Als er eene scheur of een gat in hare kleederen kwam, of als hare kousen gestopt moesten worden, dan zeide zij het dadelijk aan hare moeder.
Zoodra zij naaijen en stoppen kon, deed zij het zelve.
Zij wist wel, dat een gaatje in de kleederen spoedig een groot gat wordt, als men daarvoor geene zorg draagt.
Zij zag wel, hoe slordige kinderen hierdoor hunne kleederen verwaarloozen.
Eens stond zij met Hendrik te praten, toen er een meisje voorbij ging, dat de lappen bij haar jak hingen.
Het is jammer van dit meisje, zeide Maria, dat zij niet geleerd heeft om de gaatjes in hare kleederen digt te maken eer het gaten worden.
Als zij dit geleerd had, dan zoude zij hare kleederen zoo niet verwaarloozen, en dan behoefde zij ook niet zoo slordig langs den weg te loopen.
Dat is wel waar, antwoordde Hendrik,