Ontwikkeling en karakterisering
Wage is in de neerlandistiek vooral bekend als kenner van het werk van de dichter
P.N. van Eyck (1887 - 1954) en als bezorger van de briefwisseling tussen Van Eyck
en Albert Verwey. In zijn dissertatie behandelt hij de ontwikkeling van Van Eyck tot
en met 1915, de periode van ‘dagend dichterschap’. Wage laat zien dat het
dichterschap voor Van Eyck zowel middel als doel was. Middel omdat de dichter in
zijn poëzie streeft naar contact met een andere, hoger geachte wereld, doel omdat de
dichter, terwijl hij dicht, al in die wereld leeft. Poëzie wordt ritueel. Wage baseert
zich op de Amerikaanse theoreticus Kenneth Burke, één der New Critics, die het
aanvaardbaar vindt om bij de interpretatie van poëzie, behalve van de tekst zelf,
gebruik te maken van gegevens buiten de tekst. Zo kunnen de tekstuele en de
buitentekstuele gegevens elkaar aanvullen en leiden tot het uiteindelijke doel: het
verstaan van de poëzie. Het veelvuldige gebruik dat Burke maakt van de filosofie, de
sociologie, de psychologie en de theologie heeft Wage aangesproken. In 1967 schrijft
hij een uitgebreid artikel over Burke in Levende Talen onder de titel ‘Een
antropologische visie op de literatuur: het werk van Kenneth Burke’, dat in 1976 is
herdrukt in de opstellenbundel Waar zijn de Muzen gebleven? In dit artikel licht hij
de opvattingen van Burke toe met een reeks voorbeelden, meestal uit de Nederlandse
literatuur.
Als bewonderaar van Burke distantieert hij zich van de in de jaren zestig
wijdverbreide opvatting dat de literaire tekst autonoom zou zijn. Evenals de
aanhangers van de close reading-opvatting vindt ook Wage dat een tekst grondig en
onbevangen bestudeerd moet worden, maar zeker voor de dichter Van Eyck en zijn
generatie acht hij informatie van biografische aard onmisbaar. In zijn dissertatie
benadrukt Wage het pelgrimskarakter van Van Eycks vroege poëzie, een religieuze
queeste naar de beleefde Eenheid in de dromen uit zijn kindertijd, toen de spanning
tussen gevoel en intellect nog niet bestond. Wage betrekt bij zijn interpretaties ook
ongepubliceerde gedichten en artikelen van de dichter.
Aan een vervolg over Van Eyck in de periode na 1915 is Wage niet
toegekomen. Wel schreef hij nog een aantal opstellen waarvan vooral van belang is
het artikel ‘De principes van Van Eycks literaire kritiek’, opgenomen in Studia
Neerlandica, 1970, herdrukt in 1976.
In 1988 bezorgt Wage de Briefwisseling P.N. van Eyck-Albert Verwey, deel 1
(1904-1914), in 1995 gevolgd door het tweede deel (1914 -1919). Literair-historisch
is deze zorgvuldig geannoteerde briefwisseling van groot belang. Vijftien jaar lang
corresponderen beide auteurs over de functie van literatuur, over de koers van het
tijdschrift De Beweging, over Nederlandse en buitenlandse dichters en over politiek.
Geregeld zijn er heftige meningsverschillen tussen Van Eyck en de oudere ‘mentor’
Verwey, maar de vriendschap houdt stand, vooral dankzij een gedeelde visie op het
belang van de poëzie.