De brave Maria
(1811)–Nicolaas Anslijn Nz.– Auteursrechtvrijeen leesboekje voor jonge kinderen
[pagina 16]
| |
deugd zijn. Mijne moeder heeft mij daarvoor dikwijls gewaarschuwd. Hendrik.
Uwe moeder heeft wel gelijk. Gij weet nog niet wat morsigheid is. Maria.
Maar kon uwe moeder niets inschikken? Zij is zulk eene goede vrouw. Hendrik.
Mijne moeder heeft zoo lang geduld gehad, maar nu kon zij niet langer: verbeeld u, eene meid met het haar uit de muts, - met gescheurde en morsige kleêren, en met handen, zoo vuil, als of zij in geen jaar gewasschen waren. Als wij de meid aanzagen, dan verging ons alle eetlust. Zij moest toch met die morsige handen aan het eten komen. Maria.
Foei! dat was schande. Hoe heeft uwe moeder die meid nog zoo lang kunnen houden. Hendrik.
Mijne moeder hoopte, dat zij zich verbeteren zou. Doch zij hoorde naar geene vermaningen. | |
[pagina 17]
| |
Maria.
Zij won nog al veel geld bij uwe moeder. En dan nog zoo morsig en gescheurd voor den dag te komen - dat kan ik niet begrijpen. Hendrik.
Voor morsige menschen helpt niets. - Zij verwaarloozen alles. Zij benadeelen hunne gezondheid. En iemand, die morsig is, kan ook niet zuinig zijn. Maria.
Heeft zij al eene andere dienst? Hendrik.
Neen. Niemand wil haar hebben. De menschen kunnen het haar wel aanzien, dat zij in het geheel niet zindelijk is. Maria.
Mij dunkt, ik zou mij zindelijk aankleeden, als ik naar de menschen ging. Hendrik.
Als gij dan waart als Ka, dan zoudt gij toch de menschen niet kunnen misleiden. | |
[pagina 18]
| |
Men heeft slechts hare handen en haar aangezigt te zien, dan moet men vragen, of er geen water in ons land is? Maria.
Maar ik begrijp nog niet, hoe het komt, dat die meid zich niet verbeterde. Zij had toch zulk een goed voorbeeld aan uwe moeder. Hendrik.
Als men zich vroeg aan eene ondeugd gewent, zegt mijn vader, dan wordt die ons naderhand tot eene gewoonte. Wij kunnen die dan zoo gemakkelijk niet weder afleggen. Gij kunt uwe moeder niet genoeg danken, dat zij u geleerd heeft, zindelijk en zuinig te zijn. Zindlijk zijn op lijf en kleêren,
Dat behoort men vroeg te leeren;
Zindlijkheid maakt elk bemind:
Word dan toch een zindlijk kind.
|
|