wapen te bemachtigen, en met de enige troost, dat, wanneer hij in de rug geschoten werd, hij gedaan had wat hij kón. Een troost, die misschien voldoende was voor een martelaar of een fanaticus, maar die hem te doelloos en zinledig voorkwam, om er een serieuze gedachte aan te wijden.
Nee, hij had niets kunnen doen!
Machteloos was hij voor de loop van Algamemnons wapen uitgelopen.
Machteloos was hij de trap naar de kelder afgedaald.
Even machteloos moest hij thans toezien hoe Prins Paul enige mannen wenkte, die als bleke schimmen in het licht van een zaklantaarn bewogen.
‘Ik denk, Paul,’ zei Mr. Darr effen, ‘dat ik je hiervoor zal doden!’
Het waren zijn eerste woorden sinds zij Ferinah verlieten. Prins Paul knikte langzaam.
‘Ik kan mij geheel in Uw gevoelens verplaatsen,’ zei hij minzaam. ‘U zult mij zeker doden - indien U er gelegenheid voor krijgt. Gelukkig bestaat daar geen kans op.’ Hij wendde zich tot zijn mannen.
| |
| |
‘Bindt hem de armen op de rug. Hier, geef mij die lamp maar. Doe het grondig. Hij mag geen gelegenheid krijgen zich te bevrijden.’
‘Eerst de armen,’ zei Mr. Darr minachtend. ‘Daarna de voeten. Daarna de plons in het riool. Ik had het kunnen verwachten. Zo houdt een rat zich aan z'n afspraak, nietwaar Paulus?’
‘U vergist zich, m'n waarde Darr. U zult alle gelegenheid hebben om de opstandelingen daarbuiten te bereiken.’ De Prins lichtte de mannen bij, die nu de knopen begonnen vast te snoeren. ‘Ik wens alleen niet de kans te lopen, dat U hen voortijdig waarschuwt. Wij hebben een wapenstilstand met Ciras waarin ons ultimatum, dat U, als intelligent man, onmiddellijk vermoedde, aan het Revolutionnair Comité wordt voorgelegd. Het geeft ons de tijd, om onze kleine plechtigheid af te handelen. Ik vrees echter, dat Ciras zich niet aan de wapenstilstand zal houden, zodra hij hoort wat er gaande is. Gebonden en met een prop in Uw mond zult U ongeveer tien minuten nodig hebben om het einde van het riool te bereiken. En meer tijd vraag ik niet...’
Terwijl hij sprak keek hij peinzend naar de opening van het riool. Tien minuten, inderdaad. En wat was eenvoudiger, dan een der posten bij het riool te bevelen, na tien minuten een paar schoten in de duistere opening af te vuren. Het zou de aandacht van de Revolutionnairen daarbuiten tot het uiterste spannen - en, als kort daarop een donkere gestalte, zwijgend en zonder tekens te geven, of te antwoorden op een bevel, in de opening verscheen, zouden die schoten aan de buitenzijde herhaald worden, daar twijfelde hij geen ogenblik aan. Het paradoxale idee, dat Mr. Darr geëxecuteerd zou worden door de
| |
| |
Revolutionnairen, deed hem glimlachen. Hij wenkte een der mannen en begon hem op gedempte toon orders te geven.
Mr. Darr keek naar hem. Algamemnon's wapen drukte nog steeds waarschuwend in z'n rug, hoewel de millionnair zich langzamerhand die moeite had kunnen besparen, want de armen van de tengere man waren thans onverwrikbaar samengebonden. De soldaten traden terug, wachtend op verdere orders, eerbiedig en serviel.
Het was wel de geschiktste sfeer voor een terechtstelling, dacht Mr. Darr grimmig. Het oude keldergewelf met zijn vage geur van rotting en bederf, het sinistere geklots van water op de achtergrond, de diepe duisternis die hem omringde, slechts spookachtig doorsneden door de lichtbundel van de zaklantaarn, welke Paul vasthield - het was allemaal volkomen in stijl. Hij maakte zich geen enkele illussie over wat volgen moest. Wat Prins Paul ook mocht beweren, Darr kende de Prins-Regent thans genoeg om te weten, dat hij nimmer een man, die gezworen had met hem af te rekenen, de vrijheid zou hergeven.
Hij wachtte, gespannen tot het uiterste. Maar ondanks dat was het pas nádat het zachte gemurmel van Paul's stem was weggestorven, en de slanke gestalte zich van de soldaat, die hij zijn opdracht gegeven had, afwendde, dat Mr. Darr's oren het zwakke gerucht opvingen, dat vanuit de duisternis tot hem kwam.
Het was zo zwak, dat hij onmogelijk kon zeggen waar het vandaan kwam. Een heel zacht geschuifel, zoals een hand maakt, die tastend langs een stenen muur schuift; daarop geleek het nog het meest. Hij hield z'n adem in en luisterde, terwijl een onberede- | |
| |
neerbare, op niets gebaseerde hoop zich plotseling van hem meester maakte.
Het geluid herhaalde zich, iets luider nu, hoewel nog veel te zacht om uit te maken of het veraf dan wel dichtbij, links of rechts van hem werd gemaakt. Wellicht een rat? Maar z'n instinct weigerde deze prozaische verklaring te aanvaarden, wekte hem op waakzaam te zijn, deed een vreemd verlangen in hem gloeien. Een gloed, die echter jammerlijk doofde bij het vernemen van Algamemnon's stem, die plotseling zei: ‘Stil!’
Zij keken allemaal naar de dikke man, gepuzzled en ietwat onzeker. Paul kwam haastig op hem toe. ‘Wat is er?’
‘Ik kan mij vergissen,’ zei de millionnair gedempt, ‘maar ik meende iets te horen. Daarginds, bij het riool...’
De Prins-Regent liet het licht van de zaklantaarn in de aangegeven richting flitsen. Niets bewoog in de witte baan. ‘Onzin,’ zei hij kort. ‘Wie kan hier zijn buiten ons?’
‘Ik weet het niet. Waarschijnlijk niemand. Maar Koscha Ioch is ons door de vingers geglipt, dus er is kans......’ Hij maakte een veelzeggend handgebaar.
En dat was ook de gedachte, welke Mr. Darr's bloedarme hoop voedde. Koscha was naar de kelder ontkomen en zowel Algamemnon als de anderen hadden voetstoots aangenomen dat de Revolutionnair dit niet gedaan had; gesteld dat Ioch de doldrieste moed bezat om achter te blijven; gesteld dat hij...
Mr. Darr verstarde plotseling. Hij had het gevoel of al z'n nekharen recht overeind gingen staan. Iets achter hem raakte eensklaps zijn samengebonden
| |
| |
handen aan. En dat iets kon onmogelijk wat anders zijn dan een mes!
Hij bleef roerloos staan in de duisternis, krampachtig starend naar dè lichtbundel, welke Paul thans zoekend langs de overliggende wand liet scheren, trachtend zich een houding te geven, terwijl achter hem het koele metaal geruisloos door de touwen sneed die hem boeiden. Het bloed klopte heftig in zijn slapen - maar in zijn hart zong een lied...
‘U hebt een nerveuze fantasie, m'n beste Algamemnon,’ zei de Prins schamper, het licht wendend. ‘Laten we geen kostbare tijd meer verspillen met het najagen van spoken.’ Hij kwam naar Darr terug. ‘Stop hem een prop in de mond en drijf hem het water in. Wij moeten voortmaken!’ beval hij zijn mannen.
Een bijgelovig toeschouwer had kunnen denken, dat de geesten der duisternis dit verzoek om spoed als een uitdaging voelden, en zich haasten het waar te maken. Het volgend ogenblik schoot de ontwikkeling der gebeurtenissen vooruit, als een motor, die met een ruk in de hoogste versnelling wordt gezet - al was het dan een ontwikkeling, die onmogelijk met Paul's vurigste verlangen kon stroken. Want toen de mannen volgzaam de tengere figuur in de kakie regenjas insloten, om het bevel ten uitvoer te brengen, werden hun dogmatische opvattingen over de beperkte bewegingsmogelijkheden van een oordeelkundig geknevelde gevangene, wild omver geworpen. Even wild, als de voorste knevelaar.
Mr. Darr wierp zich met een panterachtige sprong naar voren. Zijn vuist trof de eerste dappere onder de kin en deed hem kermend achteruit zeilen. Eer de anderen zich konden herstellen van hun verbijstering,
| |
| |
was hij hen reeds voorbij, en stormde op Prins Paul toe. De Prins-Regent hief in instinctief verweer z'n armen op. Mr. Darr lachte geluidloos toen hij uithaalde voor de tweede slag. Algamemnon's pistool knalde tweemaal, doch de kogels vlogen hoog over hem heen. Meteen deed een vuistslag de zaklantaarn rinkelend in een hoek vliegen en duisternis heerste over de gehele scène...
Terwijl de soldaten als een troep stoeiende kalveren de duisternis doorwoelden, was Algammenon de enige die z'n zelfbeheersing bewaarde. Met een voor iemand van zijn massieve constructie ongeloofwaardige lichtvoetigheid dook hij in de richting, waar een dof gestamp en gehijg de aanwezigheid van twee worstelende gestalten deed vermoeden. Maar zelfs met die lichtvoetigheid kon hij de jagende vaart van het Lot niet bijbenen, want toen hij de bron der geluiden bijna genaderd was klonk een slag, alsof iemand met een houten hamer op een biefstuk sloeg, onmiddellijk gevolgd door het geluid van een vallend lichaam.
‘Dat zal hem kalmte leren!’ zei een kalme stem, die hij als van Prins Paul herkende, en hij haalde opgelucht adem.
‘Hebt U hem neergeslagen?’
‘Ik mag een slecht schutter zijn, maar ik heb gebokst vanaf m'n eerste jaar op de Krijgsschool. We zullen geen last meer van hem hebben. Apropos, het was zeer onverstandig van U om te schieten, Monsieur Algamemnon. Ik vrees, dat Ciras' mannen, aan het andere einde van de tunnel, thans argwanender dan ooit te voren zijn geworden.’ Z'n stem werd scherp, toen in de verste hoek, waar een behulpzaam krijgsman na veel gehijg de zaklantaarn hervonden
| |
| |
had, een lichtglans opflitste. ‘Doof dat licht! Het is tot aan de uitgang van het riool zichtbaar! Ze kunnen die schoten opvatten als een einde van de wapenstilstand! Ik wil geen enkel risico meer lopen! Kom hier!’ Dit tot de soldaten. ‘Hij ligt aan m'n voeten. Ja, daar. Bindt hem! Zorg dat hij niet spreken kan! Zodra hij bijgekomen is moet hij het riool ingedreven worden! Geen licht! Geen schoten, ook al is hij weerspannig, voor er minstens vijf minuten verlopen zijn. We moeten thans voorzichtiger dan ooit zijn.’
‘Ik vraag me af hoe hij zich heeft kunnen bevrijden,’ kwam Algamemnon.
‘Mijn beste Algamemnon,’ Paul's stem klonk ongeduldig. ‘Vindt U dit het geëigende moment om U daarin te verdiepen? Doet U mij liever een genoegen en arrangeer boven alles voor de huwelijksplechtigheid. Deze gehele affaire neemt toch reeds te veel tijd.’
Hij sprak op een toon die geen enkele tegenspraak meer aanvaardde, maar waarin op de achtergrond een vage onrust te beluisteren viel. Er lag dan ook een ironische glimlach om Algamemnon's lippen, toen hij zich omdraaide en door het duister naar de trap liep. Het scheen hem toe, dat de ander zijn zelfbeheersing begon te verliezen. En zulks strookte uitmuntend met de plannen, welke zijn brein, koel en helder, tot in de laatste finesse had uitgestippeld. In zekere zin, dacht hij, kon men Mr. Darr dankbaar zijn voor zijn onverwachtse laatste aanval, nu dit de Prins-Regent in een dergelijke toestand bracht. De laatste phase van het Naghaltan-drama ingetreden zijnde, met Ciras' mannen rond het huis, en de andere rivaal als een wolf in lamsvel erbinnen, hing
| |
| |
alles van zenuwen af. Wie thans ook maar een fractie van z'n zelfbeheersing verloor, tekende daarmee z'n eigen veroordeling. Wel, hij had het gevoel, dat hij het niet zou zijn, die verloor. Hij begon weer zachtjes in zichzelf te neuriën; hetzelfde lichte wijsje dat hij ook gezongen had toen hij de eerste maal deze trap afdaalde. Parijs, dacht hij tevreden. Het zou niet lang meer duren...
Hij was op het midden van de trap, toen een gerucht van omlaag hem bereikte en hem deed stilstaan. Het zachte geplas van water vermengde zich daarginds met een paar gemompelde bevelen, en dan rees daar doorheen een gesmoorde kreet op: de kreet van een man die, ondanks de prop in z'n mond, schreeuwt van angst, in het besef dat er voor hem geen redding meer mogelijk is!
‘Uw laatste rol, Mr. Darr,’ fluisterde de dikke man. ‘En Uw wanhopigste vrees ik.’
Terwijl hij zich naar boven haastte stierf in de duisternis onder hem de zwakke stem reutelend weg...
| |
III
Er brandde slechts één lichtpuntje in het grote vertrek; een zaklantaarn, waarvan de batterij reeds lang geleden overleden moest zijn, en het lampje alleen door een wonder van wilskracht er nog net in slaagde de gloed van een ondermaats vuurvliegje uit te stralen. Het was bij deze feestverlichting, juist voldoende om een blad van een boek te beschijnen, dat Rijkskanselier Julius Decan de papieren voor een Koninklijk Huwelijk rangschikte.
| |
| |
‘Ik heb de beide getuigen reeds laten tekenen,’ zei hij zielig. ‘Twee soldaten. Dat is weliswaar informeel, maar ik wens Uwe Hoogheid zo weinig mogelijk last te bezorgen.’ Hij scharrelde als een droef insectensilhouet achter de tafel heen en weer. Er was maar heel weinig meer van hem over; zo weinig, dat het onmogelijk was nog haat of afkeer jegens hem te koesteren, dacht Ferinah. Onder de druk der gebeurtenissen was Julius Decan eenvoudig amorph geworden. Er bestond alleen nog maar een verzameling conventies en gewoonten. Het leek haar onvoorstelbaar dat dit de man was, die haar eenmaal had willen dwingen de bruidswagen te bestijgen; even onvoorstelbaar als het feit, dat zij Gwynn nauwelijks vierentwintig uur gekend had.
Maar ze probeerde al lang niet meer daar over na te denken. Denken was onmogelijk. Ze kon alleen nog maar in het duister zitten, starend naar de kleine lichtvlek waarin Decan's handen dwaas nauwkeurig de papieren ordenden, wachtend tot Paul terug zou keren, en met slechts één idee, dat scherp afstak tegen de dofheid die haar gehele wezen vulde; een idee dat mechanisch door haar hersens hamerde, dat in iedere bloedklop doorklonk en alles doordrong:
‘Eerst teken ik de overdracht en daarna keer ik mij om!’
‘Zijne Hoogheid laat op zich wachten,’ mompelde Julius Decan bedrukt. Hij schrok schichtig op toen de deur plotseling open ging. Het licht was zo slecht dat hij Algamemnon pas herkende toen deze langzaam tot vlak voor de tafel trad.
‘Zijn de papieren in orde?’ vroeg de dikke man. Hij wachtte het antwoord niet eens af maar nam ze Decan eenvoudig uit handen, en las ze snel door.
| |
| |
‘Waarom heeft zijne Hoogheid de overdracht-acte wel vooruit getekend en het huwelijksformulier niet?’ vroeg hij scherp.
‘Eh... ik was nog niet gereed met het opstellen van het huwelijksformulier... Zijne Hoogheid zei dat hij dit na het huwelijk wel kon tekenen...’
‘Passons.’ Algamemnon schoof reeds weer terug in de duisternis van het vertrek. ‘Waar is Philip?’
‘Mr. Morton... hij was voor... een ronde langs de posten... Hij was bevreesd dat de Revolutionnairen wellicht...’
‘Goed. Zeg tegen Zijne Hoogheid dat ik eveneens de ronde maak wanneer hij terugkeert.’ Hij wilde reeds weggaan, maar Julius maakte bezwerende gebaren.
‘Uw concessie op de helft van Naghaltan... de concessie die Zijne Hoogheid U toezegde... voor Uw hulp... Ik heb hier de stukken... Indien U wilt tekenen...?’
‘O, dat heeft geen haast,’ zei Algamemnon, achteloos. Maar in het donker zag niemand het ironische lachje, dat opnieuw om z'n lippen speelde bij het sluiten van de deur.
Buiten was alles stil.
In het vertrek knisterden slechts de papieren onder Decan's handen. Dat was het enige geluid. Ferinah kon zich niet meer herinneren hoe lang zij zo reeds gezeten had. Ieder besef van tijd was verdwenen. Alleen het doffe gevoel van intense verlatenheid bestond nog; en dat het ene, hamerende zinnetje Eerst tekenen... Dan keer ik me om! Eerst tekenen... Dan keer ik me om! Eerst tekenen...’
‘Waar is Monsieur Algamemnon!’
Het was Paul's stem, die haar uit haar verdoving
| |
| |
wekte, en opkijkend zag zij een schim, vaag afgetekend tegen het steeds meer verzinkende licht, voor zich staan. Een schok doorhuiverde haar. Langzaam rees ze op, terwijl ze Julius verward hoorde antwoorden. Haar hand schoof in de zak van haar regenjekker; de monotone woorden, welke door haar hereens dreunden, werden sterker en zwollen aan tot een dreigend rhythme, dat iedere emotie of gedachte bonkend overstemde.
Zo, alles op de maat van vreemde trommen, schreed Prinses Ferinah haar bruidegom tegemoet.
‘Is hij veilig?’ was alles wat ze vroeg.
‘Volkomen. Mijn deel van de overeenkomst is voldaan. Mag ik thans op die van Hare Hoogheid rekenen?’
Ze staarde strak voor zich uit.
‘Ik ben tot Uw beschikking,’ zei ze koud.
Ze herinnerde zich later niets meer van de hele plechtigheid. Alleen de trommen klonken in haar oren. Als ze er later aan terug probeerde te denken, was de klank van die enkele woorden alles wat haar geheugen had opgenomen, met daartussen hoogstens enkele flarden herinnering aan Decan's stem, officieel klinkende klanken mompelend; van een stootje tegen haar schouder; een vreemde stem, die zij slechts met moeite als de hare herkende en die zei: ‘Ja. Ik stem toe.’ Iemand gaf haar een pen in de hand en wees haar waar zij moest tekenen. Eenmaal. Tweemaal. In haar oren bereikte het gedreun der trommen een duizelingwekkende intensiteit; de dodelijke cadans der woorden leek de gehele ruimte te vullen.
‘Eerst tekenen... Dan keer ik mij om...!’
Met een scherpe tik lei ze de pen neer, en richtte zich op. De beide mannen keken naar haar, voelend
| |
| |
dat er iets veranderd was zonder te beseffen waaruit dit bestond. In de doodse stilte, die volgde, tastte haar hand onmerkbaar naar haar zak.
En dan, ineens, werd de stilte uiteengerafeld door een wild trommelvuur, dat buiten losbarstte. Het gerucht ratelde luid door de nacht. Zij luisterden krampachtig, roerloos staande in het duistere vertrek. Alle drie beseften zij dat de Revolutionnairen het vuur geopend hadden, doch Ferinah was de eerste die zich, met wee-makende schrik, realiseerde dat het schieten maar uit één richting kwam: vanaf de plaats, waar het oude riool uitmondde in de rivier...
‘Gwynn!’
Ze stootte die korte klank uit als een bezwering. Het mocht niet waar zijn! Het was niet de tengere gestalte in de smerige kakie regenjas, op wie deze schoten gericht waren. Er moest iemand anders zijn! Niet hij! Zij kon die monsterlijke waarheid niet aanvaarden. Terwijl de wanhoop haar in reusachtige golven overspoelde, worstelde zij nog krampachtig om zichzelf te overtuigen dat zij zich moest vergissen - en wist tegelijkertijd met een koude, gruwzame zekerheid dat Mr. Darr daarginds stierf...
‘Julius!’ beet Paul's stem uit het duister. ‘Waarschuw de mannen dat zij zich gereed houden! Zie te weten te komen dat daar precies gebeurt! Snel!’
Maar Julius Decan mocht zich dan al met de jankende haast van een opgejaagde heihaas wegpakken, bevend van onzekerheid, het meisje was dit stadium te boven. De laatste aarzeling was uit haar houding verdwenen. Ze wendde zich rustig om en staarde de man naast haar vast aan. Alle kinderlijkheid was uit haar smal gezichtje verdwenen, dat hard en bleek geworden was als een dodenmasker.
| |
| |
‘Hij is dood!’
‘Werkelijk...’
‘Lieg niet!’ zei ze. ‘Hij is dood. Ik weet het. Jij hebt hem de dood ingejaagd, inplaats van hem te laten ontsnappen, zoals je beloofde.’
‘U vergist zich...’
Ze haalde haar hand uit haar jaszak en onwillekeurig deed hij een stap terug. Want in haar kleine vuist glom eensklaps Mr. Darr's oude Smith & Wesson...
‘Je legde dit achter je neer nadat je Gwynn er mee bedreigd had,’ ze Ferinah effen. ‘Ik bad de hemel, dat je het vergeten zou. Je dacht er inderdaad niet aan, en vanaf het eerste ogenblik dat ik dit pistool had wist ik, dat ik je zou doden! Eerst het huwelijk en het tekenen van de papieren, omdat ik dat beloofd had - en dan dit. En nu je Gwynn vermoord hebt, ben ik nog zekerder.’
‘Maar ik bezweer U dat ik niet verantwoordelijk ben voor Mr. Darr's dood,’ weerde de ander af.
‘Je vermoordde hem,’ zei ze. ‘Je vermoordde hem even zeker, als wanneer je hem in de rug geschoten had. Je moet geweten hebben dat hij niet levend uit dat riool zou komen. Vanaf het begin wist je dat. Ik weet niet hoe je het deed maar ik weet zeker dat het jouw opzet is. Ik voel het aan alles!’
Ze spande de haan van het wapen.
‘Ga tegen de muur staan!’ beval ze toonloos.
Het leek haar onmogelijk dat ze dit doen kon, zo koel, zonder de minste angst of afschuw. Ze begreep het zelf niet goed. Er was iets in haar veranderd, dat haar diepste wezen raakte. Zoals diamant verhardt onder grote druk en hitte, zo hadden de gebeurtenissen der laatste uren de kern van haar wezen
| |
| |
omgesmolten. Ze was er van doordrongen, dat hij duizendmaal de dood verdiende en had besloten het vonnis uit te voeren - zelfs al zou dat het laatste zijn, waar zij nog toe in staat was. Het zware wapen trilde niet toen zij het vast op de schim voor haar richtte... Het jonge meisje, dat eens, vol angst en onzekerheid, naar Bogharia was gekomen, was verdwenen. Gwynn mocht dood zijn - zij wist waar hij voor gestreden had en wat hij in dit geval gedaan zou hebben; en niets anders telde meer.
‘Werkelijk... De beschuldiging als zou ik Mr. Darr in een valstrik gelokt hebben, is absurd,’ protesteerde de man tegen de muur.
‘Je kunt je de moeite sparen,’ zei ze minachtend. ‘Ik geloof je niet.’
‘Maar U begaat een ernstige fout...!’
‘En waaruit bestaat die dan wel...?’ vroeg ze ironisch. Om dan, ineens, het wonder te beseffen, en de dwaasverrukkelijke sensatie te ondergaan, dat overal om haar heen huwelijksklokken begonnen te luiden, waarvan de klank het harte hemelhoog verhief, ook al was het moeilijk uit te maken waar de diverse klepels hingen. Want een totaal andere stem antwoordde verwijtend:
‘Het kan aan mij liggen, maar zo'n pistool geeft zo gauw verwijdering in een jong huwelijk, Anne-Claire!’
‘Gwyn! Ellendeling!’ juichte Prinses Ferinah en liet het zware pistool vallen terwijl ze op hem toe vloog...
|
|