Wetenschappelijke ontwikkeling en karakterisering
Hexham was een productieve schrijver en vertaler: in Picarta staan meer dan 35 verschillende werken van zijn hand vermeld, sommige met meerdere drukken. Hij vertaalde uit het Frans en Latijn en naar en in het Nederlands en Engels. In zijn publicaties is een duidelijke lijn te zien. Zijn eerste publicaties betreffen theologische werken, om te beginnen in 1610 een Engelse vertaling van een Franstalig protestants werk geschreven door de Nederlandse theoloog Johannes Polyander.
Na 1630 concentreerde zijn werk zich op militaire zaken. Eerst noteerde hij zijn persoonlijke ervaringen, zoals in Een cort historisch relaes, ofte: Eenvoudich verhael van de belegheringe ende veroveringhe der vermaerde stadt s'Hertoghen-bosch uit 1630 door ‘H.H. een liefhebber van’t vaderlandt.’ Ook over andere belegeringen publiceerde hij diverse werken, zowel in het Engels als in het Nederlands. Later ging hij schrijven en vertalen over meer theoretische militaire kwesties. Zijn vertaling (uit het Frans) The Art of Fortification uit 1631, waarvan het Franse origineel was samengesteld door Samuel Marolois en herzien door Albert Girard, geldt als het eerste wetenschappelijke werk over versterkingen dat in het Engels in druk is verschenen. Zijn invloedrijkste werk was de Engelse vertaling van de beroemde (Latijnstalige) Atlas van Mercator, de editie van Jodocus Hondius, gepubliceerd in twee delen in 1636. Hexham vulde het werk zelf aan, daarbij geholpen door de zoon van Hondius, Hendrik. Het werk geldt als de Engelse standaarduitgave van Mercators atlas.
Aan het einde van zijn leven publiceerde hij het eerste Engels-Nederlandse woordenboek (in 1647) en het eerste Nederlands-Engelse woordenboek (in 1648), waaraan hij ongetwijfeld gedurende vele decennia vertaalwerkzaamheden de behoefte had gevoeld. Voor de neerlandistiek zijn deze woordenboeken ongetwijfeld zijn belangrijkste werk. Het Engels-Nederlandse woordenboek bevat circa 31.000 ingangen en een Nederlandstalige grammatica van het Engels. In 1648 verscheen een ongewijzigde bijdruk, in 1660 een herdruk. In 1675 verscheen een herziening door Daniel Manly. Het Nederlands-Engelse woordenboek bevat circa 40.000 ingangen en besluit met een Engelstalige grammatica van het Nederlands, die was gebaseerd op De Nederduytsche Spraec-konst ofte Tael-beschrijvinghe van Christiaen van Heule uit 1633 en de Grammatica ofte Leez-leerlings Steunsel van de Engelsman Richard Dafforne uit 1627. Van dit Nederlands-Engelse woordenboek verscheen een herdruk in 1658, gevolgd door een herziening onder een nieuwe titel door Daniel Manly in 1672 (herdrukt in 1678). Manly schrapte veel trefwoorden uit de vorige druk.
De woordenboeken waren bedoeld als hulpmiddel voor mensen die Engels respectievelijk Nederlands wilden leren. Op de titelpagina’s beweert Hexham dat hij het materiaal voor de woordenboeken heeft verzameld uit het werk van de beste Nederlandse en Engelse schrijvers, maar dat blijkt alleen maar reclame te zijn - hij had vooral het werk van eerdere lexicografen gebruikt. De Engelse ingangen waren gebaseerd op een bewerking door Francis Holyoke van het Engels-Latijnse woordenboek van John Rider uit 1589. De Nederlandse ingangen waren voor het grootste gedeelte gebaseerd op het Nederlands-Franse woordenboek Le Grand dictionaire françois flamend van E.L. Mellema dat in 1618, postuum, was verschenen en waarvan de eerste druk in 1587 het licht had gezien. En de ingangen uit dat woordenboek waren op hun beurt - zoals die van alle tweetalige woordenboeken uit de zeventiende en achttiende eeuw - schatplichtig aan het Etymologicum Teutonicae Linguae, sive Dictionarium Teutonico-Latinum (Etymologisch woordenboek van de Nederlandse taal of Woordenboek Nederlands-Latijn) van Cornelis Kiliaan uit 1599. Desondanks zijn Hexhams woordenboeken van groot belang, niet alleen omdat zij de eerste met het talenpaar Nederlands en Engels zijn, maar ook door hun omvang en doordat zij dagelijks taalgebruik bevatten met een groot aantal voorbeeldzinnen, terwijl veel van de op dat moment bestaande woordenboeken, zeker die in Engeland, zich concentreerden op moeilijke, technische of wetenschappelijke woorden.