Het Belgische domdenken
(1986)–Johan Anthierens– Auteursrechtelijk beschermdSmaadschrift
[pagina 31]
| |
De Jan Bardi-democratie
| |
[pagina 32]
| |
en vergenoegen ons met een figurantenrol in het eigen bestaan. Moed is ons niet toevertrouwd, deemoed des te meer. Vrees is een biologische constante en achterdocht een tweede natuur; om vier uur 's middags ratelen in België de rolluiken naar omlaag, dan verbeidt de burger het schemeruur en verschanst zich tussen vier muren achter een bord warme prak en een proefbuis televisievoer. Bang als nationale impuls; bij elke sneeuwbui rukken huisvaders en huismoeders en hun kinderen uit met spatels en bezems en ander grof gerief om de stoep te ontbloten zodat geen passant een slalom op het plekje trottoir op de familie kan verhalen. Neerdwarrelend wit wordt vanacher tulen gordijnen bespied als een mogelijke smet op het verzekeringsblazoen. In tegenstelling tot Nederland waar een maatschappelijke discussie nu en dan breed uitdeint, verduisteren wij ons gedachtengoed en beperken de omgang met de samenleving tot een beschroomd schimmenspel. Vraag een Belg niet voor welke partij hij gaat stemmen of gestemd heeft, u brengt hem in de hoogste verlegenheid. Sport als gespreksstof kan er mee door, als u de omzichtigheid in acht neemt niet op een supportershart te trappen. Maar, het wéér, menéér, dat doet geen zeer, daar lusten wij pap van! Over dooien en vriezen raken wij niet uitgepraat; over de elementen zijn wij in dat van ons omdat geen méns ervoor verantwoordelijk is; het weer komt van de Heer, met hem zijn wij óók dagelijks in de weer. Niet voor niets is gekscheer Armand Pien al vijfentwintig jaar de meest populaire t.v.-figuur, eerder mascotte dan weerman. Hij is de beschuttende barometer van ons natje en droogje, het knuffelbeest van onze wintervoeten, de Paul Newman van het azuurblauwe zwerk, de Randy Newman van onze rainy days. Omdat wij er niet genoeg van kunnen krijgen neemt zijn weerpraatje - Vlamingen verkleinen alles, een krant en een weekblad noemt men een boek- | |
[pagina 33]
| |
ske, een boek kent men van de rug af gezien - meer zendtijd in beslag dan het journaal zelf, maar duurt te kort voor de huiskamer waar de prognoses gewikt en gewogen worden en getoetst aan de eigen natte vinger. Eens de meteorologische opwinding uitgewoed, last men weer leegte aan stilte. Deze inertie werkt verlammend in op de hersenmachinerie en beschadigt onze morfologie. In dit hinkelspel van halve waarheden en geaborteerde standpunten fietsen wij in een sierlijke boog om de problemen heen. Dat er met onze identiteit iets loos is signaleren de zes ‘geslaagde’ zelfmoorden en het tienvoud aan zelfmoordpogingen per dagGa naar eind1.. Als wij het onbekend aantal gemaquilleerde zelfdodingen buiten beschouwing laten, blijft het een score om piëteitsvol je petje voor af te nemen. Het is niet niks, tweeduizend afhakers per jaar op een globaal van negen miljoen levende zielen. Met die curve zijn wij binnen de suicidaire Europese Gemeenschap goed voor een zilveren medaille, alleen Denen verdoen zich fanatieker. Onbetwist wéreldkampioen daarentegen zijn wij in het toevlucht nemen tot tranquillizers; de verdovingsdrang van de Belg kent zijn weerga niet. Wij schrikken spectaculair van het junkparadijs Amsterdam en slikken doodgemoedereerd librium en andere douceurtjes, met hetzelfde gemak als waarmee wij de koffie opzoeten. Een Belgische manie(r) om problemen roos te kleuren. Van die collectieve hang naar meer bewusteloosheid bracht het radioprogramma ‘Het Kraaienest’ in 1985Ga naar eind2. een ontluisterend beeld, doorprikt met hallucinante en wraakroepende getuigenissen. Ook de fles hoort daar bij. We mogen dan al katholiek zijn, de drankduivel is een populaire en welkome vijand. Voor elk glas alcohol dat in Nederland gedronken wordt slaan wij er twee achterover.Ga naar eind3. Materieel gezien oogt België als een showroom in de cadeaumaand | |
[pagina 34]
| |
december. Onderweg is het één geflonker van bmw's en Mercedessen en ander delicaat koetswerk en de exclusieve eetgelegenheden puilen uit van schransers die lang vooraf hun culinaire collaps reserveren. Berooide Belgen bestaan niet. Ze bestaan wel, maar brengen de tact op in soutterains en achterhuizen te onderkomen. Twaalf à vijftien procent van de Belgische arbeidsmarkt heeft geen werk, leeft van de steun. Voor jongeren, vrouwen en Limburgers komt daar vijf procent bij; het is dus stellig af te raden een jonge Limburgse te zijn. Men schat dat vierhonderdduizend landgenoten economisch in Ethiopische omstandigheden verkeren, terminaal verpauperen, zich met een kaars behelpen als hun de stroom onthouden wordt en de krant halen als de kaars omvalt. Nog eens twee miljoen Belgen - voor zover zij die speelgoednaam verdienen - ondervinden alle moeite om de povere eindjes aan elkaar te knopen. Op tijd en stond poseert de schrale kudde voor een schokkende artikelenreeks over De Nieuwe Armoede. In Nederland doopte socialist Marcel van Dam hen de Jan Splinters van de welvaartsstaat; België telt twee en een half miljoen J. Splinters, voor de wet de gelijken van een groep Jan Balken, in watten gelegde lieden die vier keer per jaar met vakantie gaan om hun wit en zwart geldoverschot genotvol te draineren. België als het ‘Eiland Amoras’, een guitig stripverhaal van Willy Vandersteen waar vetten en mageren elkaar in balans houden. Een balans als een opwaartse skischans. Het voorjaar 1986 davert van de gifschandalen en financiële malversaties, met als uitschieter het Antwerpse wisselkantoor Kirschen & Co dat de fiscus een miljardenhak zetten mocht. Een appeldief wordt in België gevierendeeld, drie Leuvense vrouwen - verdacht van pacifistische kreten op gebouwen te hebben gespoten - worden door het gerecht als Baader-Meinhofmeiden getreiterd en gemaltraiteerd. Vredesmanifestanten worden wekenlang in voorhechtenis gehouden, opscheppers van fortuinen | |
[pagina 35]
| |
fraudegeld ziet men welwillend door de vingers richting noorderzon verdwijnen. Belgische moraal: Kirche, Küche, Kirschen. Hoe groeit in dit land jeugd op voor galg en rad? De aslkGa naar eind4., de halve staatsbank die op 1 april 1983 onsterfelijke geschiedenis schreef toen zij zich door William Vandergucht - een meneer met een alreeds solide zwendelreputatie - voor 75 miljoen tillen liet, gooit zich gretig op een prille prooi. Door middel van een intense campagne worden zestienjarigen geldgeil gemaakt. Onder de kop ‘Nu is 't aan ons’ (onder verstaan: om grote sier te maken) brengt men kuikens als volgt van slag: ‘Doe maar. Je bent zestien. Je weet waar Abraham de mosterd haalt. En wat een frank waard is. Daarom is de aslk jouw bank. Je vindt er alles om je eigen geldzaken te beredderen. Op je es-rekening werken je spaarcenten al voor morgen. En met je aslk-zichtrekening haal je volwassen bankkomfort in huis. Want er zit zo'n handige teles-kaart aan vast. Daarmee haal je zelf je rekening-uittreksels op aan de teles-automaat. En mooier nog: je tovert d'r briefjes van 1000 mee uit de Bancontact-loketten. Op elk uur van de dag of de nacht. Leuk als je 's avonds weer eens trek krijgt in hamburgers.’ Toe maar. Zestienjarigen als hapklare hamburgers, overgoten met gewild-joviale mosterd. Zestienjarigen weten per definitie niét wat een frank waard is. Wat denkt het jeugdbeschermingscomité van dit inpakken van minderjarigen, hoe reageert een jeugdrechter op monetaire pornografie, wie waarschuwt pubers voor de opzichtig gespannen geldfuik? De slang in het paradijs als aslk-agent. In De Morgen van 31 december taxeert dichter en journalist Herman de Coninck 1985 als het jaar van het cynisme. Een voorproef cynisme verkocht de liberale verkeersminister Herman de Croo in het weekblad Knack van 30 januari 1985. Op de vraag van de redactie wat hij zegt tegen de vijfhonderdduizend en méér werk- | |
[pagina 36]
| |
zoekenden zegt de Oostvlaamse landjonker achter wiens boomgaard de zon nauwelijks ondergaat: ‘Er is plaats genoeg in de wereld. Als ik hier, bij wijze van public relations, vijf werkzoekenden aanschrijf voor een job, komt er één enkele opdagen. Dat is het complex van de socialisten: de staat en de maatschappij moeten maar voor alles zorgen.’ Als hogerhand zo schampert over hen die uit het arbeidsproces buitelen, valt het mee dat de rijen voor het stempellokaal niet gestenigd worden. Schamele Belgen hebben pech en voor jongeren tovert de aslk d'r briefjes van duizend uit zijn automaat van Pandora: tafeltje-dekje, ezeltje-strek-je. Als bij een pechbelg de kaars omvalt, flakkert het ongeluk op in de faits divers en dooft weer uit. Familiale explosies van wanhoop zijn niet langer uitzondering; 1986 begon met het bericht van een Luikse vrouw van 35 jaar die haar gezin uitmoordde, zichzelf incluis. Half januari volgde een jonge moeder uit het Brabantse Merchtem dat voorbeeld en nog voor de eerste maand van het jaar om was haalde zo'n derde voorval de pers. Heeft iemand al door dat het hier gaat om zelfmoordcommando's van de welvaartsstaat, wanneer waarschuwen sociologen dat ons nog meer steekvlammen te wachten staan, met gevaar voor uitslaande radeloosheid? Er smeult wat in de boezem van het corpulente Belgische corpus. Een op vier Belgen ondervindt miserie aan den lijve, moet de honger - drie straten verder kent men enkel trek en eetlust - met hamburgers paaien. Kinderen missen de materiële en daardoor de mentale mogelijkheden om op school mee te kunnen, laat staan om hogere studies aan te gaan. Wat is dit voor een land dat zo'n situatie veretteren laat? De kerkelijke zetbazen en de uitvoerende macht dienen gedagvaard te worden voor het toebrengen van lichamelijk letsel en geestelijke verwondingen aan een deel van de bevolking. | |
[pagina 37]
| |
⋆ ⋆ ⋆
Een haperende democratie rehabiliteert zich met sport, maar ook sportief maken wij er een potje van. Biljarten doen we goed; biljarten is een zaak van intuïtieve vingervirtuositeit. Verder teren wij op sporadisch talent: een zwemster die niet verdrinkt, een hoogspringer die weer naar beneden komt, een hockeyer die de graspollen spaart, etcetera. Juni 1949 moet een tennisser van bij ons een uitwedstrijd gewonnen hebben, maar ik kan met ping-pong verwarren. Begin februari 1986 was er groot gejuich omdat wij in de C-reeks van het wereldkampioenschap handbal, naast smartelijke nederlagen tegen Nederland en Israël, de Faeröer-eilanden met 17-11 overklasten. De Faeröer zijn Deense schapeneilanden met een bevolkingsdichtheid van circa 41.000 herders. We hebben daar in Portugal, waar de slag geleverd werd, een wereldkampioenschaap gewonnen. De eens glorieuze Vlaamse wielrennerij verschrompelde tot zakkenvullerij op wielen, het voetbal leeft boven zijn stand. Wat het wielrennen betreft hoef ik geen vers toe te voegen aan de treurzang over het verloop ervan, na Eddy Merckx vallen onze coureurs in gunstige zin op door de manier waarop zij hun haar permanenten. Sportjournalisten klampen zich vast aan hun boterham, prefabriceren ieder jaar een heuse crack, een Merckx in de dop. Na twee jaar in de wielerhel voor vuurwerk te hebben gezorgd gaan de dolgepepte en platgespoten knapen zich herscholen tot kastelein van het café ‘In de gele trui/Au Photo-Finish’ of zoeken een gebedsgenezer op. Belgische wielrenners die een knip voor de neus betekenen rijden in buitenlandse dienst; Lomme Driessens is al honderd jaar sportbestuurder omdat geen andere Belg bij machte is een coureur te begeleiden of een ploeg strak in de hand te houden. Hier zoals elders wordt de uitbrenger van kwaad nieuws geliquideerd. | |
[pagina 38]
| |
Professor Michiel Debackere, door de Belgische Wielrijdersbond aangesteld als dopingcontroleur, wordt door de Bond ontslagen omdat hij coureur Claude Criquielion op dopingpraktijken betrapt. Het voordeel van niet kunnen klimmen is dat het met de Belgische wielrennerij probleemloos bergafwaarts gaat. Voetbal stelt minder voor dan het ticket voor Mexico pretendeert. Dat wereldkampioenschap haalden wij - met de noppen over de sloot - omdat elf jongens die aardig met een bal uit de voeten kunnen hard hun best deden, niet omdat zij superieur waren. Deze theorie kan met groot gemak weerlegd worden, maar ontegensprekelijk is Belgische competitie op hoog niveau Grootnederlands van aanpak. Week aan week draven over onze weiden vreemde snoeshanen met een binnenlands biermerk rond de ribben; elk Belgisch team in de hoogste klasse verenigt een veelvoud aan nationaliteiten, met naast eigen talent Nederlandse, Deense, Duitse, Braziliaanse en Zaïrese falanxen in de weer. Tot daar aan toe, de Europese libero waait naar waar de vetpot wenkt, maar ronduit deprimerend is dat de competitietop door uitsluitend Nederlandse trainers gedirigeerd wordt. Gelet op onze lauwe liefde voor de Ollander doen wij dat niet voor de mooie ogen van Arie en Henkie en consorten, maar is het een bekentenis van manifeste onmacht. Evenmin als voor de wielerpupillen vinden wij een landgenoot kapabel genoeg om een prestigeploeg tot prestaties te bundelen. Het is overigens de realiteit: Paul van Himst als mentor van Anderlecht was een stoplap op een trotse oorlogsbodem. Belgische onmondigheid en hoe een Hollander de dienst uitmaakt uit de mond van Erwin Koeman, Nederlandse huurling van kv Mechelen in Het Vrije Volk van 27 februari 1986. Zijn toelichting waarom de Duitse trainer Ernst Künnecke de baan ruimde voor Nederlander Aad de Mos. ‘Het verhaal wil dat wij, de Nederlanders dus, de trainer heb- | |
[pagina 39]
| |
ben weggezonden. Dat is niet waar. Het is alleen zo dat wij als eersten onze nek hebben uitgestoken. Kijk, die Belgen praten niet zo gemakkelijk als de Nederlanders. Ik vind dat je echter wel moet kunnen zeggen wat je van een bepaalde situatie vindt. Dat heb ik dan ook gedaan. Ik acht dat in het belang van de club ook al wordt het je door sommigen niet in dank afgenomen.’ Schaatsen en schaken, wat brengen wij er van terecht? Schaatsen is zo oud als de jaartelling, water dat in een strenge winter stolt een aloud verschijnsel, in België is dat blozend volksvermaak bij de wet verboden. Terwijl je er heilig van kunt worden, want in 1395 viel Liduïna van Schiedam zo ongelukkig op het ijs dat zij een rib brak en 38 jaar het bed moest houden, een convalescentieperiode die zij doorbracht met het nuttigen van heilige hosties. Dat regime leverde nogal wat visioenen op, zodat Liduïna in de negentiende eeuw erkend werd als de ontdekker van de mystiek en heilig verklaard. Dit terzijde; ook ongelooflijk en toch waar is dat schaatsen, democratisch vertier bij uitstek, in België een laakbare tot strafbare zaak is. Uit De Standaard van 1 maart 1986: ‘Terwijl in Nederland het schaatsen officieel aangemoedigd wordt, staat men in België nergens. Meer zelfs, het schaatsen wordt hooguit gedoogd en op staatswaters zelfs verboden omdat er geen reglementering ter zake bestaat.’ Het koninkrijk der Belgen bestaat 156 jaar, maar tijd om van het Nederlandse schaatsreglement te spieken was er niet. IJs bij ons hoort thuis in het diepvriesvak, dient in de zomer om aan te likken. Schaken dan, de denksport bij uitmuntendheid. Hier schaatsen wij van wak naar mat. Onklopbaar zijn de Russische meesters maar met Max Euwe - wereldkampioen in 1935 - en Jan Hendrik Timman - in 1982 tweede op de wereldranglijst - slaat Nederland geen mal figuur. Wij wel. Wij zijn de risee op schaaktoernooien. Twee Belgische impressies van Gert Ligterink, schaakschrijver voor de Nederlandse Volkskrant. De eerste dateert van 27 april 1985, rap- | |
[pagina 40]
| |
porteert onder de kop ‘Ook Belgen leren schaken’ veel bemoedigends over het ophalen van een achterstand en schetst de couleur locale: ‘Spelen in België heeft zijn eigen charmes. Er breekt wel eens brand uit in de speelzaal, soms wordt de arbiter door een teleurgestelde verliezer in de materiaalkast gegooid en na afloop weet je nooit of je team nu gewonnen of verloren heeft, want altijd is er wel een protest ingediend dat meestal pas weken later behandeld wordt. De kwaliteit van de speellokalen is heel verschillend. Een uitwedstrijd tegen Mechelen is een feest, want het café van Raymond Ceulemans biedt een prachtige entourage, maar het kan ook gebeuren dat je in een ruimte van enkele vierkante meters je stoel moet delen met een teamgenoot.’ Begin januari 1986 brengt Ligterink verslag van een Brussels schaaktoernooi. Na met name Michel Jadoul geprezen te hebben van wie wordt verwacht dat hij het tot Internationaal Meester zal brengen, spreekt de journalist schande van ene Iclicki die er minder dan niks van kent. Over Belgische schaakzeden: ‘De organisatoren in Brussel gingen merkwaardig te werk. Terwijl de buitenlandse spelers normale voorwaarden kregen - startgeld, hotel en maaltijdvergoeding - kregen de Belgische deelnemers niets. Integendeel, om mee te doen moesten ze een inschrijfgeld van circa 15.000 bf voldoen. Richard Meulders, de nationale kampioen, en Luc Winants, de talentrijkste speler die België sinds lange tijd gehad heeft, hielden de eer aan zich zelf en weigerden op deze condities in te gaan. Jadoul en Pergericht betaalden wel omdat zij er van uitgingen dat dit een van hun weinige kansen was om een meesterresultaat te behalen. En Iclicki? Om mee te mogen doen betaalde hij aanzienlijk meer. Hoeveel precies is niet bekend, maar sommigen beweren dat zijn bijdrage voldoende was om de toernooibegroting sluitend te maken. Wie niet sterk is moet rijk zijn.’ | |
[pagina 41]
| |
Ter afsluiting van het sportoverzicht meetikken met Ferdi Tyteca die op zondag 2 maart 1986 in het radioprogramma ‘Sportmarathon’ openbaart dat hij uit de paardesport stapt omdat álle Belgische ruiters beestigheden uithalen. Zoals het aanbrengen van kroonkurken tussen bandage en benen om het competitiedier op die venijnige manier de sporen te geven. Ooit komt uit dat Betty van Steenbroeck op diesel loopt.
⋆ ⋆ ⋆
De laatste krachtige en integere cvp-persoonlijkheid was Gentenaar Théo Lefèvre, Belgisch premier van 1961 tot 1965. Lefèvre was uitermate impopulair, op het gehate af. Na zijn premierschap werd de erudiet door de partij opgeborgen, strategisch weggezuiverd. Na tien jaar premierschap is Wilfried Martens de populairste politicus van het land. In januari van dit jaar openbaarde La Libre Belgique dat de Gentenaar ook in de hoofdstad en in het zuiden des lands zijn collegae in volksgunst overtroeft. Pletwals in Vlaanderen, eerste viool in Wallonië en Brusselse prima ballerina: muzak Martens als l'homme orchestre van de nationale draaikontenpolitiek. Onder Martens verglijdt België van democratische rechtsstaat naar een politiek pretpark waar de burger een rad voor de ogen wordt gedraaid. Door hem takelen wij af tot een technologisch lunapark met Gaston Geens en andere vakidioten aan de knoppen. Boerenzoon Wilfried is het geestelijk produkt van het Sint-Vincentiuscollege in Eeklo waar bij cinemavoorstellingen de jezuïet van dienst filmkussen met zijn breedgerande hoed afschermde. Wie zo'n ‘educatie’ niet furieus afzweert wreekt zich later op vrije gedachten en ongebonden individuen. Reken maar dat onze politie | |
[pagina 42]
| |
ke primus daar een handje van heeft. Maar, moppert u, bij monde van een democratisch verlopen verkiezingsproces heeft de volkswil Martens op 13 oktober 1985 opnieuw vertrouwen geschonken, spijts de opgelegde besparingen, ondanks de werkloosheidscijfers. Als u denkt dat het om een open proces ging tolt u rond in het rad van het pretpark. Er is geen sprake van evenwichtige krachtmeting, eerder van een onderhuids Haïti. Om te beginnen verschijnen in Vlaanderen, op De Morgen na, alleen regeringskranten. De vier jaar die aan 13 oktober voorafgingen werd het beleid dag in dag uit goedgepraat door een dozijn katholieke dagbladen en twee liberale titels, Het Laatste Nieuws en De Nieuwe Gazet. Een wanverhouding qua voorlichting waar president Marcos op de Filippijnen slechts van dromen kon; een voortdurende brainwashing in gevorderde staat van volmaaktheid. Afgezien van de permanente papiersteun werd de oppermachtige cvp tijdens de verkiezingscampagne angstvallig ontzien door een geringeloorde brt die zich met het uitzenden van een reeks schijnvertoningen kennen liet als een gekneveld instituut. Een ‘debatreeks’ noemde de televisie een strip steriele stemproeven waarbij de woordvoerder niet onderbroken mocht worden, laat staan tegengesproken. Achteraf was het verkwikkend om moderator Etienne van den Bergh (en van de pausredactie) de deelnemers te zien feliciteren ‘met het ordentelijk verloop’. Zijn wassen neus glom van voldoening: niet het minste incidentje. Allicht niet, lekebroeder, de kijker was getuige van een confrontatie op het kerkhof. Eenzelfde schaamtevolle satisfactie sierde de ‘Actueel’-ploeg van de radio die op maandag 14 oktober in collectieve tevredenheid terugblikte op ‘de faire gang van zaken’. Het woordje fair stond hier voor lusteloos, formeel-officieel. Niks faire gang van zaken, ordentelijk verloop ammehoela! In een lévende democratie ontspint de verkiezingsdiscussie zich gloedvol, met gepaste passie en laaiende overtuiging. De kopjes op de ronde | |
[pagina 43]
| |
tafel dienen te trillen onder het bonken op het blad.Ga naar voetnoot⋆ En dan is er het propaganda-bombardement waaronder grote partijen, cvp en pvv op kop, de eenzijdig geïnformeerde massa bedelven. Zoals een kop in De Morgen het een week voor 13 oktober samenvatte: ‘Het cvp-geld stroomt van de muren’. Dat gold eveneens voor de blauwe regeerpartner. Als Wilfried Martens zo'n politiek charisma uitstraalt en zijn regeerformule zo voortreffelijk is, waar is die promotionele pletwals voor nodig? Waar blijft men met het elementair fatsoen als kleine(re) partijen met de macht van het geld weggedrukt en ‘overstemd’ worden? Een Belgische verkiezingscampagne lijkt op een middeleeuws narrenspel: loeiende karavanen maken stad en land onveilig, politici - naar wie wij geacht worden op te kijken - paraderen als potsenmakers met ballonnetjes of zie je, zonder leurderslicentie, met ballpoints, meetlatten en kauwgum langs de deuren gaan. De ideële boodschap speelt niet de minste rol; wint niet de partij met de meest aansprekende geloofsbrieven, maar de ronselaar die de fraaiste majorettedijen inzet en zich de duurste vierkleurenfolders permitteren kan. Politieke zieltjeswinners mogen ongestraft de wet overtreden. Herinner u de drie Leuvense vredesvrouwen die door kolerewijf Justitia als het ware de ogen werden uitgekrabd en bedenk dan dat de Leuvense burgemeester Alfred Vansina aan cvp-hooligan Eric van Rompuy en andere politieke skinheads officieel toestemming gaf om buiten de electoraal omschreven ruimtes te plakken, hun | |
[pagina 44]
| |
smoelwerk in het wilde weg aan te brengen, het recht van de sterkste op te dringen. Zonder een kuch van een procureur. Dit de hand lichten aan grondbegrippen van de democratische bestuursvorm is zo ingeburgerd dat commentatoren na de verkiezingsuitslag denigrerend doen over de tegenvallende score van agalevGa naar eind5., gemakshalve uit het oog verliezend dat de groenen zich ver hielden van een knollen-en-citroenen-werfmethode. Dinsdag 15 oktober zal Rik Manhaeve, man uit het reclamevak, in de middaguitzending van ‘Actueel’ omroepen dat de groene partij zich als enige in de campagne niet geprostitueerd heeft. Zich prostitueren wil zeggen hoereren. Voortgaande op de uitspraak van Manhaeve zijn de voorzitters van de Wetgevende Kamers in de Wetstraat beëdigde bordeelhouders. Zolang er geen wet komt die een budgettair plafond bepaalt voor verkiezingsgelden en een open boekhouding vereist, zijn Belgische stembusuitslagen van voornamelijk marketing-belang.
⋆ ⋆ ⋆
De pomperijen van Martens zelf. De man is levensgevaarlijk naïef of een economische staatsterrorist. Hoe gaat Martens naar de verkiezingsdag van oktober 1985? Door de goegemeente voor te spiegelen dat de zwaarste offers passé zijn, dat met het beurzensnijden van de kleine inkomens komaf wordt gemaakt. Met een rijke visuele verbeelding roept hij het beeld op van de donkere crisistunnel waar wij bijna doorheen zijn, voor wie niet al te bijziend is gloort het bevrijdende licht. Welluidend heft de gebrilde sirène de hoopvolle song aan ‘We zijn er bijna, we zijn er bijna, maar nog niet hélemaal’ en de pers als één backing group meedeinen, met als voorzanger Manu Ruys van de gezaghebbende De Standaard. En de Belg, parmantige bochel en volgzame voet- | |
[pagina 45]
| |
noot, goedgelovige langoor, sjokt achter de wortel die hem wordt voorgehouden en stemt in met een nieuw mandaat voor Machiavelli Martens. Nog geen week nadat de stemmenvangst binnen is publiceert De Standaard een rapportGa naar eind6. van het Vlaams Ekonomisch Verbond waarschuwende dat wie gezegd heeft dat het gedaan is met offers brengen onwaarheid sprak, dat nu pas het mes op de kelen wordt gezet en het bloed onder de nagels vandaan gehaald. Dezelfde Ruys die Martens playbackte in zijn rooskleurige luchtspiegelingen, onderschrijft met hetzelfde gemak het bulletin dat de eerste minister als woordbreker aangeeft. Een maand later strooit vbo-voorzitter Leysen joyeus pekel in de open wonde met de provocerende mededeling dat nog 95% procent van de weg dient afgelegd. Op die pekel doet hij een schep zoutzuur met de precisering dat het desastreuze feit niet het gevolg is van een samenloop van accidenten, maar het resultaat van een weloverwogen beleid. Leysen in De Financieel-Ekonomische Tijd van vrijdag 29 september: ‘In tegenstelling tot wat de publieke opinie voorgehouden werd is Martens V de regering geweest van zeer grote belastingsverhogingen en zeer luttele besparingen.’ André Leysen is geen oppositiekraaier, hij is de economische peetvader van het christen-liberale gouvernement. De kater na de verkiezingsfarce: de morning after verklappen pers, VEV en werkgevers, - koekoek! - dat boer Martens het land een legislatuur lang bedroog, waarna hij het kiesvolk unverfroren voorloog. Ongetwijfeld heeft de eerste minister grote staatkundige mérites, dat geeft hem niet het recht om volk en vee te verwarren. Hij wordt betaald om een rechtschapen regent te zijn. Hééft iemand die het land naar het economisch bankroet voert grote staatkundige mérites? De wals van het begrotingstekort heeft tekenfilm-proporties aangenomen. Begin februari 1986 vreest De Financieel-Ekonomische Tijd dat het een hels karwei zal worden | |
[pagina 46]
| |
om de begroting voor 1987 tot een tekort van ‘slechts 420 miljard’ te beperken. Om dat doel te bereiken moet er dit jaar ‘ergens’ 300 miljard bespaard worden. Amper een maand laterGa naar eind7. bloklettert dezelfde monetaire vakkrant dat de ‘katastrofale krater in de schatkist’ de duizelingwekkende diepte van 625 miljard begrotingstekort heeft bereikt. Daarmee de meest pessimistische verwachtingen nog een roze fopbril opzettend. Een zin zwartgalligheid uit de krant: ‘De vervroegde val van de regering, de pre-elektorale koorts, de verkiezingen zelf, het formatieberaad, het aanvragen van bijzondere machten hebben meegebracht dat de begroting aan haar lot werd overgelaten. Dat was allicht niet te vermijden. Maar het blijft toch godgeklaagd dat zodoende al de saneringsmaatregelen, die met veel bloed en tranen al wél werden getroffen, aan gruizelementen worden gegooid.’ Als België een bedrijf was zat de voortvluchtige W.M. al op de Faeröer-eilanden om te ontkomen aan tekst en uitleg. Gaat het leegspitten van de schatkist door dan spreken wij niet langer van een regeringsploeg maar van politieke bendevorming. Het klassieke lied van macht die corrumpeert en politieke baronnen met hun billen in de pluche vervreemdt van de normale leefwereld. Misschien is Martens persoonlijk niet gecorrumpeerd, help ik hopen, maar galopperende megalomanie is hem beslist niet vreemd. De omhoog gevallen bolleboos uit een stil gehucht loopt naast zijn schoenen van zelfgenoegzaamheid. Kritiek op zijn persoon lijkt op majesteitsschennis. De buitenlandse pers voert de premier op als de tweede koning van BelgiëGa naar eind8., terwijl hij anderzijds droomt van een presidentieel regime in cohabitation met de constitutionele monarchie van zijn doorluchtige toeverlaat Boudewijn I. In België niets zo gek of het is denkbaar. Wie twijfelt aan de rare gemoedsstemmingen van de man aan de macht, leze zijn mémoires. Hij maakt dan kennis met het über-ich | |
[pagina 47]
| |
van Martens, ervaart diens paginalang strelen van een superego. De lezer ontmoet een zeldzaam schizofreen fenomeen: een captain of industry in de tabberd van Franciscus van Assisië. ‘Een gegeven woord’ wordt op 20 september 1985, in de hitte van de electorale strijd, met grof propagandistisch geschut gelanceerd. Opsteller van dienst Frans Verleyen, directeur van het weekblad Knack, schudde de inhoud in een losse week uit de machine, waarna de bekende papierpriorij Lannoo hals en kop drukte. Het vloek-en-zuchtwerk bezwijkt onder de zetfouten, kreunt van de kromme zinnen, maar een sikkeneur die daarop let. Het gaat hier tenslotte om de biecht annex de boodschap van de politieke vader des vaderlands. Martens beroept er zich in het boek op een ‘groene extremist’ te zijn, een boom van een politicus die de aanleg van ons wegennet als ‘afschuwelijk’ vervloekt en de manier waarop fietsers in het verkeer gemangeld worden ‘godgeklaagd’ noemt. De auteur neemt geen groen blad voor de mond, uitzinnig zoals extremisten zijn schopt Louis Paul Martens naar gewetens op regeerniveau: ‘Ik heb nooit goed begrepen hoe ons hele erfgoed zo verstoord kon worden zonder massieve reaktie van de beleidsmensen. Er mag geen enkel kompromis meer gemaakt worden.’ Zo schuimvlokt hij tijden lang door. Aan het roepen in de betonwoestijn komt geen end, Wilfried Fluitekruid belijdt zijn sympathie voor Greenpeace en een verwantschap met agalev. Over die Vlaamse Groenen: ‘Vanop mijn bank in het parlement heb ik soms zin om hun toespraken toe te juichen.’ Het scheelt niet veel of Martens is meer Ludo Dierickx dan Paul Staes zelf. Onder Martens I tot en met VI werd het milieu methodisch geschonden; het land is volgestort met beton, gifschandalen rijzen de pan uit, België stinkt uit zijn bek, fietsers worden als padden doodgereden en de meest cynische natuurverkrachters - Paul Akkermans, Jan Lenssens, Firmin Aerts-en niet het minst Gaston | |
[pagina 48]
| |
Geens, die tegen de landbouwgrond een Golfoorlog voert - rekruteert men uit Wilfrieds eigenste partij. Schizofreen? Politiek travestiet? Voorjaar 1981 vierde Wilfried Martens met champagne de verkiezing van Fransman François Mitterrand tot socialistisch president, nog datzelfde jaar zou hij zich met groeipillen en hormoneninjecties hebben laten behandelen om het fysieke evenbeeld te lijken van Margaret Thatcher, ijzige kwelduivelin van het Britse proletariaat. De maandag na de parlementsverkiezingen van 13 oktober, toen er op de Vlaamse televisie wéér gedebatteerd mocht worden, klaagde agalev aan dat alle Vlaamse rivieren en waterlopen morsdood zijn. De gelukzalige zweem op het triomfantelijke gezicht van cvp-voorzitter Frank Swaelen maakte plaats voor een donkere blik richting troebel-watervisser Dierickx. Maar tegenspreken had geen zin, de voorgewende economische heropbloei onder het regime Martens gaat ten koste van alles wat leeft, gaat over lijken, inclusief mensenlevens, zoals gebleken uit het verhaal van het chemisch gezwel Amoco FinaGa naar eind9.. De Nederlandse chemicus Deeleman kwam in 1985 met een onthutsend rapport over de riool-evolutie van de Antwerpse regio. De gezamenlijke petrochemische installaties daar walmen dagelijks drie tot vijf ton giftige en kankerverwekkende stoffen in de lucht. Uit zijn plastisch geformuleerde bevindingen: ‘Als het naar aangebrande aardappels ruikt dan komt dat van Degussa en een ranzige lucht van gebakken spek duidt op Bayer. In totaal zijn er zestig tot zeventig soorten stank te onderscheiden, variërend van rotte eieren tot Franse kaas en kattepis.’ Maar Martens mag een politieke Superstar zijn, hij is geen Supermán, geen Hercules, hij doet toch wat hij kan om een milieuramp te bezweren? Moeten wij de groene terrorist niet de kans geven om het gore tij te keren en schoon schip te maken? Martens doet er niks aan, niente. In het radioprogramma ‘Van | |
[pagina 49]
| |
mensen en dingen’, uitgezonden vrijdag 27 december 1985 om kwart voor acht 's morgens, kwam de Gentse professor Hendrik Gysels bevestigen dat in de regeertekst van de vers gevormde equipe Martens VI niet één milieuregel voorkomt. Heel gifgroen van onze extremist. Zou Verleyen de ontboezemingen in spiegelschrift hebben begrepen? Hét onthutsende zinnetje uit ‘Een gegeven woord’ citeert Herman de Coninck in zijn eerder aangehaalde bijdrage voor De Morgen en staat fluorescent in mijn exemplaar aangestreept. Sprekend over de tegenslagen in zijn leven, knoopt de politicus daar aan vast: ‘Toevallig heb ik meer lijden gekend dan de anderen.’ Een tautologische uitdrukking van formaat. Ga die zin maar reciteren ten aanhore van twee miljoen landgenoten wie het water tot aan de lippen stijgt. Hier raakt iemand door de gewenning van de macht het redelijke spoor bijster. Soms leest zijn boek alsof niet een serviele Frans Verleyen maar een sardonische Freek de Jonge de pen voerde. ‘Toevallig heb ik meer lijden gekend dan de anderen.’ De man van smarten uit Sleidinge laat de hand van Franciscus los om in de hof van Olijven messiaans te mediteren. Helaas is zijn rijk zeer van deze wereld; Wilfried Martens, premier en bij wijlen patiënt van België.
⋆ ⋆ ⋆
Cursief België, ter verpozing. Sinds 1 maart 1986 frankeert men een brief met dertien frank in plaats van twaalf. Ik heb nog een restant postzegels van twaalf frank en ga in het postkantoor zegels van één frank bijkopen. Die zijn er niet, bekent het loketmeisje. Dan maar zegels van dertien frank. Die zijn er evenmin, wie corresponderen wil moet én zegels van tien frank én van drie frank aanschaffen. Zo komt de afzender ook aan zijn getal en het nabuurschap van een ko- | |
[pagina 50]
| |
ningzegel à tien frank met een appelvink van drie frank hoog verhevigt de warmbloedigheid van de envelop. Tante Pos-Paula, (D'Hondt) een staatssecretaris om stevig af te stempelen.
⋆ ⋆ ⋆
Toen ik niet voor de kerk trouwde schreef vader dat moeder die wandaad niet overleven zou en toen mijn kinderen ongedoopt bleven had zelfs mijn ruimdenkende moeder het even kwaad. België is het Roomse rijk van de geschonden mensenrechten, het katholicisme heeft een bevolking in de houdgreep. Van bij hun geboorte worden acht op tien landgenoten door die religie ritueel ingelijfd; het nieuwe schepsel wordt geen schijn van kans gegund om zelf uit te maken waar hij (niet) in gelooft, om te bepalen waar hij (niet) toe behoort. Van het eerste levensteken tot de laatste reutel gaat de hersenspoeling en het tatoeëren van de ziel onverminderd door: na door het doopsel te zijn gewatermerkt slikt de zuigeling verder moedermelk en absorbeert alle handelingen, gimmicks en zenuwtrekken van een bij hem inbrekend bijgeloof. Als het Belgje twaalf is doet hij zijn tweede communie, een Plechtige dit keer, en zit voorgoed verstrikt in het web waarvan de eerste draad in de wieg werd gesponnen. Dit is het verhaal van rituele verminking en totalitaire kunstgrepen. Hiertegen zou de beschaving op uno-niveau moeten optreden, want niemand kan het levenslang gijzelen van een zogenaamd vrij geborene tolereren. Toch gebeurt het ongestraft. Wie zich aan de zegeningen van de goede zaak onttrekt, wordt beklaagd, belaagd en niet zelden gestenigd. Gerard Walschap is een illuster voorbeeld van een levenslang beschadigde reputatie. Vandaag de dag achtervolgen hem nog brand-epistels van Londerzeelse parochianen. | |
[pagina 51]
| |
Wat is normaler dan kinderen van uiteenlopende origine op één school kennis bij te brengen in wederzijds respect voor elkaars ideële opvatting? Met godsdienstonderwijs en niet-confessionele cursus voor wie dat wenst. En wie zijn nageslacht per se buiten de maatschappij om met een apart soort school wil opzadelen, zal er financieel voor opdraaien. Maar de omgekeerde Belgische wereld wil dat de gemeenschap mee afdokt voor de katholieke kastevorming waar een elite-geest wordt aangekweekt, waar de uitverkoren goudhaantjes worden ingeprent hoeveel beter zij zijn dan het gemeen dat naar de neutrale school gaat. De katholiek kijkt neer op zijn medeburger, maar spuwt niet op diens geld dat bij wet afgepingeld wordt ter versteviging van de scheiding der geesten. Het absurde wordt bij ons geïnstitutionaliseerd: sinds 1981 is de Vlaamse onderwijsminister een katholiek met zeggenschap over het rijksonderwijs! Geharnaste expedities naar overzeese gebieden behoren tot de geschiedenis, binnenlandse kruistochten draven duchtig door. De uitvoer van altaar, ciborie en biechtstoel - biechten is jezelf verklikken, schrijft Jan BlokkerGa naar eind10. - behoort tot een nog recént verleden. Voor en tijdens de tweede wereldoorlog waren ‘colleges’, Franstalig en Nederlandstalig, bruine broeinesten. Die historische waarheid kwam nog eens ter sprake in de ‘Collaboratie’-reeks van t.v.-journalist Maurice de Wilde, uit de mond van zoveel oostfronters die door hun katholieke leraren was ingeblazen het goddeloos communisme te gaan bevechten. De kopstoot van Jacques Brel in ‘Les Flamingants’, striemende: ‘Nazis durant les guerres et catholiques entre elles’ is minder uit de lucht dan uit een martiale werkelijkheid gegrepen. Want het regelrechtse Vlaanderen ontwapent niet. In het slotdebat ter afronding van de t.v.-serieGa naar eind11. werden de democraten in het defensief gedrongen door Paul Daels, ijzerbedevaartvoorzitter, Clem de Ridder, voorzitter van het Davidsfonds en jezuïet Karel van | |
[pagina 52]
| |
Isacker. Laatstgenoemde bestond het de oostfrontstrijders op de buis als ‘de laatste generatie idealisten’ te verheerlijken. De bruine nesten broeien door. Vergrijsd in de vergissing keurde Clem de Ridder de collaboratie enkel af op strategische gronden: men had de fout begaan de oorlog te verliezen, waardoor ‘een genadeloze repressie zoveel valabele mensen kon uitschakelen’. En eens te meer moesten in een openbaar debat eminente vertegenwoordigers van het verzet zich verdedigen tegen de aantijging dat ‘de weerstand’ uit een stelletje ongeregeld bestond dat het hart niet op de Vlaamse plaats droeg. Nazi durant les guerres et catholique entre elles... welk recht van spreken heeft een Clem de Ridder? De grootste katholiek-culturele pressiegroep, het agressieve Vlaamse geweten, het Havikfonds, weet u wel, werd jarenlang geleid door onderwijzer De Ridder die leefde van 1920 tot 1939 en van 1946 tot op heden en de tussenin liggende periode buitenaards doorbracht. Althans, noch de biografische gids ‘Wie is wie in Vlaanderen?’ noch ‘De encyclopedie van de Vlaamse beweging’ reppen over de oorlogsactiviteiten van de dynamische onderwijzer. De Vlaamse beweging lijkt onzichtbaar beïnvloed door Russische leermeesters, bedreven in het weggummen van minder plezierige gebeurtenissen. Want in het begin van de jaren veertig was onze wilskrachtige onderwijzer meer Graalridder dan ooit, een vierkantig nationaal-socialist die daar ook schrijvend getuigenis van aflegde en toen voluit met zijn pausenvoornaam Clemens (of Klemens) tekende. Twee brokken oorlogsproza; in het eerste geval spelt hij in het collaboratie-dagblad Volk en Staat van 5 juni 1943 onder de kop ‘Onderwijzer en politiek’ de vakbroeders de les. Een fragment: ‘Ook voor den onderwijzer luidt de revolutie van het nationaalsocialisme een nieuwe periode in. (...) Wij zijn de revolutie of we zijn ze niet. Wie de pretentie heeft zich tot deze revolutie te bekennen, moet hieruit de volledige konsekwenties trek- | |
[pagina 53]
| |
ken en deze bevestigen door den inzet van zijn totale persoonlijkheid. Daar vooral komt het op aan dat de nationaalsocialistische ideologie beleefd wordt. Geen enkel volk zal het tot nut strekken dat de wereld door het ontstaan van het nationaalsocialisme een programma rijker is geworden indien deze nieuwe wereldbeschouwing zich beperkt tot het uitspreken van banvloeken over het voorbije regime en theoretische ontwerpen voor de toekomst. Neen, als we door den uitbouw van het nationaalsocialisme in de zuidelijke Nederlanden ons Volk willen dienen moet er iets positiefs verwezenlijkt worden. Anders gaat het niet. Wie zijn Volk lief heeft geeft zich geheel voor zijn Volk. De tijd van het middelmatisme is voorbij. De huidige revolutie moet gedragen worden door strijders uit één stuk, mannen met een vierkanten wil, fanatiekers.’ Muziekpedagoog Klemens de Ridder drie maanden later, 8 september 1943, in ‘De Jonge Nationaal-Socialist’ over ‘De beteekenis van het lied’. Fragment: ‘Hoe stom zou een soldatenmarsch niet zijn, wanneer geen marschlied weerklinkt boven de stalen maatslag van de laarzen op de straatkeien? Onze menschen stonden eenvoudig paf, toen ze in Mei 1940 de Duitsche kolonnes zagen oprukken onder het zingen van een lied. (...) Ook onze jeugd zingt haar liederen. Niet de hysterische negermuziek door heimatloozen geïmporteerd noch de sentimenteele flauwigheden van een kabaretzangeres. Nee, zonder mededoogen wordt dat alles uit ons repertorium geweerd. Wat wij dan zingen? Wij verkonden door ons lied de grootheid van het Dietsch verleden, de hardheid van den huidigen kamp en de heerlijkheid van onze volksche toekomst. Geen beter middel hebben we aan de hand om onze ideologieën te propageeren dan ons lied. Willens nillens moeten de niet-blinde buitenstaanders bekennen wanneer ze jullie, pronte kerels en fris- | |
[pagina 54]
| |
sche meisjes, zingend zien marcheeren, dat er in jullie toch wat meer steekt dan in hun eigen brave-Hendrikken of hersenlooze dandy's. Ook de roode hamer-en-sikkelzwaaiers en de tamme Albion-afwachters ondergaan den invloed van uw lied. In hun machteloosheid kraken ze een vloek.’ In een normaal ademende democratie krijgt een dergelijk uit de kadans geraakte figuur de niet mis te verstane wenk zich voortaan op een verre achtergrond gedeisd te houden. In het Vlaanderen van 1986 is De Ridder een prominent die in een televisie-debat over het foute verleden de hoge toon voeren mag, die periode in een lyrisch daglicht stellen mag, hier en daar een nostalgische ondertoon aanbrengend. Met achteraf verontwaardiging in de pers? Bijlange niet, au contraire, Karl von Isacker mag zijn elegie op het oostfrontvolk in De Standaard van 22 maart dunnetjes overdoen. Zesenveertig jaar na de Duitse inbraak in België blijft het verzet ondergronds. Toen ik met een opposant van het flamingantische trio nakaartte verzocht deze in geschriften niet genoemd te worden. Hij vreesde represailles... Prettig aan godsdiensten is dat zij elkaar op leven en dood bekampen; in naam van Gods synoniemenarsenaal doen zij elkaar den duvel aan. Manu Ruys ziet in de katholieke De Standaard van woensdag 12 maart 1986 de véél te goddelijke islamitische fundamentalisten onze burchten belagen en beveelt de ophaalbrug neer te laten. Een fragment uit dit nieuwe Roelantslied: ‘Het is echter niet aanvaardbaar dat hier islamitische groepen wortel schieten die vasthouden aan een geloof en een levenshouding, die in zich de kiemen dragen van vijandschap, agreesiviteit en vernielingsdrang. Verdraagzame en verlichte Noordafrikanen die in ons land gevestigd zijn, waarschuwen diskreet voor het explosieve van een Arabisch fanatisme dat nu reeds merkbaar is en - ook in schooltjes voor kin- | |
[pagina 55]
| |
deren van gastarbeiders en in minuskule moskeeën - uitgedragen wordt door kleine groepen van zeloten. (...) De overheid moet attent zijn voor alles wat de samenleving kan bedreigen en ondermijnen. Dat heeft niets te maken met racisme. België is een uitermate gastvrij en verdraagzaam land. Het heeft op dat punt van niemand lessen te ontvangen. Maar het kan niet gedogen dat, onder het mom van vreemdelingenonthaal, buitenlandse terroristen aktief zijn in onze maatschappij; onsociale elementen en misdadigers moeten definitief over de grens gezet worden. Het kan evenmin dulden dat in het weefsel van onze westerse, kristelijke beschaving zich parasieten nestelen die de vernietiging nastreven van onze kultuur en samenleving.’ Het kan verkeren. Gisteren trokken wij met hoorngeschal over berg en dal naar Palestina om er onze levenshouding te vuur en te zwaard uiteen te zetten, vandaag beven wij voor een thuiswedstrijd, vragen ons benepen af hoe wij het Heilig Land België buiten het vizier van oprukkende Saracenen houden. Gelukkig zal de verdraagzaamheid, waar de christenheid bol van staat, uitkomst brengen: wij bieden de onsociale Halve Maanzieken de andere wang aan en halen bij de apotheker een middel tegen de parasietenjeuk in het christelijk weefsel. De cvp is de politieke vitrine van de katholieke zaadhandel. Als u stelt dat de cvp op een massale aanhang steunt, verwijs ik naar de bevoogding vanaf de eerste levenskik. Met de fopspeen gesnoerd en met talk in de ogen worden wij in roomse doeken gedaan. De sterkte van de katholieke partij heeft hoofdzakelijk uitstaans met die handoplegging, is in minieme mate het resultaat van een vrije keuze.
⋆ ⋆ ⋆
Een sjoemelende democratie moet het naast sport hebben van spec- | |
[pagina 56]
| |
taculaire attracties, we leven tenslotte in een pretpark. De laatste maanden van 1985 hijgden de media van opwinding voor de wonderstreken van de Leuvense hogeschoolstudent Jan Bardi. Heil Bardi, die verkiezings- en voetbaluitslagen voorspelde en vanuit Brabant helder zag welke lingerie een Oostvlaamse mevrouw in haar badkamer uittrok. Als bijen zwermden populaire radio- en t.v.-makers om hem heen, geen studio die niet ontruimd werd om Jan zijn paranormale gaven te laten demonstreren. Krantenkolommen behangen met kirretjes van extase, volkstoelopen in steden en dorpen waar Bardi gevraagd werd om wijn in bier te veranderen en friet te vermenigvuldigen. Tot het t.v.-praatprogramma ‘Mike’ en de krant De Morgen uitbrachten dat de student een leerling-goochelaar is die zijn vertoon uit handleidingen haalt die je overal voor een prikje kunt kopen. De Vlaamse mensheid wéér een illusie armer, het wordt tóch wachten op de jongste dag om te vernemen uit welke Hoge Hoed wij getoverd komen. Een meester in het kleineren van publiek is Jos Ghysen van het zaterdagochtendprogramma ‘Te bed of niet te bed’. Na de ordinaire hocus pocus maandenlang te hebben opgeklopt tot een fenomeen van landsbelang redde hij zich na de ontmaskering met zuurzoete kreten als ‘Heerlijk dat wij kunnen discussiëren over iets dat niks is’ ... ‘We maken er toch maar amusement mee’ ... ‘Het is toch allemaal flauwekul’ ... ‘Dit is prettiger dan je bezighouden met alle ellendige dingen die helaas ook gebeuren’. Vooral niet bezighouden met ellendige dingen, Ghysen, je zou een slapend schaap wakker maken, dat zou nogal eens helaas zijn. Ook een aardige goocheltruc is dat de Jan Bardi's met de dag talrijker worden: één verdwenen, drie verschenen! In Patrick Dewael herkennen wij Jan Bardi als minister van Vlaamse cultuur, maar nog niet ontmaskerd. De Limburgse advocaat heeft weinig ervaring met het artistieke bedrijf, maar kondigt aan er hard op te studeren. Hij | |
[pagina 57]
| |
heeft sinds zijn aanstelling al een boek gelezen, iets van Geeraerts Walschap. Toneelkennis vergaarde hij als butler in de studentenclub van het Tongerse atheneum en meer toneelwetenschap haalt hij bij mevrouw Dewael, actief in het amateurgezelschap ‘Nieuw Genker Toneel’. Dewael behoort tot de Vlaamse ‘executieve’, waarvan de regeringskranten vandaag aanstippen dat het een schertskabinet is dat geen klap uitvoert. De leiding berust bij Bardi-Geens die het in zijn bolle kop gestoken heeft om de Vlaamse bodem met golfholes te perforeren. ‘Het golvende vlakke land’, smaalt De Financieel-Ekonomische Tijd van 13 maart spiritueel en zelfs de Gazet van Antwerpen van 18 maart vindt geen excuses voor het ‘ter plaatse trappelen’ van de Vlaamse regering, lees: voor het politiek luiwammessen van eminente nietsnutten. De nationale schatkist is leeg, maar dat zal de peperdure lobbyisten een zorg zijn. Nog de Gazet van Antwerpen: ‘Op nauwelijks één dag kan de Vlaamse Raad, ooit pompeus het Vlaamse parlement genoemd, zijn agenda afhaspelen. Van een begroting voor 1986 is nog geen sprake.’ Als de politieke top zich onderscheidt door vlegelachtig gedrag en brutale beunhazerij, is het logisch dat op een lager echelon malafide vindingrijkheid en wegwezen met eigen voordeel geijkte praktijk wordt, waarbij men met de moraliteit blindemannetje speelt. We zijn geen bananenrepubliek, daar is het klimaat te verbrod voor, we zijn een golfstaat van kapitaal belang.
⋆ ⋆ ⋆
Welk weerwerk tegen de autoritaire macht en welk perspectief op democratischer tijden biedt de oppositie? Geen. De Socialistische Partij haalde vorig jaar de binnen- en buitenlandse krantekoppen met gebalde uitspraken over de aanpak van | |
[pagina 58]
| |
het groot banditisme. Doders van het slag ‘Bende van Nijvel’ mogen van sp-voorzitter Karel van Miert fysiek worden uitgeschakeld, volgens zijn beter gebekte hulpsheriff Louis Tobback ‘als ongedierte uitgeroeid’. Tegen Wilfried Martens en zijn volmachtenfobie wordt een voze roze vuist gebald. Tot mijn steile verbazing hoorde ik Louis Tobback op zondag 17 november 1985 in de Brabantse gemeente Asse een gehoor van honderd progressieven uitleggen dat hij als socialist moeite heeft met het bewind van Martens, maar niet als democraat. Dat democraat Tobback evenmin wakker ligt van het regime Margaret Thatcher. Democratisch gezien leven wij in de beste der werelden en zijn er ook door omgeven. Wilfried Martens die de welvarende Belg in de watten legt en de gehavende landgenoot peentjes laat zweten, die het parlement systematisch buitenspel zet en eigenmachtig de mensdom vernietigende kruisraketten laat overvliegen, die het milieu zienderogen helpt verloederen, die een fan is (geworden) van Margaret Thatcher en een uitgesproken bewonderaar van dictator Mobutu, die het publiek electoraal voorliegt, deze politieke rookham krijgt van Louis Tobback een democratische bul, cum laude. Men kan van dame Thatcher veel zeggen, niet dat zij last heeft van democratisch aanvoelen. Tijdens de Falkland-oorlog heeft zij de slagkruiser ‘Generaal Belgrano’ die niks met de krijgsverrichtingen te maken had, uit propaganda-overweging tot zinken laten brengen, wat met verlies van mensenlevens - weliswaar Argentijnse - gepaard ging. Een schip mag dan geen supermarkt zijn, zoiets zweemt naar groot banditisme. Erger nog is de Argentijnse verpaupering die in Engeland ten hemel schreiende proporties aanneemt. Over die sociale afbraak worden de jongste jaren onverminderd noodklokken geluid. Het onafhankelijke Family Policy Studies Centre publiceerde in december 1985 een rapport waaruit blijkt dat vier | |
[pagina 59]
| |
miljoen Britse kinderen (op 47 miljoen inwoners) leven in gezinnen beneden de armoedegrens. In Maggy Thatchers Londen slapen 20.000 mensen op straat in kartonnen dozen.Ga naar voetnoot12. De Anglicaanse staatskerk is uit zijn krammen geschoten en stelde de premier met het stalen hart persoonlijk aansprakelijk voor dit sociaal banditisme. Thatcher schold de bisschoppen voor uilskuikens. Volgens een Leuvens socialistisch kopstuk is er geen democratisch vuiltje aan de lucht. Overzee niet en hier niet. Ook al zou de politieke vakman gelijk hebben in zijn beoordeling van Martens - van Engelse toestanden heeft hij duidelijk geen weet - dan nog moet het de socialistische ambitie zijn om op een rechtvaardiger, dus democratischer, manier het staatshuishouden te bestieren. Maar als de oppositie op beide oren slaapt doe ik ook mijn snaveltje toe. Alles hierboven aangebracht is terug te voeren tot een fabelspel voor de heren Don Quichot en baron Von Münchausen. Inmiddels gaat de vrijheid centimetersgewijze kopje onder. Misschien bewaart ergens een archivaris de vrijheid op video. België, een lui land, maar niet lekker.
De grondgedachte voor dit hoofdstuk ontwikkelde de auteur op donderdag 28 november 1985 in het Gentse Cultureel Centrum Vooruit, ter gelegenheid van de Geuzenprijs door het studentengenootschap ‘'t Zal Wel Gaan’ uitgereikt aan graficus Kamagurka. |
|