De historische ervaring
(1993)–Frank Ankersmit– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
Het directe contact tussen heden en verleden in de historische ervaringMaar het is waar, de herkenning van Guardi's schilderij als een verbeelding van de verveling vereist enige geschiedkundige en psychologische voorkennis. En met bovenstaande explicatie van het schilderij bewegen we ons in de richting van een diltheyaanse ‘Erlebnis’ waardoor we ons verwijderen van de directheid en onmiddellijkheid van de historische ervaring. Daarom wil ik nu de aandacht vestigen op de wijze, waarop de verveling op dit schilderij evenzeer tot uitdrukking wordt gebracht in de voor de ook niet-historisch geïnformeerde leek waarneembare werkelijkheidservaring van dit schilderij. Zoals verveling uit een intra-psychisch conflict voortkomt en zich op paradoxale wijze uit in een agitatie die de leegheid van verveling zoekt te maskeren, zo vindt ook de uit het schilderij sprekende werkelijkheidservaring haar uitdrukking in een conflict of frictie. De frictie die ik op het oog heb, en die mijns inziens het semantische hart van het schilderij betreft, is de oppositie tussen de sereniteit van de lagune op de achtergrond, de zich daarboven uitstrekkende zomerhemel met de wolkjes zoals Guardi ze zo vaak schilderde, het lome namiddag licht dat op het koepeltje valt en de met deze sereniteit zozeer contrasterende drukte van de Pulcinella's op de voorgrond. Van het grootste belang is hier de streep zonlicht op de linker binnenkant van de arcade: daar draait werkelijk alles om. Dat ook Guardi zelf deze lichtstreep essentieel achtte, blijkt al wel daaruit dat deze op exact dezelfde wijze is weergegeven op de hierboven vermelde, nauw verwante voorstelling in de Hermitage. We moeten ons realiseren dat de lichtstreep zich zal versmallen naarmate de dag vordert, daardoor functioneert als een natuurlijke zonnewijzer en als zodanig het aan alle menselijke doen en laten indifferente regiem van dag en nacht symboliseert. In deze dissonant tussen een natuur, die voor het menselijke handelen onverschillig is, en die ‘lege drukte’ van het handelen van de Pulcinella's ligt de grondtoon van de verveling en waardoor het schilderij de verveling tot uitdrukking weet te brengen op een manier, die voor iedere beschouwer met een minimum aan introspectief vermogen invoelbaar is. Invoelbaar in de zin dat er geen ‘Erlebnis’, geen historische kennis nodig is, maar enkel de herinnering aan een ervaring uit bijvoorbeeld onze kindertijd, toen we voor het eerst voelden hoe onder bepaalde omstandigheden de banale objecten uit het dagelijkse leven - een stoel, de titel op de rug van een boek in de boekenkast van onze ouders, het dessin van de gordijnstof, of inderdaad een schaduw of lichtstreep op de vloer - een dramatische, van ons onafhankelijke, eigen presentie konden krijgen. De normale wisselwerking tussen onszelf en de werkelijkheid, waar alle zingeving haar oorsprong vindt, is tijdelijk verbroken; de dingen van de wereld gaan hun eigen gang, wij voelen ons buitengesloten, op onszelf teruggeworpen en aan onszelf overgeleverd. Het is deze ervaring van een wereld die zich terugtrekt binnen de harde en ondoordringbare korst | |
[pagina 22]
| |
van een sartriaans ‘en soi’ die op Guardi's schilderij op een zeldzaam indringende manier tot uitdrukking wordt gebracht. In deze complexe combinatie van toneelspel en verveling brengt Guardi ons inderdaad in een direct contact met het achttiende-eeuwse levensgevoel. Verlichting en Romantiek, in veel andere opzichten zo verschillend, waren beide sterker door de verveling gefascineerd dan ooit daarvoor of daarna het geval was. Marie du Deffand, bij wie ‘le ver solitaire’, zoals zij het uitdrukte, de proporties aannam van wat men nu een depressie zou noemen, meende zelfs dat de verveling de loop van alle menselijk leven en van de geschiedenis bepaalde.Ga naar voetnoot41 En het laat zich goed verklaren waarom juist de eeuw van de rede zo gevoelig moest zijn voor de verveling. Want is de rede niet bij uitstek het instrument van het ego dat de aandrang van de passies van het id onderdrukt en aldus de ‘Libido-stauung’ bewerkstelligt waarin de psychoanalyse de oorsprong van de verveling zoekt?Ga naar voetnoot42 En Marie du Deffand verklaart inderdaad ook zelf de verveling uit een totale afwezigheid - dat wil zeggen, onderdrukking - van emoties: verveling, ‘c'est la privation du sentiment avec la douleur de ne s'en pouvoir passer’, aldus Mme du Deffand in een veel geciteerde brief aan haar vriendin, de hertogin van Choiseul.Ga naar voetnoot43 Reeds La Rochefoucauld onderkende aan het einde van de zeventiende eeuw dat er een nauwe band moest bestaan tussen de verveling en die extreme toneelmatige regissering van het sociale leven die aan het hof van Versailles haar hoogtepunt vond.Ga naar voetnoot44 Inderdaad, meer dan ooit was het sociale leven van de achttiende eeuw geïnspireerd op het toneel, en werd van het individu verlangd de rol te spelen van een hoffelijke Pulcinella: geestig, ad rem, artificieel en egocentrisch, mits die egocentriciteit was gemodelleerd naar een geaccepteerd en herkenbaar sociaal masker en niet voortkwam uit een vulgaire behoefte om zichzelf te zijn. In zijn schitterende studie, The Fall of Public Man, voor de achttiende eeuw een waardige tegenhanger van Huizinga's Herfsttij, beschrijft Richard Sennett de achttiende-eeuwse theatralisering van het sociale leven, waarin de ennui en de spleen van de periode hun oorsprong vonden. Sennett citeert het zevende boek van Tom Jones aldus: ‘the world hath been often compared to the theatre. This thought hath been carried so far, and become so general, that some words proper to the theatre, and which were, at first, metaphorically applied to the world, are now indiscriminately and literally spoken of both; thus stage and scene are by common use grown as familiar to us, when we speak of life in general, as when we confine ourselves to dra- | |
[pagina 23]
| |
matic performances.’Ga naar voetnoot45 In deze uitspraak van Henry Fielding uit 1749 treffen we een exacte reprise van de hierboven beschreven evolutie van metafoor naar paradox in de ‘capriccio's’ vanaf Watteau en Lancret tot en met Guardi - een evolutie van allegorie naar een nevenplaatsing van toneel en werkelijkheid. In zijn boek toont Sennett hoe in het sociale verkeer in de achttiende eeuw het theater in de alledaagse werkelijkheid geïmporteerd werd en waardoor Fielding's en Guardi's paradox tot een realiteit kon worden. Acteren beperkte zich niet tot het toneel, maar werd een onderdeel van het gedrag op straat, in koffiehuis of herberg en zelfs thuis. De ingewikkelde achttiende-eeuwse mode gaf de achttiende-eeuwer de mogelijkheid zijn of haar kledij als toneelkostuum te gebruiken. Men was vaak geschminkt en de mouches die zowel mannen als vrouwen op hun gezicht plakten, gaven aan welke ‘rol’ men wenste te spelen.Ga naar voetnoot46 Wie Stanley Kubrick's schitterende film barry lyndon ooit gezien heeft, weet dat dit alles tot een stilering en esthetisering van het leven leidde die ons sterken mag in de overtuiging, dat de westerse beschaving aan de vooravond van de Franse Revolutie een nooit meer geëvenaard hoogtepunt bereikte. De subtiele balans die de late achttiende eeuw gedurende enkele decennia wist te bewaren in de paradoxale verhouding tussen toneel en werkelijkheid heeft zijn enige tegenhanger in de geschiedenis van het westen in de karakteristiek die Hegel gaf van het wonder van de Griekse wereld voorafgaand aan het die wereld verstorend optreden van Socrates.Ga naar voetnoot47 Dat de aloude topos van het theatrum mundi in de achttiende eeuw evolueerde van Watteaus metafoor naar de letterlijkheid van Guardi's en Fielding's paradox, verklaart Sennett daaruit dat de achttiende eeuw nog niet de behoefte voelde om de rollen die het individu op het sociale toneel speelde te hechten aan een al die rollen verbindend, in de individuele persoonlijkheid dieper liggend substraat. Dit substraat, dat authentieke zelf was de vinding van de Romantiek. En zoals Socrates het Griekse wonder verwoestte door van het individu te verlangen dat hij zich in zichzelf zou keren en zelfstandig zou nadenken over vragen van goed en kwaad, zo verwoestte het romantische zelf de wereld van het ancien régime. Een wereld van een ongeëvenaarde schoonheid ging voorgoed verloren en de westerse beschaving passeerde haar zenith. Het is deze realiteit van de achttiende-eeuwse persoonlijkheid, de realiteit van deze leegte in het hart van de sociale persoonlijkheid van de achttiende-eeuwer, die enerzijds tot een uitzonderlijk sociaal raffinement leidde, zoals door Mozart bezongen in zijn cosi fan tutte, maar waarvoor anderzijds de achttiende-eeuwer de prijs van de verveling moest betalen - het is deze realiteit die tot uitdrukking komt in Guardi's schilderij. |
|