Ontwikkeling en karakterisering
De loopbaan van Grootaers loopt voor een deel parallel met die van zijn Gentse collega
Blancquaert. Beiden waren foneticus en actief op het terrein van de dialectologie, maar de
Leuvense richting haalde haar inspiratie vooral uit Duitsland, de Gentse uit Frankrijk. Zowel
Grootaers als Blancquaert ijverden ieder op eigen wijze voor de verbetering van de positie
van de Nederlandse standaardtaal in België, beiden waren volop actief in het
wetenschappelijk bedrijf en de organisatie daarvan.
Met zijn Zuidnederlandsche Dialectcentrale riep Grootaers een instituut in het leven
dat bedoeld was om dialectmateriaal in te zamelen voor een taalatlas, een reeks monografieën
en voor een of meerdere dialectwoordenboeken. Door middel van Mededelingen onderhield
hij het contact met zijn correspondenten. Woordgeographische studiën van de
Zuidnederlandsche Dialectcentrale - tussen 1924 en 1950 verschenen er 32 - tonen de
waarde en de rijkdom van het verzamelde materiaal, dat uiteindelijk voor het Vlaams-
Brabantse, Antwerpse en Limburgse deel zijn plaats heeft gevonden in het Woordenboek van
de Brabantse Dialecten en het Woordenboek van de Limburgse Dialecten.
Van een Leuvense school van Grootaers mag zeker gesproken worden. In totaal 73
dissertaties en licentiaatsverhandelingen, waarvan de meeste op het gebied van de klank- en
vormleer en de taalgeografie, kwamen onder zijn leiding tot stand.
Vanaf de derde druk in 1926 bewerkte Grootaers de Inleiding tot de taalkunde en tot
de geschiedenis van het Nederlands van C.P.F. Lecoutere, dat weliswaar onder beide namen
verscheen, maar helemaal zijn werk werd en zes drukken mocht beleven.
In 1931 publiceerde hij een omvangrijk Frans-Nederlands vertaalwoordenboek:
Nouveau Dictionnaire français-néerlandais, néerlandais-français et dictionnaire de
prononciation des deux langues. Nieuw Fransch-Nederlandsch Woordenboek, Nederlandsch-Fransch Woordenboek tevens uitspraakwoordenboek voor beide talen. In 1949 verscheen de
negende druk. Zoals de titel al zegt is dit een woordenboek dat tevens een uitspraakgids wil zijn
voor beide talen.
Veel tijd en energie besteedde Grootaers aan het tijdschrift Leuvensche Bijdragen,
waarin tijdens zijn redacteurschap het taalgeografisch element aanzienlijk toenam.
Samen met de Nederlandse dialectoloog G.G. Kloeke publiceerde hij een Handleiding bij het
Noord- en Zuidnederlandsch Dialectonderzoek (1926), het eerste deel van de reeks Noord-
en Zuidnederlandsche Dialectbibliotheek, waarin onder hun beider redactie zeven delen
verschenen. Na de oorlog is de reeks voortgezet onder de naam Taalkundige bijdragen van
Noord en Zuid, tot deel 8 was J.L. Pauwels redacteur. Ook hier weer een parallel met
Blancquaert die voor zijn Reeks Nederlandse Dialectatlassen ook nauw met het Noorden
samenwerkte op het terrein van het dialectonderzoek.