Bio- en bibliografisch lexicon van de neerlandistiek
(2004-)–Wim van Anrooij, Ingrid Biesheuvel, Karina van Dalen-Oskam, Jan Noordegraaf– Auteursrechtelijk beschermdSchaar, Johannes van derSchaar, Johannes van der * 8 december 1912 Vlaardingen; † 29 augustus 1984 Vlaardingen, historisch taalkundige, naamkundige.
Van der Schaar groeide op in een onderwijzersgezin in Vlaardingen. Ook zelf werd hij leraar, en zijn werkzame leven lang is hij het onderwijs trouw gebleven. Hij bekleedde vanaf 1942 functies in het middelbaar onderwijs, onder andere als leraar (vanaf 1956) en conrector (1956-1969) van het Groen van Prinstererlyceum in Vlaardingen. In 1969 werd hij rector van de Scholengemeenschap Westland Zuid. Verder was hij docent Nederlands aan de Handelsavondschool in Vlaardingen en docent historische taalkunde en aanverwante vakken op de School voor Taal- en Letterkunde (nu Haagse Leergangen) te Den Haag (1956-1977). Een andere uitingsvorm van zijn betrokkenheid bij het onderwijs was zijn redacteurschap (1960-1969) van Levende Talen, het orgaan van de Vereniging van leraren in levende talen. Onderwijs en wetenschap waren daarin voor Van der Schaar samenhangende grootheden; in de door hem geredigeerde jubileumuitgave van dit tijdschrift uit 1961 stelt hij dat Levende Talen “een tweeledige taak [heeft], nl. voorlichting te geven op wetenschappelijk en didactisch gebied”. En in een herdenkingsartikel over de School voor Taal- en Letterkunde uit 1965 citeert hij met instemming uit de grondslagen: “Het werk van de leraar is toegepaste wetenschap” maar ook: “Naast kennis en bekwaamheid in de vakken, die de leraar moet onderwijzen, is psychologisch en pedagogisch begrip van onderwijs geven onmisbaar”. Hij was een geliefd docent en schoolleider die als deskundig, bescheiden en trouw werd gekarakteriseerd en over een grote werkkracht beschikte. | |||||||||||
Wetenschappelijke ontwikkeling en karakteriseringDe studie Nederlands die Van der Schaar in 1933 aanving, had als basis een diploma gymnasium-bèta (1930) en gymnasium-alfa (1936). In 1942 behaalde hij het doctoraaldiploma, met als bijvakken Spaans en Vulgair Latijn. Zijn belangstelling voor de naamkunde was toen al gewekt, en als onderwerp voor zijn promotieonderzoek koos hij de Hollandse voornamen en familienamen, een terrein waar nog weinig onderzoek naar was gedaan. Het materiaal bestond uit de bestaande verzamelingen van J.J. de Graaf en van de Fryske Akademy, aangevuld met een eigen collectie. Op 9 juli 1953 promoveerde hij cum laude in Leiden bij G.G. Kloeke. In het proefschrift getiteld Uit de wordingsgeschiedenis der Hollandse doop- en familienamen werd de naamgeving niet alleen als taalkundig maar ook als maatschappelijk en cultuurhistorisch fenomeen beschreven. Vooral het tweede deel, de taalkundige behandeling van de namen zelf, vond veel waardering; niet alleen om de taalhistorische vakkundigheid, maar ook omdat niet in de eerste plaats de (oorspronkelijke) betekenis centraal stond, maar vooral de naamgevingsmotieven, die licht werpen op de geschiedenis en cultuur van onze maatschappij. Het geplande register bij de dissertatie bleef uit. Wel verscheen een uitgave voor het grote publiek: het Woordenboek van voornamen (1964), dat door de alfabetische ordening goed toegankelijk was. Aan de voornamencollectie en de verklaringen bleef Van der Schaar steeds werken, onder andere op basis van door lezers en luisteraars geleverd namenmateriaal. Dit resulteerde in vele, steeds herziene en uitgebreide herdrukken van het voornamenboek. Sinds 2000 is het materiaal op het Meertens Instituut in Amsterdam opgeslagen en toegankelijk via internet. Deze databank bevat 20.000 namen, waarvan er 2.000 door Doreen Gerritzen werden toegevoegd. Naast naamkundige publicaties schreef en bewerkte Van der Schaar ook enkele schoolboeken, en verschenen er onderwijskundige artikelen en herdenkingsbijdragen van zijn hand, maar tot wetenschappelijk onderzoek op andere terreinen dan dat van zijn dissertatie is het niet gekomen. | |||||||||||
Invloed‘Hoewel even oud als de plaatsnaamkunde, is de persoonsnaamkunde in nog veel hoger mate het uitverkoren jachtterrein van het dilettantisme gebleven’, aldus M. Gysseling in 1977. Hij noemde daarbij het werk van Van der Schaar als gunstige uitzondering. Het is inderdaad de verdienste van deze naamkundige dat hij een degelijke basis heeft verschaft aan populaire voornaamkunde door van de Nederlandse voornamenschat verantwoorde etymologieën te geven, de rol van de betekenis te relativeren en de naamgeving als sociaal en cultuurhistorisch verschijnsel te onderzoeken en te beschrijven. Doordat het namenmateriaal werd ondergebracht bij het Meertens Instituut waar het beheerd, bewerkt en aangevuld wordt, en bovendien vrij toegankelijk is voor een breed publiek, is het naamkundig onderzoek van Van der Schaar van blijvend nut voor deskundigen en leken.
Marijke Mooijaart | |||||||||||
Voornaamste geschriften
| |||||||||||
Belangrijkste secundaire literatuur
| |||||||||||
Locatie archief (voornamenmateriaal)Meertens Instituut (KNAW), Amsterdam: 186 Collectie inzake voornamen (J. van der Schaar), 1959 – 1984 |
|