Gedichten. Deel 1(1685)–Joannis Antonides van der Goes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op den Ystroom van den overtreflyken poeet Joannes Antonides vander Goes. Caelo gratissimus amnis. HEt Y spant wonderlijk, van name en vloet zo kleen, In rijkdom, magt en pragt, de kroon van alle stromen. Maar zo is ook allengs de Tiber opgekomen, Die grootvorst, ruim zo fors, van landen en van zeen. Vernuft braveert gewelt, als d'Ystadt andre steên. Dies juich; ô koopstroom, nu van vreugt langs beide uw zomen: Naar dien Antonides met kunst en zoete dromen Gaat weiden in uw' lof, zijn ware Hippokreen. Hy streeft de zwaan na, die Eneas helden werken Naar 's Tibers stromen voert van Xanthus op haar vlerken. En streeft hy in zijn vlucht uw zeilen niet voorby? De werelt in een stadt, de zee in 't Y te malen Met verf, die nooit verschiet, zo lang de zon blijft stralen, Dat kan de zeevaart min dan d'eedle poëzy. J. Vollenhove. Vorige Volgende