Bio- en bibliografisch lexicon van de neerlandistiek
(2004-)–Wim van Anrooij, Ingrid Biesheuvel, Karina van Dalen-Oskam, Jan Noordegraaf– Auteursrechtelijk beschermdVerdenius, A.A.Verdenius, Andries Anton * 7 maart 1876 Drachten; † 18 oktober 1950 Arnhem, historisch taalkundige en filoloog. A.A. Verdenius werd op 7 maart 1876 te Drachten geboren. Zijn vader was daar hoofd van een lagere school. Andries was de tweede van vijf broers die alle de opleiding tot onderwijzer aan de Rijkskweekschool te Groningen hebben gevolgd. Hij behaalde de hoofdakte en enkele talenaktes en legde het staatsexamen af om toegang tot een letterenstudie te verkrijgen. Van 1901 tot 1904 studeerde hij Nederlandse letteren en geschiedenis onder leiding van de hoogleraren Te Winkel, Boer en Brugmans aan de Universiteit van Amsterdam. Na het behalen van het kandidaatsexamen stapte Verdenius van het lager onderwijs over naar het middelbaar onderwijs. Hij studeerde naast zijn dagelijks werk weer verder bij Te Winkel en Boer en slaagde in 1907 cum laude voor het doctoraal diploma. In 1917 promoveerde Verdenius ‘met lof’ op Jacob van Maerlants Heimelijkheid der heimelijkheden. C.R. de Klerk nodigde hem uit om tot de staf voor de WB-editie van de werken van Vondel toe te treden. Verdenius volgde prof. dr. F.A. Stoett in 1933 aan de Universiteit van Amsterdam op. Zijn programmatische inaugurele rede, gehouden op 3 oktober 1933, droeg als titel Bredero's dialectkunst als Hollandse reactie tegen Zuidnederlandse taalhegemonie. Willem Kloos en Lodewijk van Deyssel ontvingen in 1935 een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam, waarbij Verdenius de laudatio uitsprak. In het Vondeljaar 1937 verleende dezelfde universiteit aan de Vondelkenners De Klerk en Molkenboer een eredoctoraat, dat zij uit handen van Verdenius ontvingen. Verdenius leed aan een oogziekte, hetgeen zijn werken zeer bemoeilijkte. De operaties brachten hierin geen verbetering. Hij overleed te Arnhem op 18 oktober 1950. | |
Ontwikkeling en karakteriseringDe historische taalstudie en vooral de tekstinterpretatie (filologie) hadden Verdenius' voorliefde. In samenwerking met J.D. Meerwaldt bezorgde Verdenius de volgende vertalingen door Vondel: Sofokles' Koning Edipus (WB-editie dl. 8 1935), Euripides' Ifigenie in Tauren, Euripides' Feneciaensche of Gebroeders van Thebe en Sofokles' Hercules in Trachin (WB-editie dl. 10 1938). Naast de bovengenoemde Vondeluitgaven verdient Verdenius' editie van P.C. Hoofts Granida, naar het Amsterdamse handschrift uitgegeven [Zutphen 1940] in de Pantheon-reeks vermelding. De belangrijkste wetenschappelijke bijdragen van Verdenius werden ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag herdrukt in de bundel Studies over zeventiende eeuws. Verspreide opstellen en aantekeningen [z.p. 1946]. De bundel opent met een opgave van Verdenius' publicaties tot en met 1944. Hierop volgen vier groepen artikelen. ‘I. Tekst- en woordverklaring’ opent met de inaugurele rede en bevat verder vooral detailstudies over Bredero-teksten. Van de afdelingen ‘II. Klankgeschiedenis’ en ‘III. Grammaticale problemen’ zijn vooral de artikelen over de j-pronomina van belang. In afdeling IV is een vijftal ‘Syntactische problemen’ samengebracht. Verdenius' populair-wetenschappelijke taal- en cultuurbeschouwingen, die in De Telegraaf en in Onze Taal waren verschenen, werden in In de Nederlandse taaltuin [Amsterdam, Brussel 1943] gebundeld. Enkele herdrukken volgden. De derde druk uit 1946 was ‘vermeerderd’ met een aantal bijdragen uit De Gids. De auteur stelt zich ten doel ‘bevattelijk te zijn voor de leek, en hem enig inzicht te geven in het leven der taal, inzicht dat de voorwaarde is voor liefde.’ Daarbij gaat hij niet prescriptief te werk, want zijns inziens doet men de leek te kort ‘door hem eenvoudig-weg voor te schrijven: zò moet het zijn.’ (resp. blz. 10 en 9 van de derde druk uit 1946). In deze thematisch geordende bundel treffen we naast een afdeling ‘Onderwerpen uit de grammatica van het hedendaags Nederlands’ een afdeling ‘Uit de zeventiende-eeuwse cultuur en literatuur’ aan. Verder bevat deze bundel vlot geschreven beschouwingen onder andere op het terrein van de geschiedenis van het Nederlands, van het purisme en het vreemde woord. | |
InvloedIn Verdenius' wetenschappelijk werk zijn taalkundige beschouwing en tekstanalyse communicerende vaten. Hij is geen taalkundig theoreticus die nieuwe vergezichten opent, en ook geen schrijver van handboeken die de in het verleden gegaarde kennis overzichtelijk samenbrengt, maar een dienstvaardig arbeider in de hof van de zeventiende-eeuwse taal en literatuur, die zich met liefde op het detail richt. Daarmee is zijn invloed gemarkeerd. De annotaties in de edities van literaire werken waar hij aan meewerkte, geven blijk van een scherp taalkundig inzicht. Zijn traditioneel-descriptieve grammaticale en semantische studies berusten op citaten uit toneelteksten, waarbij hij graag het (quasi-gesproken) Hollands van Bredero in het licht stelt. Zijn liefde voor de geschiedenis van het Nederlands en voor de volkse cultuur van de Gouden Eeuw probeerde hij over te dragen op een breed publiek.
Arjan van Leuvensteijn | |
Voornaamste geschriftenAlle in de tekst genoemd | |
Belangrijkste secundaire literatuurDe belangrijkste bron voor secundaire literatuur over A. A. Verdenius is de levensbeschrijving door A. Zijderveld in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1950-1951, 201-203 [ook op internet: www.leidenuniv.nl/host/mnl/levens/]. Verder zij nog vermeld www.dbnl.nl voor een opgave van werken in deze database waar Verdenius aan heeft meegewerkt. | |
Locatie archief en brievencollectiesEr is mij geen Verdenius-archief of -brievencollectie bekend. |
|