‘Als je dat nu al wist, was er verder geen aardigheid meer aan,’ zeg ik troostend en uitsluitend om hem wat op te monteren, maar Reggie miskent mijn goede bedoeling en kijkt me verwijtend aan.
‘Lieve hemel, demonstreer toch niet zoo, dat je pas uit de collegebanken bent ontsnapt en je entrée in het harde leven feitelijk nog moet maken. Wie spreekt er nu van “aardigheid”, als het gaat om een ingewikkelde moordzaak, waarbij ongeveer alle menschen van wie je redelijkerwijs zou mogen verwachten dat ze alle pogingen in het werk zouden stellen om je bij de oplossing van het raadsel behulpzaam te zijn, je tegenwerken en de rest heelemaal van niets weet.’
Hij ziet er bepaald zielig uit.
‘Nou ja,’ sus ik, ‘de aardigheid is natuurlijk relatief. Het zou anders wel een dankbaar onderwerp zijn voor een film, vind je niet? Greta Garbo, als mevrouw Dubock, de geheimzinnige vamp....’
‘Ja, leuk,’ beaamt Reggie grimmig. ‘En Watt en ½ Watt als de vroolijke moordenaars. Zooiets bedoel je zeker?’
Hij schudt medelijdend het hoofd.
In de hal neemt Verhagen afscheid, nadat hij een paar minuten op zachten toon met Reggie heeft gepraat. Deze troont me mee naar den tuin.
‘Ik heb Verhagen overgehaald om het bezoek aan mevrouw Dubock aan mij toe te vertrouwen,’ begint hij. ‘Tegen het diner ga ik haar opzoeken. Ik geloof dat ik dan de meeste kans heb om haar thuis te treffen. Als je wilt, mag je wel van de partij zijn.’
Ik knik zwijgend en hij gaat verder:
‘Misschien dat Dithmar nog voor dien tijd thuis komt. Eigenaardig dat hij zoo lang wegblijft. Dat afzeggen van die afspraak schijnt niet zoo vlot van stapel te loopen.’
Al pratend bereiken we de achterzijde van het huis en