| |
| |
| |
Hoofdstuk 5......
leert Hector Algamemnon het nut van vergissingen en laat Mr. Darr somber zijn over de toekomst der binnenscheepvaart......
I
Het oude huis, dat zich op de hoek van de Avenue Illib ben Mohamed verhief, stamde nog uit de dagen der Turkse overheersing. De gepleisterde muren boden geen enkel uitsteeksel; de vensters waren klein, en leken meer op uit hun krachten gegroeide schietgaten - een functie die zij in het verleden ook herhaaldelijk vervuld hadden. - De deur, waarboven een kleine lantaarn haar druilerig licht uitzond, was met ijzer beslagen en zag er uit, of zij zelfs bijlslagen bijzonder lankmoedig verdragen zou hebben. Alles wekte de indruk, dat men eigenlijk met een fort te doen had, dat enkel een burgerlijk camouflage-pak had aangetrokken, om de rest van het stadsbeeld niet al te zeer geweld aan te doen.
Dat was de indruk van Mr. Darr, toen hij het huis voor de eerste maal zag. Hij stond dicht tegen de huizenrijen gedrukt en bezag het opmerkzaam. Het zag er sinister uit, dacht hij. Maar daaraan werkten avond en regen ook mee, en het sombere klotsen van de rivier, die slechts door een smalle kade van het
| |
| |
huis gescheiden was. Over de donkere stroom werden nevels meegevoerd. Ergens ver weg in de duisternis loeide een scheepshoorn, moe en klagelijk.
Zijn blik scheerde over de omgeving. Verderop, waar een lantaarn reeds lang de strijd tegen nacht en ontij had opgegeven, en er zich tevreden mee had gesteld nog slechts de gloed van een gloeiende spijker in z'n binnenste te koesteren, bewogen zich enkele schimmen. Hij behoefde niet eens om te kijken om te weten, dat zij zich achter hem ook bevonden, en overal om hem heen. Niemand wist beter hoe het huis op dit ogenblik omsingeld was, dan hij, want tenslotte had hij die omsingeling van zeer nabij meegemaakt. De mannen van Prins Paul haastten zich thans hun bevelen uit te voeren.
Koscha Ioch's ogen hadden hem inderdaad niet bedrogen, toen hij meende een tengere man in een kakie regenjas in de wagen te zien stappen, die Prins Paul, aan het hoofd van de stoet, naar dit verlaten gedeelte van de Arabische wijk had gebracht. Het valt echter te betwijfelen of Mr. Darr zijn bezwaar tegen zoveel roekeloosheid met iets meer dan een beleefd optrekken van de wenkbrauwen zou hebben aanvaard. In de ogen van de tengere man had de hele onderneming iets vanzelfsprekends. Prins Paul reed naar een huis waar hij, Darr, toevallig ook moest zijn. Waarom dan moeizaam op eigen gelegenheid de weg zoeken, met het gevaar dat men veel en veel te laat kwam op de koop toe? Toen hij zich zonder enige haast tussen de mannen gemengd had, die op het slotplein de grote auto omringden, had hij zich niet overmatig bezorgd gemaakt over herkenning, ontdekking, of hoe dat spookbeeld van bezorgder lieden dan ook genoemd mocht worden. Men be- | |
| |
hoefde er slechts zorg voor te dragen een air van kalme vanzelfsprekendheid aan te nemen, om bij enkelen, die al een onderzoekende blik wierpen, het geloof wortel te doen schieten, dat men volkomen gerechtigd was om aan de drijfjacht mee te doen. Trouwens, wie let er in de opwinding en wapenschouw vlak voor het uitrukken, wanneer dozijnen geuniformeerde en burgerlijke autoriteiten druk door elkaar heen lopen, op een onopvallend, rustig wachtende kleine man? Zo zijn er tientallen. Hij zal hier wel iets te maken hebben. Iederéén heeft hier iets te maken, anders is men er eenvoudig niet. Dat blijkt ook al, omdat hij het portier voor Zijne Hoogheid open houdt. Waarschijnlijk een speciale adjudant van Zijne Hoogheid, die voor deze bijzondere gelegenheid is aangenomen, denkt de man, die anders het portier openhoudt en meerijdt. Wie is hij om vragen te stellen, nu het er om gaat zo snel mogelijk te vertrekken! En als het Zijne Hoogheid al een ogenblik mocht opvallen dat er een andere rug voor hem zit
dan gewoonlijk - wat in de haast en de opwinding hoogst ondenkbaar is - wel, dan rijdt een der stafofficieren mee, of een dienstdoend inspecteur of een man die deze wijk bijzonder goed kent. Er zijn tienduizend méér voor de hand liggende verklaringen dan die éne absurde uitleg, dat het wel eens degene kon zijn, waarna op het ogenblik de gehele gecombineerde strijdmacht loopt te zoeken. Iemand die gezocht wordt verbérgt zich! Dat is een axioma, waarop macht en staat nu al duizenden jaren gebouwd zijn. Het idee, dat hij zich hier bevindt is te krankzinnig om ook maar een ogenblik bij iemand op te komen. Men verspilt er geen kostbare ogenblikken mee. Sneller! Er is haast...! De wijk moet omsingeld
| |
| |
worden. Geen ogenblik te verliezen! Mannen zwermen haastig uiteen door de donkere straatjes. Orders worden koortsachtig gegeven en herhaald. En weer: is dit de geschikte tijd en plaats om aandacht te hebben voor een der vele dozijnen schimmige figuren in het bijzonder? Hij glijdt natuurlijk weg in de duisternis. Daar zal hij orders toe hebben gekregen. Iederéén heeft orders. Iemand zonder orders is hier onbestaanbaar! Het is volkomen onbelangrijk daar nader op in te gaan!
En zo stond Mr. Darr, nauwelijks tien minuten nadat hij afscheid van Koscha Ioch genomen had, te kijken naar het sombere huis op de hoek van de Avenue Illib ben Mohamed, met een van z'n lange, afgrijselijk zware sigaretten bungelend in z'n rechter mondhoek en een onrust aangaande het lot van Anne-Claire in z'n hart...
Hij vroeg zich af, of degenen, die het fort bezetten, iets van de omsingeling hadden opgemerkt. Het leek hem van niet; de hele manoeuvre was getraind en onopvallend uitgevoerd. Maar toch...? Hij schoof nader. Voor de deur stond een auto. Vermoedelijk zou dat de wagen van Julius Decan zijn. Zijne Excellentie moest thans druk doende wezen Hector Algamemnon aan de lijn te houden, tot een signaal hem ervan in kennis zou stellen dat de tijd gekomen was, om de ijzeren vuist der dreiging uit de fluwelen handschoen der rethoriek te halen. En tot zolang...?
Er warrelden allerlei gedachten door zijn brein. Hij begon thans te onderscheiden hoe de draden van het web gespannen waren. Maar hun hechtpunten waren hem nog ten enenmale duister. In de afgelopen uren was hem meer duidelijk geworden dan hij bij het begin van de onderneming ooit had durven
| |
| |
hopen. Maar er bleven vragen over; essentiële vragen. Waarom waren zowel Algamemnon als Prins Paul zo begerig om Anne-Claire in handen te hebben? Waarom riskeerde de Prins-Regent zelfs zonder aarzelen een burgeroorlog door zijn onverwachtse aanval op de Revolutionnairen, alleen om haar? Wat was de achtergrond, het verborgen motief dat al deze mannen dreef? Vragen. Vragen.
‘En het antwoord,’ zei Mr. Darr, ‘zit daarbinnen.’
Waarna hij een laatste trek aan z'n sigaret deed, het gloeiende puntje de nacht inzond, onder het genietend uitblazen van de laatste rookwolk plompverloren op de gewraakte deur toetrad, en de hand aan de bel sloeg.
Er konden nauwelijks tien seconden verlopen tussen het overgaan van de bel en de verschijning van een wantrouwend gezicht achter het kleine, getraliede kijkgat in het midden van het paneel. Maar gedurende die tien seconden dat hij, scherp afgetekend in de lichtkring der lantaarn, wachtte, verwachtte hij elk ogenblik een kogel in zijn rug. Hij zag hoe de chauffeur van Decan's wagen scherp naar hem keek, en wist dat diens verwondering over het onverwachts verschijnen van een bezoeker slechts symbolisch was voor de vele verontruste blikken, welke thans uit het omringende duister op hem werden afgevuurd. Hij was duidelijk zichtbaar voor de mannen die het huis omsingeld hielden, en elk van hen moest thans bestormd worden door argwaan en onrust. Dat zij hem als hun tochtgenoot herkenden was daarbij nog niet eens meegerekend; ook daarzonder moest de komst van een onbekende op dit moment voor hen aanleiding tot complicaties geven, al bestond die alleen maar uit angst, dat hij iets van de omsinge- | |
| |
ling had opgemerkt, en nu de inwoners van de op handen zijnde huisvredebreuk zou verwittigen. Het enige wat hen er vermoedelijk van weerhield hem neer te schieten was de overdenking, dat het horen van een schot en het vinden van een stervende nu ook niet direct dé manier was, om degene, die binnen op het geluid van de bel afkwam, de overtuiging te geven, dat er volkomen niéts aan de hand was. Maar desalniettemin had hij het gevoel, dat zijn nekharen recht overeind stonden, terwijl hij wachtte, en het was het een zucht van opluchting, dat hij het hoofd achter het kijkgat zag opduiken.
‘Ik word gezonden door Koscha Ioch,’ zei hij haastig. ‘Nieuws voor Hector Algamemnon. Snel. Laat mij binnen. Ik heb het gevoel dat ik gevolgd word!’
‘De zon is opgegaan,’ zei het hoofd raadselachtig.
‘De maan zal vanavond zinken,’ antwoordde Mr. Darr snel, de hemel dankend dat hij er aan gedacht had Kocha het wachtwoord te vragen. Hij glipte als een kat naar binnen toen de deur op een kier geopend werd.
De man, die de deur achter hem sloot, was groot en zwaar, en mocht zich verheugen in het bezit van een knevel, die tot aan z'n kin afhing. Behalve hem was er niemand anders in de smalle hall, die slechts schemerig verlicht werd door een paar microscopische lampjes. Achter de hall onderscheidde Darr een paar gangen, waarop deuren uitmondden, plus een smerige trap, die zich in de duisternis van de tweede verdieping verloor. Het kostte hem slechts een seconde om de situatie op te nemen.
‘Wacht hier!’ beval de deurwachter kort. ‘Ik zal Algamemnon verwittigen van Uw komst.’ Hij sprak
| |
| |
op de gedragen toon van een prediker. ‘Waarschijnlijk zult U een ogenblik moeten wachten. Zij zijn in gesprek.’
‘O werkelijk,’ murmelde Mr. Darr verlegen, ‘maar dan mag ik niet storen. Heus niet.’ Hij staarde de besnorde deurwachter hulpzoekend aan.
‘Ik zal Uw komst mededelen,’ zei deze. Hij negeerde het beklagenswaardige mannetje, dat avond en mysterie hier hadden binnengespoeld, volkomen. ‘Wacht hier.’
Hij draaide zich om - alleen om plotseling roerloos te blijven staan.
‘Nee nee,’ fluisterde Mr. Darr smekend, ‘o, al die last die ik veroorzaak. Laten wij maar liever doen alsof ik er niet ben.’ En als om die woorden kracht bij te zetten drukte hij de loop van z'n oude pistool waarschuwend in de rug van de deurwachter. ‘Wie ben ik om de tijd van al die belangrijke mannen in beslag te nemen?’
Achter de huiverende rug van de zware man bleef hij even staan luisteren. Alles bleef stil. Zijn ogen flitsten over het portaal. Aan de rechterzijde ontdekte hij de ingang tot een smal vertrek, waar de deurwachter blijkbaar verbleef wanneer er geen deuren te openen waren.
Z'n pistool drukte vaster in de rug van de man voor hem. ‘Ik voel mij in een eenvoudige omgeving veel meer op mijn plaats,’ mompelde Mr. Darr met sympathieke bescheidenheid. ‘Ontvangt U mij liever in Uw eigen kamer. Dank U.’
Een ogenblik later sloot hij de deur van het vertrek behoedzaam achter zich en beduidde de eigenaar der snorpunten met een beweging van het pistool om te gaan zitten. Hij wierp een snelle blik op z'n hor- | |
| |
loge. De gehele entree had nauwelijks een minuut in beslag genomen. Maar daarbuiten moest de omsingeling van het gebouw nu wel voltooid zijn. Elk ogenblik verwachtte hij het signaal te horen, dat Rachuri Julius Decan moest verwittigen van gesprektoon te veranderen en Algamemnon de nood der tijden onomwonden duidelijk te maken.
‘Ik zie dat ik erg gepresseerd ben,’ zei Mr. Darr verontschuldigend. ‘Vergeef mij mijn lompheid. Waar is het meisje?’
‘H-het meisje...?’
De zware man staarde hem loerend aan. De gang der gebeurtenissen was veel te snel voor zijn trage geest geweest. Maar nu begon hij zich te herstellen, en daagde het besef wat er gaande was. Langzaam schudde hij het hoofd.
‘Jammer,’ zei Mr. Darr koud. Hij tastte in de binnenzak van zijn regenjas. De loop van het pistool week geen ogenblik. ‘Sterke, zwijgzame mannen zijn natuurlijk helden, maar het beroerde van helden is, dat ze zo jong sterven. Heb je daar aan gedacht? Ik geef je precies drie tellen om me te zeggen waar het meisje zich hier in huis bevindt. Weet ik het bij de derde tel nog niet, dan moet je de rest maar met Onze Lieve Heer uitzoeken. En denk niet dat ik bang ben om te schieten omdat die knal zo alarmerend werkt, want daar heeft onze moderne beschaving ook al iets op gevonden.’ Hij haalde een geluiddemper uit z'n binnenzak en bevestigde het apparaat op z'n pistool. De scherpe klik, waarmee de twee aan elkaar klemden, klonk hard en dreigend in de stilte.
‘EEN,’ zei Mr. Darr strak.
Zijn ogen hadden zich versmald en droegen thans een dodelijke dreiging. Alle bonhomie was van hem
| |
| |
afgevallen. Hij wist dat er thans niets meer te verliezen was, en dat hij het meisje moest vinden eer de andere kant het ultimatum stelde. En hij was vastbesloten haar te vinden ook - wat dit dan mocht kosten!
‘TWEE!’
De zware man staarde met uitpuilende ogen naar het pistool, dat door de geluiddemper een monsterachtige vorm had gekregen. Op z'n voorhoofd parelden zweetdroppels. Hij zag het wapen langzaam naderen. De donkere loopopening leek een loerend oog. Over het metaal lagen scherpe glimlichtjes. Mr. Darr liet het langzaam op hem toekomen, en in de ogen van de dodelijk ontstelde man werd het afgrijselijke ding voor zijn ogen steeds groter, groeide uit tot een verschrikking, die zijn gehele gezichtsveld vulde, en naderde, naderde, slopend langzaam maar steeds dichter. Hij schoot met een gil achteruit toen hij een spookachtige, koude vinger op zijn voorhoofd voelde, en besefte dat dit de loop was...
‘DR...’
‘Hou op... Ik... ik zal spreken!!!!’
Zijn zelfbeheersing was gebroken. Hij was geen lafaard, en misschien zou hij zich hebben laten doden zonder een woord te spreken, indien Darr onbeweeglijk voor hem was blijven staan. Maar de koude aanraking, het monsterlijk vervormde pistool, dat op hem toekwam, de tellende stem, dat alles was meer dan hij verdragen kon.
Mr. Darr hield z'n wapen tegen het voorhoofd van de man gedrukt en zijn stem had een alles doordringende, koele dreiging toen hij effen zei: ‘Waar?’
‘Boven... de tweede verdieping. De kamer aan het einde van de gang.’
| |
| |
‘Bewaking?’
‘Een man zit naast de trap op wacht.’
‘Nog anderen?’
‘Nee...’ En toen de druk tegen zijn voorhoofd sterker werd. ‘Nee! God! Je kunt me geloven...’
‘Ik hoop het voor je,’ zei Mr. Darr zorgzaam. ‘Nou nou, doe niet zo schichtig. Dat is slecht voor de zenuwen. Ik geloof,’ zei Mr. Darr liefdevol, ‘dat je je na een beetje slaap veel beter zult voelen. Ik pas zolang wel op het huis.’
Het waren de laatste woorden, die de deurwachter hoorde, en zij gingen verloren in een duizeling van lichtfonteinen en vallende sterren, waardoor hij omlaag suisde in een genadigde bewusteloosheid. En nog voor zijn zwaar lichaam de vloer raakte was Mr. Darr het vertrek reeds uit, en sloot de deur behoedzaam achter zich.
In de hall heerste dezelfde stilte, welke hem bij zijn binnenkomen al was opgevallen. Even luisterde hij. Toen schoof hij onhoorbaar langs de trap naar boven.
Hoeveel tijd zou hem nog gegund zijn, vroeg hij zich gespannen af. Het verwonderde hem eigenlijk dat Prins Paul het teken nog niet gegeven, Decan de eis nog niet gesteld, Algamemnon nog niet om het meisje gezonden had. En dan...
‘Wie is daar?’ vroeg een scherpe stem boven hem, en de vraag ging vergezeld van het scherpe geklik, waarmee de haan van een pistool wordt overgehaald. Het volgend moment verscheen boven aan de trap een kleine, magere man, die ziekelijk veel leek op een windhond in een slobberpak, en die langs de loop van een indrukwekkend pistool argwanend naar beneden keek. En ondanks de grimmige ernst van de situatie bedacht Mr. Darr dat men toch niet zó dras- | |
| |
tisch had behoeven te bezuinigen, waar het ging om de bewaking van een prinses naar den bloede.
De bezuinigde windhond liet zich daar overigens weinig aan gelegen liggen.
‘Wie ben jij? Wat kom je doen?’ kefte hij nijdig. ‘Het is verboden om op deze verdieping te komen.’ Blijkbaar kwam de gedachte niet bij hem op, dat hij een indringer voor zich had, maar catalogiseerde hij de man in de kakie regenjas als een der zijnen. En Darr voelde merkwaardig weinig behoefte om hem uit die droom te helpen.
‘Ik heb opdracht van Algamemnon om het meisje een paar vragen te stellen,’ zei hij sussend. ‘Maak de deur even open, wil je? Er is haast bij.’
‘Ik heb jou hier anders nog nooit eerder gezien...!’ Er was argwaan in zijn stem.
‘Ik kan niet zeggen dat ik het als een gemis gevoeld heb,’ zei Mr. Darr schouderophalend. ‘Maak voort. Algamemnon wacht.’
‘... en er komt anders nooit iemand naar boven zonder Uscher.’
‘Ja, hóór eens,’ zei Darr, verongelijkt, beseffend dat Uscher de deurwachter moest zijn. ‘Uscher sláápt. Moet ik nou nog lang wachten, of...’
Het schelle fluitsignaal, dat plotseling van buiten tot hen doordrong, liet hem z'n laatste woorden inslikken. Dit was, waar hij al die tijd voor gevreesd had. Hij luisterde zonder zich te bewegen, tot het signaal verstomd was, terwijl hij met de ogen de afstand naar de deur aan het einde van de gang schatte, en z'n hersens razend snel werkten. De magere bewakingsambtenaar stond als een opgeschrikte waakhond te snuiven.
‘Wat is dat...?’
| |
| |
‘Wat?’
‘Dat fluiten? Wat betekent dat? Ik vertrouw het niet.’
‘Allemachtig,’ zei Mr. Darr, een geschrokken blik naar omlaag werpend. ‘Ik geloof dat je gelijk hebt. Kijk daar! Dat is toch niet normaal, hè?’ Hij staarde ontsteld naar beneden, en naar z'n gezicht te oordelen woelden vreemde verschrikkingen aan de voet van de trap rond. De tanige waker drukte hem nerveus aan de kant, in z'n gretigheid om zelf te zien wat er gaande was.
‘Waar dan? Ik zie niet...’
‘Daar!’ zei Mr. Darr en sloeg hem teder met de achterkant van z'n pistool op de punt van zijn schedel...
Een ogenblik later had hij de sleutelbos van de verslagene reeds vermeesterd en snelde op de deur, aan het uiteinde van de gang, toe. Terwijl hij de sleutel in het slot stak klonk buiten het fluitje opnieuw, onmiddellijk gevolgd door het geknetter van schoten. Doch het meisje, dat op de rand van het smalle bed zat, was zich nauwelijks het dreigende schieten bewust, zo volkomen werd zij door ongeloof en verwondering overrompeld. Ze staarde de tengere figuur, die als bij toverslag in de deuropening was verschenen, aan, of hij een spookverschijning was.
‘Goedenavond, Anne-Claire,’ zei de spookverschijning grinnikend, ‘Hou je nog van me...?’
| |
II
Het geknetter der schoten werd heviger. Als een gordel van geluiden sloot het rond het huis, en
| |
| |
overstemde ieder ander gerucht, om dan langzaam af te zwakken, tot er een dreigende stilte intrad.
‘U ziet, Monsieur Algamemnon, dat ik niet overdrijf,’ zei Rachuri Julius Decan glimlachend, en staarde de dikke man aan het andere einde van de tafel veelbetekenend aan.
Hector Algamemnon bewoog niet. Zelfs voor Morton, die hem onder vele omstandigheden had meegemaakt, had de roerloze houding van de dikke man thans iets onwezenlijks. De stilte, welke het schemerige vertrek vulde, was gespannen tot het uiterste. Buiten, op de gang, klonken rennende voetstappen. Pas toen zij vlak bij de deur waren, keek Algamemnon op.
‘Je mannen schijnen opgewonden, Philip,’ zei hij rustig. ‘Kalmeer ze, wil je.’
‘Wat is Uw antwoord, Monsieur Algamemnon!’ zei Julius Decan schril, terwijl hij tersluiks een blik op Morton wierp, die op de deur was toegetreden en op gedempte toon enige woorden met een aldaar verschenen, dodelijk geschrokken hoofd wisselde. De beheersing, waarmee de beide mannen de zo onverwachts veranderde situatie opnamen, maakte de Rijkskanselier onrustig. Hector Algamemnon tikte behoedzaam de as van z'n sigaar alvorens te antwoorden.
‘Dus dit is jouw spel, Julius?’ zei hij nadenkend. ‘De Kleine Man wordt Grote Man, hè - als hij maar naar alle kanten tegelijk genoeg verraad pleegt. Weet je dat ik er over nadenk of het de moeite loont je te doden, Julius?’
‘Ik moet U ernstig waarschuwen... Zijne Hoogheid... Tenslotte vervul ik de rol van onderhandelaar...’
‘De rol van een kleine verrader, bedoel je,’ zei
| |
| |
Algamemnon verveeld, ‘Passons. Dus jullie wilt dat ik het meisje uitlever.’
‘Indien U daar niet onmiddellijk toe overgaat zal Zijne Hoogheid...’
‘Je kunt me je rethoriek besparen,’ zei de dikke man. ‘Ik heb dit soort situaties meer meegemaakt. Ik kan me zo ongeveer voorstellen wat Zijne Hoogheid zal doen. Voorlopig in het geheel niets, omdat hij bang is, dat het meisje bij een aanval gedood zal worden. Zolang ik haar onder handbereik heb, ben ik veilig. Pas wanneer ik haar aan jullie heb uitgeleverd loop ik kans, dat er een paar handgranaten door de vensters vliegen.’ Hij wendde zich om. ‘Hoe staan de zaken, Philip?’
‘Ik heb de mannen opdracht gegeven de ramen te bezetten,’ zei Morton koel. Hij stak een sigaret op. ‘We hebben een tommy-gun, die de deur bestrijkt. Dit huis is perfect te verdedigen, als je het mij vraagt.’
‘U begaat een dwaasheid,’ zei Decan nerveus. ‘U weet net zo goed als ik, dat U geen schijn van kans hebt het tegen ons uit te houden. Waarom bent U niet verstandig, Monsieur, en redt Uw leven door Hare Hoogheid aan ons uit te leveren?’
‘Een uitmuntende reden zou reeds zijn dat ik er niet van houd jou gelijk te geven, Julius.’ De dikke man rees op. ‘Maar misschien is de prijs van die voldoening wat hoog. Ik wil daarover ruggespraak houden. Daarom eis ik een wapenstilstand van, laat ons zeggen, een kwartier. Met dat voorstel kun je naar Zijne Hoogheid terug gaan...’
‘... ik vrees dat zoiets onaanvaardbaar...’
‘...en wanneer op die eis niet wordt ingegaan kun je Zijne Hoogheid wel meteen mededelen dat we
| |
| |
ons hier doodvechten, en dat Philip's laatste patroon voor het meisje gereserveerd wordt. Duidelijk, Julius?’
‘...het is totaal onmogelijk om daar...’
‘Uitstekend,’ zei Algamemnon. ‘Philip, zeg de man bij de deur, dat Rachuri Julius Decan ongehinderd mag vertrekken, en dat er niet noodzakelijk op hem geschoten behoeft te worden, wanneer hij na een kwartier terugkeert. Tot straks, Julius.’
Hij keek glimlachend naar de opkringelende rook van zijn sigaar, terwijl het protesterende gebrabbel van de Rachuri door de gang verstierf en abrupt eindigde met het geluid van een dichtslaande deur. Hij stond nog in dezelfde houding, toen Morton terugkeerde.
‘Mijn complimenten,’ zei de Engelsman.
Algamemnon zei: ‘De belangrijkheid van figuren als de brave Julius hangt er van af, hoezeer je hen au serieux neemt - en met de wetenschap dat zich in de kelder van dit huis een riool bevindt, waarlangs het mogelijk moet zijn ongehinderd de rivier te bereiken, behoef je ze geen ogenblik ernstig te nemen. Maar dat had je zelf ook al bedacht, nietwaar?’
Morton knikte. Een der eerste dingen die hij deed, toen zij dit steunpunt der Revolutionnairen betrokken, was de vraag stellen, of er ook een andere uitgang dan de gebruikelijke bestond. Want jaren van harde practijk hadden Philip Morton geleerd dat die kennis soms de waarde kon aannemen van een goedgedekte levensverzekering. Een medestander van Kolonel Ciras had hem het oude riool gewezen. De Revolutionnairen waren de waarde van dit soort kleinigheden ook gaan beseffen na drie jaren strijd tegen Prins Paul. Ergo:
| |
| |
‘Het zal geen moeilijkheden opleveren,’ zei hij. En toen, wraakgierig: ‘Waarom heb je Decan feitelijk laten gaan?’
‘Hij bezorgt ons zo een kwartier voorsprong, en dat is meer waard dan een dode Julius. Zeg de mannen omlaag te gaan en haal het meisje. Ik ontmoet je beneden.’ Hij wachtte tot z'n adjudant bij de deur was. ‘Eh... Philip?’
‘Ja?’
‘Voor het geval je bijzonder gebrand bent op onze Julius; ik heb er natuurlijk geen bezwaar tegen dat je even achterblijft - laat ons zeggen bij de tommy-gun, die de deur bestrijkt...’ zei Hector Algamemnon vriendelijk, en stak zorgvuldig z'n sigaar aan.
Terwijl hij langs de vochtige trap naar de kelder afdaalde neuriede hij tevreden een danswijsje, dat hij een paar maanden geleden in Parijs gehoord had. Wanneer dit allemaal achter de rug was moest hij werkelijk weer naar Parijs terug gaan, bedacht hij, Tenslotte was dat de enige stad waar men léven kon. Binnenkort Parijs dus. Deze affaire kon niet lang meer duren. Dat Paul op deze wijze optrad tegen de Revolutionnairen, hield min of meer een oorlogsverklaring in. Dat Julius een verrader bleek te zijn was jammer, maar hij geloofde niet dat het de gehele organisatie van Ciras verlamde. Er bleven nog genoeg krachten over. Het ging er nu slechts om deze op de juiste manier te verenigen en uit te spelen. En vooral nu hij het meisje in handen had, zou dat geen onoverkomelijke moeilijkheden opleveren. Het was een geluk, dat hij haar nog niet had laten doden, dacht hij tevreden, en in die overdenking vertroebelde geen enkel sentiment de koude, wiskunstige waarde welke hij op haar stelde...
| |
| |
Aan de voet van de trap bleef hij staan. De kelder was groot en laag, met muren die door ouderdom en vocht verweerd waren. Er brandden een paar lampen. Er hing een geur van rotting en salpeter. Aan het uiteinde klonk het zachte geklots van water. Hij liep langzaam op het ijzeren hek toe, dat het rioolopening tot vlak boven het water afsloot. Het kleine groepje mannen, dat hier nerveus wachtte, schoof uiteen bij zijn nadering.
‘Is het niet mogelijk dat rooster te openen?’ vroeg hij.
Een der mannen schudde somber het hoofd.
‘We hebben het geprobeerd, Monsieur, maar het is totaal verroest. Er is echter ruimte genoeg om er onder door te komen, en gelukkig staat het water zo laag dat we niet van hier tot aan de rivier behoeven te duiken. Het is toch zeker vijftig meter,’ voegde hij er zuinig aan toe. Hij was bang, zag Algamemnon met een lichte minachting.
‘Het is buiten donker, en bovendien hangen er nevels over de rivier,’ zei hij kort. ‘Jullie behoeft je geen zorgen te maken. Ze zullen ons heus niet ontdekken terwijl we naar de andere oever zwemmen.’ Een blik op z'n horloge leerde hem dat er zes minuten verlopen waren sedert het vertrek van Decan. Het werd tijd. Waar bleef Philip?
Voetstappen op de trap gaven het antwoord. Hij wendde zich om en er verscheen een voldane uitdrukking in z'n ogen toen hij een paar damesschoentjes de treden zag afkomen, gevolgd door een lange sportpantalon en een regenjekker. Prinses Ferinah daalde merkwaardig kalm omlaag. Vlak achter haar kwam Morton, de ogen strak op haar gericht. Hij droeg geen wapen, zag Algamemnon. Blijkbaar voel- | |
| |
de hij zich zeker dat zij niet zou trachten te ontvluchten.
‘Uitstekend, Philip,’ zei hij rustig. ‘We moeten...’ ...Zijn adem stokte, toen hij besefte waaróm Morton geen revolver droeg. Want achter de Engelsman kwam een derde figuur de treden af; en de oude Smith & Wesson in diens hand liet aan duidelijkheid niets te wensen over...
‘Het spijt ons ongelooflijk dat wij zo laat zijn,’ mompelde Mr. Darr verlegen, ‘maar, ziet U, er zijn allerlei onverwachtse dingen gebeurd...!’
| |
II
Hij stond bedeesd om zich heen te kijken op de onderste trede, zijn slappe vilthoed achter op het hoofd geschoven, één hand in de zak van zijn smerige kakie-regenjas. Maar het pistool in de andere hand week geen fractie van een seconde, en elk der mannen, die verbluft naar hem staarden, wist dat de geringste beweging op z'n minst genomen ongezond zou zijn.
‘Philip!’ Algamemnon's stem droeg een milligram minder beheersing dan gewoonlijk. ‘Hoe...?’
‘Hij wachtte me op in de kamer van het meisje,’ zei de Engelsman koel. ‘Had me onder schot voor ik iets kon doen. Je kent hem.’ Hij haalde de schouders op. ‘Hij dwong me omlaag te gaan.’
‘Het was ook een rotstreek van je om zomaar binnen te komen,’ verweerde Mr. Darr zich. ‘Ik zat juist verward in een soort liefdesverklaring en boem, daar val jij binnen. Nu weet ik nog niet waar ik aan
| |
| |
toe ben.’ Hij keek het meisje hulpeloos aan. ‘Hou je eigenlijk van me, Anne-Claire?’
Ze antwoordde niet. Er was warmte in haar ogen, toen ze naar hem opkeek, en een gevoel van zekerheid en vreemde blijdschap in haar hart. Zij had naar hem verlangd met een intensiteit, die haar zelf verbaasde, en toen hij eensklaps voor haar verschenen was, onooglijk en opgewekt als immer, met diezelfde uitdrukking van verdrietige spot in z'n ogen, die zij zo goed had leren kennen, had zij eensklaps geweten dat deze moderne ridder-van-het-droeve-figuur meer voor haar betekende dan zij zich ooit bewust was geweest. Maar inplaats van alles eenvoudig te maken, verwarde dat gevoel haar meer dan ooit te voren. Zij begreep nog minder van hem dan een paar uur geleden - hoewel het haar leek of zij hem haar gehele leven gekend moest hebben, zo vertrouwd was zijn stem, z'n houding, z'n oogopslag haar in die korte tijd geworden. Ze zweeg. Maar in haar blik kon hij alles lezen wat hij weten wilde - en voor het moment prefereerde te negeren...!
‘Zie je!’ zei Mr. Darr bitter tegen Morton. ‘Daar sta ik nou voor gek! Ik was zo mooi op weg voor je binnen kwam en nu is alles weer kapot. Nu kan ik weer helemaal opnieuw beginnen met redden en flink doen. Geloof je dat het indruk op haar maakt wanneer ik Algamemnon nu een bekentenis ontwring?’ vroeg hij, ineens hoopvol.
Algamemnon zei: ‘U bent buitengewoon geestig, Mr. Darr. Mag ik overigens weten wat Uw plannen zijn? Over een minuut of zeven valt Prins Paul waarschijnlijk aan en het is noch Uw, noch mijn belang dat hij ons hier aantreft.’
‘M'n eerste plan houdt in dat je je armen geen
| |
| |
millimeter lager houdt dan nu,’ zei Mr. Darr achteloos. ‘M'n tweede... Wel, zeven minuten, zei je? Ik geloof dat we daarin wel klaar zullen komen - met je bekentenis.’
‘Pardon...???’
‘Je succes-onthulling,’ hielp Mr. Darr. ‘De Nieuwe Moord van Raamsdonk of Hoe-ik-bijna-'n-Prinses-vermoorde-en-waarom... Waarom ben jij betrokken bij deze aanslag, Hector? Apropos, je bent er nu toch wel achter dat die hele geschiedenis een kermisklucht was, nietwaar? Na het optreden van Julius Decan als plichtsgetrouw Pauliaan kan je dat onmogelijk ontgaan zijn!’
‘Ik realiseer me inderdaad dat de Rachuri een dubbele rol speelde... Blijkbaar heeft hij zich in de Revolutionnaire Beweging weten te dringen.’
‘En nogal diep ook, zo te zien,’ mompelde Mr. Darr meewarig. ‘Hij wist jou tenminste al die tijd de indruk te geven dat de Partij van Kolonel Ciras bijzonder gesteld was op een dode Prinses Ferinah. En jij moest het zaakje opknappen.’
‘Wat bedoelt U?’ Voor de eerste maal gleed er een schaduw van verwondering over Algamemnon's gelaat. ‘De Revolutionnairen wensten inderdaad...’
‘Het spijt me,’ zei Mr. Darr snel, ‘maar de Revolutionnairen wisten absoluut niets van die hele aanslag af. Toevallig sprak ik zo pas even met Koscha Ioch, jou welbekend, neem ik aan, en die was volkomen overstuur van verbazing. Volgens hem had het Revolutionnair Comité juist alles op haren en snaren gezet om Prinses Ferinah's leven en gezondheid te garanderen. Maar Julius, subsidiair Paul, had een aanslag nodig voor eigen gebruik en daarom moest jij het doen. En verder, Hector,’ zei Mr. Darr
| |
| |
bestraffend, ‘moet je geen kostbare minuten verknoeien met uitvluchtjes, want dan komen we helemáál niet klaar. Jij wist net zo goed als Julius, dat het Comité er weinig voor voelde. Je hebt de aanslag door je eigen mensen laten uitvoeren. Naar uit betrouwbare bron werd getelefoneerd was je voorts, nadat je Anne-Claire met behulp van de revolutiegangers opnieuw gevangen had, zelfs van plan om die aanslag nog eens grondig te repeteren, maar dan zo, dat het leek of Prins Paul de aanstichter was. Met andere woorden: Julius mag dan al een duister spel spelen; het jouwe is ook niet een en al vaderlandsliefde en revolutionnaire geestdrift. Wat jij probeerde te doen was door middel van Ferinah's dood de Revolutionnairen zover op te sarren dat ze een opstand begonnen. Waar of niet?’
‘U bent erg zeker van Uzelf,’ zei Algamemnon schouderophalend.
‘Dat zou nog uit te houden zijn. Maar het beroerde voor jou is, dat de Revolutionnairen nog veel zekerder zijn. Je had Koscha moeten zien toen ik hem een en ander vertelde. Hij werd boos op je, Hector; heel erg boos. En voordat we als broeders scheidden, bezwoer hij me zelfs dat hij het al z'n clubgenoten zou vertellen. Waarmee ik maar zeggen wil,’ zei Mr. Darr droevig, ‘dat Algamemnonse Aandelen Algemene Revoluties ineens ontstellend gekelderd zijn. Koscha ging zelfs zo ver je een verrader van de Nationale Zaak te noemen.’
Algamemnon zweeg een ogenblik, en ondanks zichzelf voelde Mr. Darr bewondering voor zich opkomen voor de enorme zelfbeheersing waarmee de dikke man deze schok opving. Hij moest thans het gevoel hebben dat alle fundamenten onder zijn plannen werden
| |
| |
weggeblazen. Maar zijn gezicht verried niets, de hand met de sigaar trilde geen ogenblik. Eindelijk zei hij: ‘Waar stuurt U feitelijk op aan?’
‘Ogenblik. Het is beter als ik even verder ga met m'n situatieschets.’ Darr wierp een blik op z'n horloge. ‘Nog vier minuten, eer Decan z'n antwoord komt halen, zoals Morton me verzekerd heeft. Dus kort. Kijk, toen ik dat gesprek met Koscha had, spraken we af dat we elkaar hier weer zouden ontmoeten. Hij vertelde me zo'n beetje hoe dit riool liep, en meende, dat hij de telefonische waarschuwingen aan zijn broeders genoegzaam snel af kon werken om omstreeks deze tijd met een klein motorbootje aan de overzijde van de rivier te liggen. Vermoedelijk zal hij daar nu wel zijn, met een paar wraakzuchtige vrienden aan boord. Waarmee ik maar zeggen wil, vriend Hector, dat je nu kunt kiezen, of je door een slechtgehumeurde Prins Paul in de kuif gepikt wil worden, of door een troepje minstens even geprikkelde Revolutionnairen. Ik kan niet zeggen,’ zei Mr. Darr somber, ‘dat ik graag in jouw schoenen zou staan, Hector.’
En Hector Algamemnon moest toegeven dat de tengere man, die hier zo onverstoorbaar rustig stond te praten, als bestond er geen omsingeling en geen snel verglijdende tijd, gelijk had. Hij geloofde niet dat Darr blufte. Diens gehele aanwezigheid hier, de manier waarop hij sprak, de kennis van zaken, welke hij achteloos ten toon spreidde, gaven de dikke man de angstaanjagende overtuiging dat hij inderdaad bekneld was tussen twee vuren. Maar tevens wist hij dat Mr. Darr hem de situatie nimmer zo uitvoerig uiteen zou hebben gezet, indien hij daarmee niet iets voor had. Hij wachtte.
| |
| |
Zij maten elkander met de blik. Op dat ogenblik bestond voor geen van hen het probleem van de weinige tijd, die hen nog restte. Het ging hier om andere dingen, die door het feit dat zij nog nauwelijks drie minuten hadden eer de hel buiten zou losbarsten, wel werden toegespitst, maar niet veranderd.
‘Wat zijn je voorwaarden?’ vroeg de dikke man scherp.
Darr lachte. ‘Je begrijp me, Hector. Inderdaad wil ik Koscha Ioch wel vragen je aan boord te nemen en lijfsbehoud te garanderen, vooropgesteld dat het je iets waard is.’ Hij boog zich voorover. ‘Waar zit jij achteraan, Algamemnon? Wat is jouw spel?’
Philip Morton zei: ‘Luister. Kunnen we dit niet bespreken als we eenmaal uit deze heksensabbath zijn? We hebben nog twee-en-een-halve minuut.’ Z'n stem had een hese ondertoon. Achter hem bewogen zijn mannen zich schichtig, als een schooltje klamme zeevis, dat de haai nader ziet komen. Maar Darr scheen hem nauwelijks te horen.
‘Wel. Algamemnon?’
‘U garandeert mij vrije uittocht indien ik U inlicht?’
‘Niet alleen ik, geloof ik,’ zei Darr, luisterend het hoofd opheffend. Uit de richting van het riool klonk een zacht geplas. Het volgend ogenblik tekende zich een donkere schaduw tegen het rooster af, een mannenfiguur, die zich aan de buitenzijde van de tralies vastklampte. Hij dook op uit de duisternis als een sluike, magere Neptunus in een kleverig doorweekt confectiepakje.
‘Hallo Gwynn,’ zei de Neptunus. ‘Alles in orde? Het duurde zo allemachtig lang dat ik maar eens ben komen kijken. Hoe staan de zaken?’
| |
| |
‘Dat is Koscha,’ zei Mr. Darr grijnzend. ‘We zijn in een ogenblikje klaar, broeder-revolutionnair. Vriend Algamemnon wil mij alleen nog enkele kleinigheden op het hart drukken, alvorens op reis te gaan, nietwaar Hector? Of heb je je weer bedacht?’
‘Ik weet niet of het je interesseert, Algamemnon,’ zei Morton met een kalmte, die maar zeer povertjes zijn onrust bedekte, ‘maar we hebben nog hooguit anderhalve minuut.’
De dikke man knikte langzaam.
‘Je behoeft je geen zorgen te maken,’ zei hij effen. ‘Ik vlei me, geen fanaticus te zijn. Natuurlijk ben ik onder deze omstandigheden volkomen genegen Mr. Darr enkele informaties te geven.’
‘Natuurlijk,’ beaamde de tengere man goedgemutst. Het dompige licht tekende zijn schaduw, grotesk vergroot, op de smerige muur achter hem. Zoals hij daar stond geleek hij nog het meest op een goedmoedige kobold, die uit de ingewanden der aarde was opgedoken om zich over het gedoe der stervelingen te verbazen. Het meisje, dat hem met groeiende verbijstering gadesloeg, vroeg zich af of het ook maar een moment tot hem doordrong dat daarbuiten thans het dodelijke cordon elke seconde dichter om het huis sloot, en vanachter iedere straathoek vele karabijnen de ramen op de korrel namen. Het scheen hem volstrekt niet te deren. Met een handgebaar gaf hij Koscha te kennen dat hij de angstig opeengedromde mannen door kon laten, en terwijl de kleine troep zich als een bende vluchtende ratten om de ingang van het riool verdrong, wendde hij zich weer tot Algamemnon.
‘Er schijnt haast bij te zijn, Hector.’
Algamemnon zei: ‘Wij hebben inderdaad weinig
| |
| |
tijd, Mr. Darr. Ik voel betrekkelijk weinig lust om Prins-Regent Paul te ontmoeten, en Julius kan thans elk ogenblik ontdekken dat wij verdwenen zijn, wanneer hij terugkeert om ons besluit te halen. Sta mij daarom toe U mijn antwoord in zo beknopt mogelijke vorm te overhandigen.’ Al sprekend had hij zijn portefuille te voorschijn gehaald en er enkele velletjes uitgenomen. Het waren verkleinde foto-copieën van een document, zag Ferinah. ‘U billijkt natuurlijk, dat ik U het orgineel niet geef,’ zei de dikke man, hem de foto's overhandigend. ‘Ik twijfel er echter niet aan of U zult hier uit alles op kunnen maken wat U weten wilt.’ Zonder Darr's antwoord af te wachten wendde hij zich kalm om en liep naar de opening van het riool. En duidelijker dan vele beschrijvingen van de figuur Algamemnon is het feit, dat hij geen ogenblik belachelijk was, toen hij zich in het stinkende water liet glijden en behoedzaam onder het rooster door dook.
Maar Mr. Darr lette al lang niet meer op hem. Zijn blikken flitsten over het gladde oppervlak der foto's, en het meisje, dat dicht naast hem stond, zag verbaasd hoe er, al lezend, een vreemde spanning over hem kwam, en hoe zijn ogen zich vernauwden...
‘Grote Goden,’ zei Mr. Darr eerbiedig.
‘Gwynn!’ Koscha's stem kwam, door nagalm vervormd, angstig tot hen vanachter het riool-rooster. ‘Schiet op! De tijd is bijna verstreken!’
Mr. Darr richtte langzaam het hoofd op. Hij zag er uit als iemand, die uit een wonderlijke mooie droom ontwaakt door het gesnerp van een buitengewoon a-muzikale wekker. ‘Naar de hel met die tijd!’ zei hij opgewekt. ‘Dit is, waar ik al die tijd naar heb lopen zoeken!’
| |
| |
‘Kom mee.’ Het meisje greep hem bij de arm. ‘Toe, Gwynn! Ze kunnen elk ogenblik aanvallen!’ Ze had nimmer sterker de overtuiging gehad dat hij een ander soort zenuwgestel moest hebben dan de rest van de mensheid. Maar onder de roekeloze vrolijkheid, welke ze in zijn grijze ogen ontdekte, smolt haar angst weg.
‘Idioot,’ zei Prinses Ferinah, lachend. ‘Wil je dan met alle geweld neergeschoten worden?’
‘Wat een bespottelijk voorstel,’ zei Mr. Darr, haar snel naar de opening voerend waar Koscha wachtte. ‘Waarom? Ik kan je soms niet volgen, Anne-Claire. Apropos, ik heb een brief bij je achtergelaten, herinner ik me. Die brief van Serge. Heb je die nog?’
Ze haalde hem uit de zak van haar regenjekker. ‘Wat ga je er mee doen?’ vroeg ze argwanend.
‘En dat vraag je nóú!’ Mr. Darr snoof. ‘Terwijl we in de vliegende haast op de vlucht zijn. Lees het later maar eens na in m'n levensbeschrijving, als er meer tijd voor is.’ Hij propte de beduimelde velletjes in z'n binnenzak. ‘Hallo, Koscha. Hier komt een waternimph. Kun je haar even aannemen? Doe alles wat Oom Koscha je zegt, Anne-Claire.’ Hij liet haar in het water zakken. ‘Hij zal je wel naar z'n boot brengen. Als hij dáár niet eens toe in staat is, zie ik de toekomst van de binnenscheepvaart somber in.’
Ze begreep nóg niet wat hij van plan was. Het werd haar pas duidelijk, toen hij zich over haar heen boog en haar, met dezelfde beweging, waarmee hij haar losliet, vluchtig op de mond kuste.
Het volgend ogenblik had hij zich omgewend, en terwijl zij zich verbijsterd aan het rooster vastklampte,
| |
| |
omspoeld door het duistere, koude water, tastend naar Koscha's hand, zag ze hem met snelle passen naar de trap terug rennen.
‘Gwywn!!!!!’
Doch alleen de echo's beantwoordden haar laatste, wanhopige schreeuw, voor Ioch haar met geweld mee sleurde. Want reeds was Mr. Darr als een schaduw in de dodelijke val van het huis teruggeglipt...
|
|