Hertog, C.H. den
Hertog, Cornelis Herman den * 27 december 1846 Den Haag; † 31 oktober 1902
Amsterdam, hoofdonderwijzer die zich met allerlei aspecten van het moedertaalonderwijs heeft
bezig gehouden, wat uiteindelijk heeft geresulteerd in een serie publicaties op het gebied van het
grammaticaonderwijs voor leerlingen van lagere school, middelbare school en kweekschool. Hij
was in de periode 1880-1920 een toonaangevend, volgens sommigen wat conservatief
taaldidacticus en wordt algemeen beschouwd als de geestelijke vader van de zinsontleding zoals
die nu nog wordt gepraktiseerd.
Den Hertog werd in Den Haag opgeleid tot onderwijzer. Daar vond hij ook zijn eerste betrekking.
In 1870 werd hij benoemd tot hoofdonderwijzer in Haarlemmermeer. Hij trad in het huwelijk en
in 1872 werd zijn zoon Herman Johannes geboren. Deze oudste zoon zou na de dood van zijn
vader in 1902 de verzorging van diens werk op zich nemen. In alle latere herdrukken is het
voorbericht ondertekend door H.J. den Hertog.
In 1872 werd Den Hertog schoolhoofd aan de Van der Palmschool te Amsterdam, een
functie die hij bijna 20 jaar uitoefende. Hier zou hij zijn bekende Nederlandsche Spraakkunst
schrijven. Tot zijn dood woonde hij in Amsterdam. Hier trok hij snel de aandacht door zich niet
alleen voor het onderwijs op zijn school in te zetten, maar ook in ruimer verband, vooral wat het
onderwijsbeleid van de gemeente Amsterdam betrof. Wetenschappelijk gezien was Den Hertog
vooral een autodidact. Door zijn studie van pedagogiek en taalwetenschap kon hij zich met
wetenschappers meten, hetgeen hij ook veelvuldig deed. Als ‘ongetitelde schoolmeester’ wierp hij
zich op als intermediair van taalwetenschap en taalonderwijs, vanuit het besef dat de docent de
stof volledig dient te beheersen alvorens daarin les te geven. ‘Half weten vermoeit meer dan goed
weten’ luidde zijn adagium. Het vak Nederlandse taal had zijn speciale aandacht.
Samen met zijn Amsterdamse collega J. Lohr stelde hij de methode Onze Taal samen,
taal- en steloefeningen voor de lagere scholen. De deeltjes verschenen vanaf 1883 en werden nog
tot 1925 herdrukt. Met deze leergang deed de analytische, inductieve methode voor het
taalonderwijs haar intrede op de lagere school: de leerling zal eerst de zin en vervolgens via het
taalgevoel de regels ontdekken.
In de periode 1889-1892 publiceerde Den Hertog resp. ‘De leer van de woordsoorten’, ‘Uit
de leer van den zin’ en ‘De leer van den samengestelden zin’ in het tijdschrift Noord en Zuid,
waarvan hij in de periode 1889-1895 redacteur was naast Taco de Beer. Het betrof een
uitgebreide voorstudie van de Nederlandsche Spraakkunst, die in de jaren 1892-1896 in drie
delen zou verschijnen. Hier legde hij de basis voor een didactisch-wetenschappelijke spraakkunst
waarin, na een uitgebreide verantwoording, expliciet eigentijdse opvattingen waren verwerkt. Dit
werk wordt terecht beschouwd als het begin van de wetenschappelijke beoefening van de
Nederlandse grammatica, in feite de voorloper van de ANS.
Een belangrijke publicatie in Noord en Zuid was in 1889 het artikel ‘De taalstudie der
onderwijzers’, waarmee Den Hertog duidelijk zijn leidende rol in het taalonderwijs bevestigde.
Toepassing van zijn opvattingen binnen de schoolmuren was voor iemand die het
tegenovergestelde van een kamergeleerde was, niet voldoende. Na 19 jaar Amsterdams
schoolhoofd te zijn geweest, nam Den Hertog in 1891 om gezondheidsredenen ontslag. Hij ging
de politiek in. In 1893 werd hij lid van de Amsterdamse gemeenteraad en zou dat tot zijn dood
blijven. In 1901 werd hij nog lid van de Tweede Kamer voor de liberale partij. Ook hier kwam
hij op voor de belangen van de onderwijzers. Daarnaast werd hij in 1902 tevens schoolopziener
in Amsterdam. Op 55-jarige leeftijd overleed deze ‘schoolmeester en grootmeester van het
taalonderwijs’.