De brave Maria
(1811)–Nicolaas Anslijn Nz.– Auteursrechtvrijeen leesboekje voor jonge kinderen
[pagina 12]
| |
Maria.
Neen; moeder lief! De Moeder.
Hoe komt dat, kind! Dat ben ik van u niet gewoon. Het is reeds elf uren. Maria.
O, moeder! ik heb nog tijds genoeg. Er is immers geen school van daag? De Moeder.
Wat hebt gij dan in al dien tijd gedaan? Hebt gij iets anders in het huishouden verrigt? Maria.
Neen, moeder! maar ik heb mijn speelgoed opgeruimd. Gij weet immers wel, dat de kleine Ka gisteren met mijne pop gespeeld heeft. Zij heeft niets op zijne plaats gelegd: nu moet ik het immers doen! De Moeder.
Dat moet gij ook, kind! Het is niet goed van Kaatje, dat zij alles overhoop haalt, en het niet weder op zijne plaats bergt. Maar gij hadt dat gisteren reeds moeten | |
[pagina 13]
| |
doen, en het niet tot heden laten liggen. Gij zijt immers wijzer dan Kaatje? Maria.
Ik heb daaraan niet gedacht, lieve moeder! maar ik zal beter oppassen. De Moeder.
Als men niet alles op zijnen tijd doet, dan komt men doorgaans tijd te kort. En buitendien, gij moet altijd het noodzakelijkste eerst doen. Gij weet wel, dat gij uw bed niet onafgehaald moogt laten liggen. Gij weet wel, dat gij met geene gaten in uwe kousen moogt loopen, of die zoo in de wasch doen. De Maria.
Dat weet ik wel, moeder! maar..... De Moeder.
Gij kunt niets tot uwe verschooning inbrengen, Maria! Het noodzakelijkste moet altijd eerst geschieden. Gij moogt nooit iets tot eenen anderen tijd uitstellen, dat gij heden doen moet; want gij weet niet, wat er in den weg kan komen. | |
[pagina 14]
| |
Dat moet gij niet weêr doen, Maria! Een ordelijk meisje doet alles op zijnen tijd. Haal terstond uw bed af. Stop spoedig uwe kousen. - En wees nooit weêr zoo nalatig. Zindelijkheid en zuinigheid zijn zeer noodzakelijk voor ieder, en vooral voor een meisje en voor eene vrouw, zeide eens de moeder van Maria eenigen tijd daarna. Wat is toch zindelijkheid en zuinigheid? vroeg Maria. Dat zal ik u zeggen, kind! antwoordde de moeder. Het rein houden van ons ligchaam, kleederen, huisraad, en alles, wat wij gebruiken, dat is Zindelijkheid. Zuinigheid is niets onnoodig uitgeven of meer gebruiken dan men noodig heeft. Nu weet ik wat zindelijkheid en zuinigheid is, zeide Maria. Ik zie dit dagelijks aan u, moeder! | |
[pagina 15]
| |
Maar, moeder! vervolgde Maria, is het dan zoo schadelijk, niet zindelijk en niet zuinig te zijn? Ja, mijn kind! dat kunt gij nu nog zoo niet beseffen. Een kind, dat niet leert zindelijk en zuinig te zijn, zal vele onaangenaamheden ondervinden als het ouder wordt. Zulk een kind verwaarloost zijn eigen goed en het goed van anderen: en dit moet immers zeer schadelijk zijn? |
|