Uit het hart!(1874)–Gentil Antheunis– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 160] [p. 160] Waar woont 't Geluk? Aan mijnen broedervriend Karel Bergmans. Und immer fragt der Seufzer: Wo? Schmidt von Lübeck. Als ik laatst de luxemburgsche bergen, Wand'lend, zingend hier en daar doorkruiste, Trof mijn blik een huisjen aan. 't Stond daar zoo verwijderd, zoo alleene, Tusschen boomen, met den voet in 't water, En ik bleef een wijle staan. [pagina 161] [p. 161] En ik dacht: ‘Men loopt geheel zijn leven Om 't geluk te zoeken en te vinden, Maar men vindt, men vindt het niet. En misschien, daar tusschen boom en bergen, In dit klein, verdoken, stille huisje Woont 't geluk en zingt zijn lied.’ 'k Naderde en ik zag een jonge moeder, Aan haar borst een zuigling; 'k zag haar gade Druk aan 't werk en levensblij. 't Kindje keerde zich en lag gulhartig lachend; Blozend dekte zij den kuischen boezem, Vriend'lijk knikkend groette hij. 'k Ging dan verder, verder, 't hart benepen, En ik vroeg aan Godes blauwen hemel, Aan het water, aan den wind: ‘Zeg mij, hemel, waar 't geluk zijn woonst heeft? Water, wind, waar zingt 't geluk zijn liedje?’ 'k hoorde: ‘Waar men u bemint!’ Vorige Volgende