Goede manieren(1989)–Robert Anker– Auteursrechtelijk beschermdEen episodisch gedicht Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] X Wordt het avond, komt hij haar nog een keer tegen. Haar krullen dansen. Moet hij voor mij nog een keer alles open. Brandt zij nog een keer uit een stad van water in hem uit. Ik neem het over jongen want een brief als zij dit leest: ik vraag het je. Ik ruil mijn pen in voor een regenwijk. Los ik met jou een kruiswoordraadsel op of de tv. De auto weg, ik mors wel in de trein onder de mensen. Als ik jarig ben, moet iedereen verkleed als Indiaan, de schaamte afgeschaft en dat ik ben op wie ik lijk. Ik verdoe mijn schoenen door ze voortaan in de kast want altijd thuis waar ik ben, om naar jou te kijken. Is liefde niet een pasgemaakt gedicht en dat voorbij het zien maar hoe je kijkt, alles wat je ziet en dat is alles. Ogen en een wenkbrauwboog, je moedervlek, je sleutelbeen. Help me toch. Ik ben zo vreemd. Ik kan niet leven. Bel me. Haal me weg uit deze regels en zoen me, een vervulling die ik steeds verveling noemde. Ik rijm en lieg maar door. Ik vraag het niet, ik ken haar nummer. Ik geef haar weer terug aan wat hier staat. Aan jou mijn jongen, die mij verlaat, die haar niet vindt, ontegenzeglijk clichés overwint en zo verkilt en mij dan toch verwarmt. Ik til mijn pen van het papier want dat is waar ik ben. Ik maak een avondwandeling en steek een hand op naar een buur. Staat ze voor me wie ze is! Maar ik zie niet wie ik ken uit deze godvergeten regels en de schemer van het vuur. Haar sleutelbeen, haar moedervlek, haar ogen en haar mond. Ik zocht haar overal in haar gezicht en lulde maar, haar huid voorbij, haar moedervlek, ik raakte dicht van haar. Ik schrijf alweer maar hoe ik om haar denk en geen kontour. Hoop gaf beelden. Wat je niet mist komt niet in bloei. Het vuur is uit. Ik adem in de bloemen op het glas een gat. Hij blauwbekt in de kou. Niks deken van de nacht, hij kijkt omhoog. Ik houd het droog, met een nacht ijs, nog net geen wak. Vorige Volgende