Ontwikkeling en karakterisering
De wetenschappelijke bezigheden van Beuken richten zich aanvankelijk op Vanden levene ons
heren. De laatste uitgave van dit volksverhaal dateerde van 1843 en had tal van tekortkomingen.
Met de uitgave van zijn proefschrift wil Beuken een beschouwing van Vanden levene ons heren
geven die op de hoogte is van haar tijd. Hij onderzoekt de plaats van dit volkstalige gedicht in de
middeleeuwse letterkunde. Hij kwalificeert het als een van de oudste levens van Jezus in onze
letterkunde, waarvan hij het ontstaan in de tweede helft van de dertiende eeuw plaatst, maar zeker
vóór 1290. Het zal vooral geschreven zijn voor de burgerij, ongeletterde kloosterlingen en voor
een gedeelte ook de adel. Hij verdedigt de opvatting dat Vanden levene ons heren een oorspronkelijk werk is: noch de Franse, noch de Duitse literatuur kennen een vergelijkbaar werk.
Beukens proefschrift ademt, naast een theologische, vooral een filologische sfeer. Van
teksthandschrift en fragmenten geeft hij een zorgvuldige beschrijving, grafische bijzonderheden,
abbreviaturen en orthografie. Hij bestudeert taal, rijm en woordvoorraad en gaat uitvoerig in op
de bouw en stijl van het gedicht. Op grondige wijze onderzoekt hij de verhouding tussen teksthandschrift en fragmenten en stelt daarna een stamboom op waaruit blijkt dat het enige integraal
bewaarde handschrift het verst van het archetype afstaat.
In 1929 verschijnt de handelseditie van zijn proefschrift. Een jaar later polemiseert hij
met Van Mierlo over de ouderdom van Vanden levene ons heren. Van Mierlo plaatst het gedicht
in de eerste helft van de dertiende eeuw. Beuken ontzenuwt de argumenten van zijn opponent en
handhaaft de datering zoals hij die beargumenteerd had in zijn proefschrift. Met de uitgave van
een bloemlezing uit Vanden levene ons heren (1931) sluit Beuken voor enkele decennia zijn
werkzaamheden aan dit gedicht af.
In 1968 verschijnt een herdruk van zijn proefschrift. De wetenschappelijke vorderingen
binnen de mediëvistiek zijn er duidelijk in op te merken. Moderne fotografeer- en belichtingstechnieken bewijzen hem goede diensten bij het collationeren van de teksten; de codicologie
heeft haar werkwijze verfijnd en maakt het mogelijk de merites van een manuscript nauwkeuriger te bepalen; dialectgeografisch onderzoek maakt preciezere lokalisering van een tekst mogelijk; de comparatistische literatuurwetenschap biedt meer vergelijkingsmateriaal. De grondige
herbezinning stelt Beuken in staat enkele conclusies uit zijn proefschrift aan te scherpen.
Beuken schrijft in de jaren na zijn promotie tal van artikelen en boekbesprekingen. Ook
verzorgt hij enkele tekstedities, waaronder die van Mariken van Nieumeghen. Hij polemiseert
met M.E. Kronenberg, die een uitspraak had gedaan over de afhankelijkheidsrelatie van de Story
of Mary of Nemmegen van Mariken van Nieumeghen, die afweek van de gangbare opvatting.
In 1936 publiceert Beuken samen met Anton van Duinkerken Dichters der Middeleeuwen. In de kritieken wordt Van Duinkerken geprezen voor zijn gloedvolle inleiding en Beuken
gecomplimenteerd voor zijn keuze van het opgenomen materiaal.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog verzoekt uitgeverij Van Lochum Slaterus Beuken een
bijdrage te leveren aan een cultuurhistorie van Europa in taferelen. Beuken zegt zijn medewerking toe, maar overschrijdt de limiet voor zijn bijdrage over Ruusbroec fors. Vandaar dat hij deze
studie als zelfstandige monografie wil uitgeven en een nieuwe wil schrijven voor de serie ‘Gastmaal der Eeuwen’. Door papiergebrek kan Van Lochum Slaterus de monografie echter niet uitgeven. Beuken vindt uitgeverij Het Spectrum wél bereid een onmiddellijke uitgave ervan te verzorgen. De editie van Heilige dronkenschap zal dan nog vijf jaar op zich laten wachten (1951).
Bijna een kwart eeuw later zal hij zich opnieuw met Ruusbroec bezighouden. In 1970 verschijnt een bloemlezing van fragmenten van diens werk, zoals te verwachten valt degelijk ingeleid en rijkelijk voorzien van aantekeningen.
Ook in het geestelijk toneel blijkt Beuken zich grondig verdiept te hebben. In 1973 publiceert hij Die eerste bliscap van Maria en Die sevenste bliscap van onser vrouwen. Cultuurhistorie, theologie en filologie komen in deze uitgave weer op de gebruikelijke vruchtbare wijze samen.
Beuken eindigt zijn wetenschappelijke arbeid zoals hij deze begonnen is: met het leven
van Jezus. In Oud-Holland had hij een bericht gelezen over de aanwezigheid in de Pierpont Morgan Library in New York van een tekst van een vijftiende-eeuws leven van Christus. Hij besluit
tot een uitgave van deze tekst, in samenwerking met de jonge academicus James Marrow. In
1979 verschijnt de - om zakelijke redenen - Engelstalige editie van Spiegel van den leven ons
heren.