Ontwikkeling en karakterisering
Van Berlaimont heeft twee leerboekjes geschreven, waarvan het eerste, de Vocabulare, in 1527
het licht zag en het andere, Die conjugacien in Franchoys ende in Duytsch oft in Vlaems, na zijn
dood, in 1545 (de oudste druk zal wel verloren gegaan zijn). Die conjugacien is vóór 1580 een
aantal malen herdrukt, maar het heeft bij lange na niet het enorme succes van het Vocabulare
gekend. In 1552 werden Die conjugacien in Antwerpen bij Luberts uitgegeven als tweede
deel van Een profitelijck boexken om Francoys ende Duytse oft Vlaems te leeren spreken. Dit
was een Frans-Nederlands gespreksboekje dat eerder een zelfstandig werk was dan een
verkorting van de Vocabulare; waarschijnlijk was het eerste deel al eerder, in 1550,
verschenen onder de titel De cleyne Colloquien int vlaemsche ende franchois, maar dat werk
is verloren gegaan.
Blijvende invloed heeft Van Berlaimont gehad dankzij zijn Vocabulare. Dit was een
zogenoemd gespreksboekje, bestaande uit dialogen in het Nederlands en Frans met een beknopte
woordenlijst. Het boekje is het meest herdrukte Nederlandse leerboek voor vreemde talen. Van
het werk zijn tussen 1527 en 1759 ongeveer honderdvijftig drukken of bewerkingen verschenen
(onder wisselende titels, waarbij de naam van de oorspronkelijke auteur al spoedig verdween),
die vanaf 1577 vooral in Noord-Nederland verschenen en niet meer in Zuid-Nederland, dat
onder Spaanse heerschappij stond. Aan het boekje werden in 1579 twee nieuwe dialogen
toegevoegd en in 1583 nog eens twee. De nieuwe teksten zijn samengesteld door de
Antwerpse drukker H. Heyndrickx en de Antwerpse schoolmeester Assuerus Boon. Aan het
boekje werden telkens nieuwe talen toegevoegd, totdat het boekje het maximum van tien talen
bevatte: naast Nederlands en Frans de talen Latijn en Spaans (in 1551), Italiaans (in 1558), Duits
en Engels (in 1576) en Portugees (in 1598). Het Latijn werd toegevoegd door de bekende
humanist en Leuvense hoogleraar Cornelius Valerius (leermeester van Justus Lipsius), waardoor
het boekje meer status kreeg, en ook gebruikt werd door studenten en op universiteiten. Het
Portugees werd toegevoegd op het moment dat Portugese joden zich in Amsterdam vestigden en
de eerste tochten naar Azië werden ondernomen, waar op dat moment de Portugezen de heersers
waren. Later kwamen er nog Tsjechisch, Pools en Hongaars bij (zie Prędota 2002). Overigens
bestond er vóór 1576 geen leerboek of woordenlijst van de Germaanse talen Duits en Engels in
de Lage Landen; de uitgave van 1576 luidde dan ook het begin in van het onderwijs in deze twee
Germaanse talen.