Bio- en bibliografisch lexicon van de neerlandistiek
(2004-)–Wim van Anrooij, Ingrid Biesheuvel, Karina van Dalen-Oskam, Jan Noordegraaf– Auteursrechtelijk beschermdHalbertsma, Joast (Justus, Joost) HiddesHalbertsma, Joast (Justus, Joost) Hiddes [pseudoniemen: S.S. en Haring Sifrid Sinnema] * 23 oktober 1789 Grou (Grouw); † 27 februari 1869 Deventer, doopsgezind predikant, taal- en letterkundige, redenaar en publicist die bekend stond om zijn onorthodoxe ideeën, zijn humor en uitgesproken stijl. Zijn taalonderzoek omvatte het Fries (met de nadruk op de verschillende Friese dialecten), het Middelnederlands, diverse Nederlandse dialecten, het Gotisch, het Angelsaksisch, en oosterse talen zoals het Sanskriet. Over zijn taalonderzoek correspondeerde hij met diverse bekende en mindere bekende Europese taalgeleerden. Hij ontwierp een Friese spelling en gebruikte als één van de eersten het Fries voor verschillende literaire genres. Joast Halbertsma werd in 1789 geboren als oudste van vier broers. Drie van deze vier broers zouden zich verdienstelijk gaan maken voor de Friese letterkunde. Het bakkersgezin Halbertsma behoorde tot de kleine burgerij van het Friese dorp Grou. Het doopsgezinde milieu van moeders kant bracht Joast al vroeg in contact met de geleerde en maatschappelijk actieve doopgezinde elite in Friesland. In 1806 reisde hij af naar Amsterdam om aan het doopsgezind seminarium te worden opgeleid tot predikant. Hij volgde ook colleges aan het Athenaeum Illustre, onder andere natuurwetenschappen bij J.H. van Swinden. Bovendien nam hij actief deel aan het intellectuele en culturele leven in Amsterdam: hij kwam veel bij Jeronimo en Abraham de Vries thuis en leerde via hen onder anderen Willem Bilderdijk, Floris Adriaan van Hall en de oude D.J. van Lennep kennen. In 1813 kreeg Halbertsma een beroep naar Boalsert (Bolsward) en in 1821 naar Deventer. Hij trouwde met de niet-onbemiddelde hervormde domineesdochter Johanna Iskje Hoekema en werd vader van vijf zonen van wie twee een leerstoel zouden gaan bekleden. In Boalsert leverde Halbertsma een opvallende bijdrage aan de herdenking van de zeventiende-eeuwse Friese dichter Gysbert Japicx (1603-1666) op 7 juli 1823, in de vorm van een redevoering die later zou worden gepubliceerd in de bundel Hulde aan Gysbert Japiks bewezen. Met deze redevoering vestigde hij zijn naam als geleerde. Hij werd lid van de Leidse Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde waarop benoemingen van diverse andere nationale en internationale genootschappen zouden volgen. Behalve als taalgeleerde vestigde Halbertsma ook zijn naam als schrijver van Friese verhalen en gedichten en zorgde hij voor opschudding met zijn opstellen en redevoeringen over godsdienst, politiek en economische ontwikkeling. Niet alleen de inhoud van zijn stukken maar ook zijn markante stijl gaf aanleiding tot wrijving. Zijn weinig orthodoxe en liberale denkbeelden zullen ertoe hebben bijgedragen dat hij, ondanks verschillende voordrachten, niet werd benoemd tot hoogleraar aan een atheneum of universiteit. Daar had Halbertsma wel op gehoopt. Hoewel hij zijn pastorale werk als predikant met overgave lijkt te hebben gedaan, gaf zijn werk als ‘preker’ niet voldoende bevrediging. Hij ging in 1856 met emeritaat, maar is tot vlak voor zijn dood in 1869 als geleerde actief gebleven. | ||||||||||
Wetenschappelijke ontwikkeling en karakteriseringHalbertsma vestigde begin jaren ’20 de aandacht op zich met zijn publicaties over het Fries van Gysbert Japicx. Het Fries stond sinds de tweede helft van de achttiende eeuw nationaal en internationaal in de belangstelling. Het Fries van de oude Friese rechtsteksten gold destijds nog als mogelijke voorloper van het Nederlands, Nedersaksisch, Deens en Engels en was daarom object van onderzoek in verschillende delen van Europa. In Nederland was er bovendien aandacht voor de tongvallen van de verschillende gewesten en steden in verband met de ontwikkeling van het Nederlands. Daarbij kwam ook het Fries in beeld. Gezien de schaarste van geschreven Fries taalmateriaal kon de poëzie van de zeventiende-eeuwse dichter Gysbert Japicx zich vooral in Nederland in de nodige belangstelling verheugen. De Friese dichter-schoolmeester werd bovendien gezien als een icoon van eenvoud en oprechtheid, eigenschappen die tot de kerneigenschappen van de Nederlandse natie werden bestempeld. Halbertsma voegde daar nog betrokkenheid bij het politiek en maatschappelijk proces en internationaal georiënteerde leergierigheid aan toe. Vanaf zijn eerste studies bewoog Halbertsma zich nadrukkelijk op het grensgebied van wetenschap en maatschappelijk engagement. Zijn taalonderzoek – of het nu het ontwerp van een Friese spelling betrof, zijn commentaar bij het vierde deel van Maerlants Spiegel Historiael , de fragmenten van een Gotische bijbel of de nagelaten geschriften in het Newari – was als het ware ingebed in het streven naar een moderne liberale samenleving. Zoals zijn Friese literaire teksten niet alleen onderhoudende literatuur in de volkstaal waren, zo waren ook zijn geleerde opstellen niet alleen bijdragen aan de wetenschap: al zijn teksten waren pogingen een maatschappelijk proces op gang te brengen en daarbij waren vorm en stijl belangrijke instrumenten. Dit geeft Halbertsma een betrekkelijk unieke plaats binnen de taalwetenschap. Meer dan veel van zijn Nederlandse tijdgenoten volgde hij de ontwikkelingen van de taalwetenschap in Duitsland en de reacties erop in andere Europese landen. Maar tegelijkertijd had hij kritiek op de Duitse wetenschappelijke methode en benadrukte hij de Nederlandse traditie op het gebied van taalstudie, met als kopstukken Lambert ten Kate en Tiberius Hemsterhuis. Hij onderhield briefwisselingen met onder andere Jacob Grimm, Rasmus Rask, Joseph Bosworth en Andreas Schmeller. Voor zijn kritiek op de Duitse School vond hij weerklank bij de Italiaanse taalgeleerden Carlo O. Castiglioni en Bernardino Biondelli, met wie hij ook correspondeerde. Naast waardering voor zijn taalgeleerde werk was er ook kritiek. Die deed zich vooral gelden toen in de loop van de jaren ’40 met Matthias de Vries en W.J.A. Jonckbloet de historisch-vergelijkende taalkunde in Nederland definitief vorm begon te krijgen. | ||||||||||
InvloedHalbertsma’s ambivalente houding ten opzichte van de Duitse taalwetenschap en de inbedding van zijn wetenschappelijk werk in een liberaal maatschappelijk program heeft de receptie van zijn werk in negatieve zin beïnvloed. Tot 1845 waren er weinig Nederlandse taalgeleerden die zich net als Halbertsma verdiepten in de Duitse taalwetenschap. Hij was ook één van de weinigen die zich met zoveel andere Europese taalgeleerden in contact stelden. De eigenzinnige koers die hij voer, was bovendien reden dat hij een bijzondere positie innam. Dat bezorgde hem in zijn eigen tijd respect en aanzien, soms kritiek, maar uiteindelijk weinig begrip en stimulans. Hij was door zijn oriëntatie op de Duitse taalwetenschap in zekere zin moderner dan zijn Nederlandse collega-taalgeleerden en tegelijkertijd was hij niet het boegbeeld van de moderne historisch-vergelijkende taalwetenschap die vanaf de latere negentiende eeuw de taalkunde zou gaan domineren. Daarom wordt hij door latere taalkundigen ook wel juist onmodern genoemd. Een meer integrale beschouwing van zijn werk, met oog voor zijn liberaal maatschappelijk engagement en de vertaling daarvan in zijn geleerde werk, geeft hem een eigen plaats. Halbertsma’s invloed op de Friese taal- en letterkunde is wèl groot geweest. Zijn ontwerp voor een Friese spelling is de basis geworden voor het geschreven Fries en de aanzienlijke verzameling Friese verhalen en gedichten die hij samen met zijn broers Eeltje en Tjalling publiceerde wordt beschouwd als het fundament van de Friese literatuur.
Alpita de Jong | ||||||||||
Voornaamste geschriften
| ||||||||||
Belangrijkste secundaire literatuurAlgemene informatie is te vinden onder: https://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=halb003 en daarbinnen naar het lemma in de NNBW.
Voor een indruk van de veelzijdigheid van Halbertsma blijven de artikelen in de volgende bundel hun waarde behouden
Voor een analyse van Halbertsma’s taalkunde zie: A. Feitsma: ‘Joast Halbertsma und Jacob Grimm: wissenschaftliches und ideologisches’. In: A Frisian and Germanic miscellany. A. Petersen and H.F. Nielsen (eds.). Bredtsted, 1996, p. 125-140. (Studies published in honour of Nils Århammar, on his 65th birthday)
Enkele teksten van Halbertsma zijn integraal te lezen op http://www.wumkes.nl of http://www.books.google.com. | ||||||||||
Locatie archiefHalbertsma’s nalatenschap bestaat uit een groot aantal opstellen en studies over de meest uiteenlopende onderwerpen, komische verhalen en gedichten, ongepubliceerde redevoeringen en aantekeningen, brieven van collega-geleerden en staatsmannen, en dagboeknotities. Samen met zijn bibliotheek heeft hij dit nagelaten aan de provinciale bibliotheek van Friesland, nu Tresoar. Veel van zijn handschriften en brieven zijn via de catalogus van Tresoar te vinden. De boeken uit Halbertsma’s bibliotheek staan in die catalogus als zodanig aangegeven. Zoeken via http://www.tresoar.nl en vervolgens de verwijsfuncties ‘Friese literatuur’ en ‘bio- en bibliografieën van schrijvers’. De route ‘Friese literatuur’ en dan ‘Letterkundige archieven’ leidt naar aanvullend archiefmateriaal. | ||||||||||
Locatie brievencollectiesEen groot aantal brieven van en aan Halbertsma bevindt zich in Tresoar. In andere Nederlandse bibliotheken en archieven zijn echter eveneens brieven van en aan Halbertsma te vinden. Zie voor meer informatie het bovengenoemde boek van A. de Jong. |
|