Ontwikkeling en karakterisering
Al vanaf zijn studententijd was Kluit een vooraanstaand lid van enkele letterkundige
genootschappen. In hun streven naar verbetering van de moedertaal legden de
genootschappers sterk de nadruk op verzorgd taalgebruik. Het beschaven van de taal was een
maatschappelijke noodzaak. Vooral de reglementering van taal en spelling stond in de
belangstelling en het ontbreken van een uniforme regeling op het gebied van spelling en
spraakkunst werd als een groot gemis ervaren. Kluit heeft het onderwerp van de
taalreglementering met succes aangepakt. Zijn bijdragen hebben vooral betrekking op het
genusonderscheid en de spelling, en ook voor het Nederduitsch Woordenboek, het ambitieuze
project dat de Maatschappij bijna fataal werd, heeft hij zich ingezet.
Grondidee in de opvattingen van Kluit is dat de taal in oorsprong een grote regelmaat
kende en hiermee sluit hij aan bij de inzichten omtrent analogie van de Schola
Hemsterhusiana, Adriaen Verwer (c.1654-1717), Lambert ten Kate (1674-1731) en Balthazar
Huydecoper (1695-1778). Voor Kluit is analogie de grondslag van alle talen en taalregels
moeten dan ook op die regelmaat gebaseerd worden. Door het gebruik is echter van de
oorspronkelijke regelmaat afgeweken en de regels zijn daardoor moeilijk te vinden. Bij het
opsporen van de taalwetten hanteert Kluit een empirisch-inductieve werkwijze: de regels
moeten uit de verschijnselen worden afgeleid en niet worden bedacht om een (kunstmatige)
regelmaat aan te brengen.
Aanvankelijk was Kluit van mening dat de oorspronkelijke analogie in het
Middelnederlands gezocht moest worden. Hij laat zich hierbij leiden door de opvattingen van
Verwer, wiens Linguae belgicae idea grammatica, poetica, rhetorica hij omstreeks 1759 uit
het Latijn vertaalde, en, vooral, Huydecoper. De taal boekt vooruitgang als de regelmaat
wordt achterhaald en evenals Huydecoper probeert hij de verloren gegane regelmaat te
herstellen. In zijn latere publicaties komt Kluit tot het inzicht dat taalontwikkeling niet
uitsluitend op te vatten is als een verbastering van de Middelnederlandse analogie. Hij sluit
zich aan bij de inzichten van Ten Kate; deze veronderstelde weliswaar ook een periode van
volmaakte analogie, maar zocht die in een veel verder verleden dan Verwer en Huydecoper.
De taal moet beschouwd worden als een product van de rede; het zicht op de taalregels is in
de loop der tijden verloren gegaan en de taalkundige dient ze met behulp van zijn ratio op te
sporen in de taalverschijnselen. Kluit kiest hierbij nadrukkelijk voor Ten Kates methode van
historische taalvergelijking. Aan het daadwerkelijk beoefenen van de historisch-vergelijkende
taalwetenschap is Kluit overigens niet toegekomen, wellicht omdat hij teveel in beslag werd
genomen door zijn werk als historicus.
Kluit onderschrijft de sociale taalconceptie van de letterkundige genootschappen,
waarmee de taalstudie in een nationalistisch perspectief wordt geplaatst: beschaving van de
taal is belangrijk voor het welzijn van de maatschappij. Beschaving van de taal staat gelijk
aan herstel van de regelmaat en van verbetering is sprake als onregelmatigheden zoveel
mogelijk worden voorkomen. Zolang de taalkundige de regelmaat echter nog niet heeft
achterhaald, kiest Kluit, net als Ten Kate, voor het ‘achtbare gebruik’ als leidraad. Het is de
verdienste van Kluit geweest, dat hij dat achtbare gebruik vastlegde wat het genusonderscheid
en een aantal spellingproblemen betreft, en daarmee de weg vrijmaakte voor codificatie van
die onderwerpen.
Adriaan Kluit is te beschouwen als een overgangsfiguur. De overgang van de
achttiende-eeuwse historische taalstudie naar de negentiende-eeuwse, heeft in het werk van
Kluit letterlijk gestalte gekregen. Aanvankelijk baseert hij zich op de methode van
Huydecoper, die in de achttiende eeuw zeer gezaghebbend was maar in de negentiende eeuw
gaandeweg aan invloed inboette. Later kiest hij voor de benadering van Lambert ten Kate, die
in de achttiende eeuw weliswaar zeer werd geprezen, maar nauwelijks werd nagevolgd. Pas in
de negentiende eeuw zou de historisch-vergelijkende methode tot grote bloei komen. In zijn
waardering voor de methode van Ten Kate loopt Kluit vooruit op ontwikkelingen in de
negentiende eeuw en is hij verbonden met de historisch-vergelijkende taalwetenschap. Het
sterkst is hij echter verbonden met de normatief-kritische traditie. Zijn taalkundige
activiteiten hadden vooral een normatieve bedoeling: de taalwetten moesten worden
opgespoord, opdat daaruit de voorschriften voor het juiste taalgebruik konden worden
afgeleid.