De historische ervaring
(1993)–Frank Ankersmit– Auteursrechtelijk beschermdHistorici over de historische ervaringVoor wie ernst wil maken met de directheid en de onmiddellijkheid van de historische ervaring wijzen de richtingaanwijzers van de Duitse hermeneutiek klaarblijkelijk in de verkeerde richting. Er is evenwel een klein maar toch zeer suggestief corpus van teksten waarin historici - dat wil zeggen geen theoretici - deze directheid en onmiddellijkheid van de historische ervaring verwoorden. Men kan denken aan wat Herder als negentienjarige onderging toen hij op 24 juni 1765 aan de Jägelsee bij Riga de viering van het Zonnewendefeest meemaakte, aan de historische ervaring die Goethe onderging bij een bezoek aan de Dom van Keulen en aan het huis van de familie Jabach in 1774, of aan Michelet als hij 's zomers gezeten in het hoge gras van het Champ de Mars, zich beroerd wist | |
[pagina 11]
| |
door de geest van de Grote Revolutie.Ga naar voetnoot10 Maar het meest uitvoerig is Huizinga over wat hij beurtelings aanduidde als de ‘historische sensatie’, ‘historische perceptie’ of als het ‘historische contact’.Ga naar voetnoot11 In de vijf tot zes bladzijden die Huizinga wijdde aan de fenomenologie van de historische ervaring beklemtoonde hij, in contrast met de Duitse hermeneutici, juist het directe en onmiddellijke contact met het verleden dat de historische ervaring ons biedt. Dit contact gaat steeds gepaard, aldus Huizinga, met een volstrekte overtuiging van echtheid en waarheid, en kan bewerkt worden door een prent, een regel uit een oorkonde of enkele klanken uit een oud lied.Ga naar voetnoot12 De eigenschappen die Huizinga toeschreef aan de historische ervaring laten zich als volgt samenvatten. Tollebeek en Verschaffel, aan wie wij op dit moment de meest uitvoerige en overtuigende beschouwing over de historische ervaring verschuldigd zijn, wijzen er terecht op dat het steeds relatief onbeduidende objecten zijn die bij Huizinga de historische ervaring bewerkten.Ga naar voetnoot13 Niet de schilderkunst van Titiaan of Vermeer, maar de prozaïsche prenten van een Jan van de Velde, waarvan de kunsthistorische waarde te verwaarlozen is, vermochten bij Huizinga de historische ervaring op te wekken. In de tweede plaats is de historische ervaring episodisch, in Huizinga's eigen woorden ‘een dronkenschap van een ogenblik’Ga naar voetnoot14 en daarmee het tegendeel van de ‘Erlebnis’ van de Duitse hermeneutiek. Het is de ervaring van een aspect van het verleden dat zich heeft geïsoleerd en losgemaakt uit de bredere context van het verleden, zoals de historische ervaring voor de historicus een plotselinge doorbreking van de samenhang van zijn eigen existentie is. Een de-contextualisering aan object-zijde gaat gepaard met een de-contextualisering aan subject-zijde, en deze bereidheid aan beide kanten om de context op te offeren lijkt de voorwaarde te zijn voor de intimiteit van de ontmoeting tussen object en subject in de historische ervaring. Zo bereikten ook Romeo en Julia eerst de intimiteit van hun samenzijn voor zover zij zich aan de invloed van hun beider families, de Montagues en de Capulets, wisten te ontworstelen. In de derde plaats is de historische ervaring niet herhaalbaar of naar believen oproepbaar; zij ‘overkomt’ de historicus en laat zich niet afdwingen. In de vierde plaats mag men, zoals Kossmann terecht constateert, de historische ervaring niet verwarren met | |
[pagina 12]
| |
een ingevingGa naar voetnoot15; het plotseling ontstane historische inzicht - men kan denken aan het inzicht dat Huizinga kreeg tijdens één van zijn in lichte trance volbrachte wandelingen langs het Damsterdiep, en dat de grondslag vormde voor zijn Herfsttij - is van een geheel andere orde. De historische ervaring en het historische inzicht zijn zelfs elkaars tegenpolen in het historische bewustzijn: het historische inzicht biedt een beheersing van de historische wereld en de historische ervaring een ondergaan en onderwerping daaraan. Tussen deze beide polen - zo laat zich beargumenteren - ligt de geschiedbeoefening. En het is tekenend dat Huizinga, ondanks zijn uitspraak dat de historische ervaring ‘het eigenlijke moment der historische kennis’ isGa naar voetnoot16, nergens aangeeft wat hij bij zijn historische arbeid in concreto aan historische ervaring heeft gehad en welke herkenbare sporen deze in zijn geschiedschrijving heeft nagelaten. Maar, in de vijfde plaats, het belangrijkste aspect van de historische ervaring is het directe en onmiddellijke contact die zij met het verleden biedt. Tollebeek en Verschaffel gebruiken het enig juiste woord in dit verband wanneer zij spreken over de ‘authenticiteit’ van het in de historische ervaring gerealiseerde contact met het verleden.Ga naar voetnoot17 Authenticiteit is meer dan empirische waarheid. We weten dat we ons kunnen vergissen ten aanzien van wat wij empirisch voor waar houden. Authenticiteit daarentegen brengt een contact met de wereld tot stand dat zekerheidsgaranties lijkt te bieden analoog, zij het niet identiek, aan die van de analytische uitspraak. We zullen zien dat de verklaring hiervoor ligt in het feit dat in het authentieke contact met de wereld de zelfervaring en de ervaring van de wereld parallel lopen. De historische ervaring voert ons daarmee terug naar een pre-kentheoretische denkwereld waarbinnen de vraag of men zich wel of niet vergist inzake een historische ervaring een ‘category-mistake’ is. Ik verschil hier evenwel van mening met Tollebeek en Verschaffel in hun verrassende en fijnzinnige karakteristiek van de historische ervaring. Zij bespreken het voorbeeld van de veronderstelde biograaf van Flaubert die een historische ervaring ondergaat, wanneer hij bij een bezoek aan het museum te Rouen geconfronteerd wordt met de papegaai die op Flauberts bureau gestaan zou hebben, toen hij Un coeur simple schreef. Als blijkt dat het juiste exemplaar naar alle waarschijnlijkheid voor een ander werd verwisseld, voelt de biograaf zich in zijn historische ervaring bedrogen.Ga naar voetnoot18 Mijns | |
[pagina 13]
| |
inziens laat de authenticiteit van de historische ervaring een dergelijke vergissing niet toe. Wellicht vindt ons meningverschil zijn oorsprong in het gehanteerde voorbeeld. Daarmee is het volgende aan de hand. De veronderstelde biograaf had jarenlang Flauberts leven en werken bestudeerd en toen hij de papegaai in het museum aantrof, functioneerde deze papegaai als de fysieke kapstok waaraan de biograaf zijn biografische kennis kon ophangen. Deze mogelijkheid heeft voor de historicus ontegenzeglijk iets bevredigends en hierin ligt zeker een element dat vaak in de historische ervaring mede aanwezig zal zijn. Anderzijds gaat het om een projectie: de beweging is er een van de historicus naar het object in kwestie. Maar in de historische ervaring is de beweging, zoals Tollebeek en Verschaffel ook zelf beklemtonen, juist omgekeerd: de historische ervaring is een ‘pathos’, een ondergaan van of een overrompeld worden door een deel van het verleden. Niet het object ondergaat de macht van de historicus, maar de historicus ondergaat de macht van het object dat de historische ervaring bewerkt.Ga naar voetnoot19 En waar onze behoefte aan kennisprojectie ons een ongeschikt object in handen kan geven (zoals het geval was met Flauberts papegaai), daar kan de historische ervaring ons net zo min bedriegen als een gevoel van pijn ruimte laat voor misverstand over de vraag wie die pijn heeft. Huizinga was er de man niet naar om de aard van de historische ervaring diepgaand te analyseren. In zijn binnenkort te verschijnen dissertatie attendeert Kuiper ons evenwel op twee gedichten die Huizinga in 1930 schreef. Volgens Kuipers interpretatie van deze gedichten zag Huizinga de historische ervaring als het resultaat van een kortstondige opheffing van de tijdsdimensie.Ga naar voetnoot20 Vanzelfsprekend is dit een even bondige als afdoende manier om het geheim van de historische ervaring op | |
[pagina 14]
| |
te lossen. Voor deze verklaring pleit tevens dat Meinecke met exact dezelfde suggestie kwam.Ga naar voetnoot21 En zeker mag het zo zijn dat de historische ervaring zich aan ons voordoet alsof alle temporele afstand tussen heden en verleden voor een kort moment verdwijnt. Maar dat hoeft daarmee nog niet daadwerkelijk het geval te zijn. En zouden Huizinga en Meinecke werkelijk ‘le courage de leurs opinions’ hebben, dan leidt dat onmiddellijk tot de volgende vraag, hoe zo'n kortstondige quarantaine van de tijdsdimensie mogelijk is. Dat brengt mij bij de kern van mijn betoog. Gezien de getuigenis van bovengenoemde historici mogen we ervan uitgaan dat het in de historische ervaring geboden authentieke contact met het verleden een realiteit is. De vraag stelt zich dan wat de aard is van de historische ervaring en wat haar mogelijk maakt. Deze beide vragen wil ik hieronder beantwoorden. We staan echter meteen voor een moeilijk te nemen hindernis. Want reeds uit Huizinga's eigen woorden - en dit is nog eens beklemtoond in Kruls rijke en erudiete opstellen over HuizingaGa naar voetnoot22 - blijkt het uitermate subjectieve karakter van de historische ervaring. Hierin verschilt de historische ervaring van de zintuiglijke waarneming van de voor ons allen toegankelijke empirische werkelijkheid. De laatste is het type ervaring dat zich aandient voor socialisering binnen een bepaalde, wetenschappelijke discipline. Wel mocht Huizinga menen dat ‘wij allen’ de historische ervaring kennenGa naar voetnoot23, maar zelfs als de meeste historici dat zouden willen beamen - wat niet waarschijnlijk is - dan biedt ook dat weinig hulp. Niet zonder bijbedoelingen vergeleek ik zojuist de historische ervaring met de ervaring van pijn. Sinds Wittgenstein weten we dat het feit, dat ‘wij allen’ pijn kunnen voelen de problemen die voortkomen uit de subjectiviteit van dit gevoel niet automatisch uit de weg ruimt. Ik wil mij echter niet wagen in het wespennest van het sinds Wittgenstein gevoerde debat over pijn. In plaats hiervan wil ik een poging wagen bij U een historische ervaring te bewerken om deze vervolgens nader te bezien. Daarbij past de volgende kanttekening. Ik heb niet de quasi-kantiaanse pretentie om de structuur van de historische ervaring überhaupt bloot te leggen. Mijn voorbeeld is niet meer dan een voorbeeld, en ik sluit niet uit dat de historische ervaring ook op een andere manier tot stand kan komen. |
|