| |
Wat Petain zei! - Nog Meer Waalsche Ministers. - ‘Bormsfonds’ - Van der Velde op de vlucht.
Het ‘Verbond van Vl. Holl. Vereenigingen’ belegde dit jaar den traditioneelen Begroetingsdag te Breda op 24 Juli. Daags te voren was er de ‘Dietsche Landdag’ gehouden. Het Stadsbestuur had den kleingeestigen maatregel getroffen, den gebruikelijken optocht naar de Vergaderzaal te verbieden, en ook mochten geen strijdliederen gezongen worden. Het viel den deelnemers op het lijf als een koud stortbad, en wellicht werd dit plagend optreden wel een der redenen, waarom de toespraken van De Boevé en Ward Hermans zoo bijzonder radikaal gestemd waren.
Weemoedig dacht ik daarbij terug aan de eerste bijeenkomsten te Roozendaal, in een sympathieke atmosfeer, en waar ik een volzinnetje had uitgesproken, dat in de franskiljonsche pers heel wat nagalm vond:
‘Wij willen geen genade! Onze “belgische” vonnissen dragen wij als “Vlaamsche” decoraties’.
Een tusschengevalletje te Gent dreef onze zwartgalligheid weer een poosje weg: Op het Ste Annaplein hadden de katoenbarons een borstbeeld doen plaatsen van den verwoeden franskiljon Mechelynck, in leven liberaal Kamerlid en Schepen van Gent.
Tijl Uilenspiegel had dit waarschijnlijk als een beleediging gevoeld, want na korten tijd vond men de marmeren buste, met een koord om den nek, naast het pieterstaal liggen... Het diepste geheim is blijven zweven rond deze nachtelijke grap.
Als tegenhanger van deze ‘beeldstormerij’ moet vermeld worden, hoe op 14 Oogst, te midden van een ontzaglijken volkstoeloop, te Deerlijk, een gedenksteen werd onthuld in den gevel van het geboortehuis van den zoeten pastor van te lande,
| |
| |
Hugo Verriest, dien men tijdens den oorlog 14 kogels had beloofd!
Den Zondag daarna, op 21 Oogst, volgde de achtste IJzerbedevaart naar Diksmuide, talrijker dan ooit. In den optocht naar het IJzerkruis, droeg voor elke Vlaamsche provincie, eene groep één der geredde 235 heldenhuldezerkjes, die in den voet van het monument ingemetseld zouden worden, ter eeuwige schande van de militaire camarilla, die ze tot grint voor de straatwegen had willen doen verbrijzelen.
In dezelfde maand, benevens vele kleinere, nog twee grootsche Amnestiebetoogingen: den 7n te Mechelen, waar Herman Vos, P. Finné en advokaat J. Muys spraken, den 28n te St Niklaas, met Ward Hermans, Seraf Trio en Staf de Clercq als redenaars.
September ving aan met een paar gebeurtenissen van beteekenis: de stichting van het ‘Vlaamsche Kruis’ in tegenstelling van het franschdolle ‘Roode Kruis’. Dit edel Vlaamsch organsime groeide na korten tijd tot een machtige inrichting, die in tal van omstandigheden, onder leiding van Dr J. Laureys, groote diensten bewees bij overstroomingen, betoogingen, enz.
Dan, de verwijdering van België uit den ‘Volkerenbond’, door het spel van beurt-afwisseling. De heele franschgezinde pers, die wel voelde dat Frankrijk daardoor een stem minder in 't kapittel zou hebben, huilde als bezeten dat ‘la Begique martyre’ recht, had op eeuwigdurende vertegenwoordiging als ‘grootmacht’!... Een der hevigste schreeuwers was wel de dikke fransche uitwijkeling Leon Daudet, die van uit zijn schuilplaats te Brusnel, razende artikels over 't geval inzond aan zijn blad ‘L'Action Française’ te Parijs.
Het is overigens een gekend feit, dat de Franschen het kleine België zoo lief hebben, dat zij het wel zouden inslikken. Ontelbare keeren, voor den oorlog, verklaarden franschmans Brussel voor een klein Parijs, België voor fransch grensland.
Nog niet zoo lang geleden, - op 14 September 1924 - had immers zekere heer Balay, leider der Parijzer ‘Garde Républicaine’ bij een bezoek aan Brussel, aldaar in een officieele toespraak, zich de woorden laten ontvallen: ‘België is een verlengstuk van Frankrijk’. (un prolongement de la France).
Op Zondag 11 September 1927 zou dit nog veel duidelijker gezegd worden door den franschen maarschalk Pétain, bij een gedenkteeken op het kerkhof te Dinant.
| |
| |
Uit zijne rede visschen wij de volgende pareltjes:
Het belgische land was ten alle tijde de grenstrede van Frankrijk. Uwe bevolkingen hebben steeds de voorhoede der latijnsche beschaving tegenover Germanië gevormd en waren zij de beschermsters van de geestelijke gemeenschap, waartoe gij en wij behooren.
Onze belangen zijn dus verbonden en wij moeten er voor zorgen dat gebeurlijk overeenstemming bestaan zal, tusschen uwe krachtinspanning en de onze.
Wij mogen niet vergeten, dat zich achter Luik, Namen en Verdun, aan de Maas, bolwerken bevinden van eenzelfde verdedigingslinie.
Eigenlijk vertelde Pétain niets nieuws, alleen zegde hij ruwweg wat de Quai d'Orsay van Parijs denkt.
De Vlaamsche pers protesteerde natuurlijk heftig, en Van Cauwelaert in ‘De Standaard’ van 15n gebruikte zelfs het woord ‘Vassaliteit’. Den 24n schreef hij: ‘wij willen niet de’ foeriers van het latijnendom wezen.’
De Frontpartij hing plakbrieven uit en kondigde eene interpellatie aan in de Kamers door Staf Declercq en Herman Vos. Deze kwam eerst aan de dagorde op 6 December. De eerste violen van de Vl. Katholieken, Van Cauwelaert niet uitgezonderd, waren... afwezig, en niettegenstaande al hunne moties, protesten en dagbladartikelen, lieten zij de Vl. Nationalisten in den steek, met het gevolg dat de motie Declercq-Vos verworpen werd tegen die van Destrée.
Bert d'Haese schreef in ‘Ons Vaderland’ van 11 December:
De Katholieke Vlaamsche Kamergroep is eene vereeniging met winstgevend doel, opgericht door de vijanden van Vlaanderen om de Vlaamsche sukkelaars zand in de oogen te strooien.
Dit was inderdaad de les van dien ‘kwaden Dinsdag’ (6 December 1927).
Er was inmiddels een ‘Dinsdag’ voorbijgegaan, die een blijde dag had kunnen zijn: op 11 Oktober werd, in het kroonprinselijk gezin Leopold-Astrid, een eerste kindje geboren: Josephina-Charlotte...
Bij Hollandsche vrienden en uit brieven uit Vlaanderen hoorde ik: ‘Nu komt er zeker amnestie!’
Nieuwe Meetings werden ingericht: o.a. te Vilvoorden, te Lier: de Brusselsche paleizen bleven wrokkig zwijgen; het koninklijke woord van November 1918 zweefde er nog steeds
| |
| |
als een venijnig gesis: - ‘Voor de Activisten kan er geen sprake zijn van amnestie’. -
Ik werd gesterkt in mijne zoo dikwijls uitgedrukte meening: ‘volledige amnestie komt er nooit van de huidige belgische constellatie. Het is pure kwestie van macht!’
Intusschen dan maar de tanden op mekaar geklemd en voortgewerkt in de ballingschap, na negen jaar zwalpen tusschen hoop en ontmoediging.
Velen - en van de besten - waren reeds bezweken, verre van 't Vlaamsche vaderland: Huybrechts, Depla, Schoenfeld, Hipp. Meert, Quintens, Maurits Josson, Toon Moortgat.
Een nieuw offer zou vallen, - een kerel als een reus zoo forsch en sterk - in de ‘fleur’ van zijn leven...
Op 15 Oktober overleed in Den Haag Prof. Mr Alfons van Roy, tengevolge van een motorfiets-ongeval.
In mijn verbeelding zag ik hem nog den laatsten vaarwelsgroet spreken aan het graf van Josson, in December 1925; - hij Van Roy, de geestdriftige redenaar, de beslagen debater, de edele mensch, de onvermoeibare werker, van wien Vlaanderen nog zooveel verhopen mocht, weggemaaid in een paar uren tijds!
Tot mijn groote spijt kon ik de teraardebestelling van den duurbaren vriend, met wien ik zoo vaak plannen was gaan smeden, op zijn advokatenkantoor te Leiden, niet bijwonen, weerhouden als ik was door de strenge regeltucht in mijne zware betrekking, die mij geen oogenblik vrijaf kon gunnen.
Maar bij monde van sekretaris Karel Waternaux werd, natuurlijk, aan de groeve gesproken, uit naam der Rotterdamsche Vlamingen, gegroepeerd in Kring ‘Flandria’.
Eenige weken nadien, op Kerstmorgen, werd nog een verbannen Activist door den dood weggerukt: de 35 jarige Dr A.E. Remouchamps, die zich opgewerkt had tot Conservator van het Oudheidkundig Museum te Leiden, en zich door een uitgebreid grafheuvel-onderzoek, inzonderheid te Valkenburg, een stevige wetenschappelijke faam had verworven in de geleerde N.-Nederlandsche kringen, hij de oud-student aan de Vl. Hoogeschool van Gent.
Wat al schitterende krachten zijn er niet verloren gegaan voor Vlaanderen, door de schuld der stompzinnige ‘belgen’!
Toch waren er teekenen dat de bewuste Vlamingen zich met den dag beter gingen inrichten, ook op zakengebied.
Zoo b.v. legde het eerste Congres van het ‘Vl. Economisch
| |
| |
Verbond’ de groudslagen voor een degelijke verdediging van stoffelijke belangen in den zoo goed als geheel verfranschten handelswereld.
Tijdens die Studiedagen, 22 en 23 Oktober, te Antwerpen, kwamen Vl. minimalisten en Vl. nationalisten bijeen, enkel en alleen met bovengemeld doel. Zooals het in een merkwaardig artikel in ‘Ons Vaderland’ omschreven stond: ‘zijn compromissen tusschen beide strekkingen niet te treffen, maar zij hebben toch dit gemeen, dat zij elk de cultureele, sociale en economische opbeuring van het Vlaamsche volk betrachten. Op dat terrein kunnen allen samenwerken en, mits eerbiediging van elkanders zienswijze, goed werk verrichten.’
Het V.E.V. heeft, sedert dien tijd, een heel eind weegs afgelegd en inderdaad goed werk verricht.
Den 14n November waren nogmaals aller blikken gericht naar de Scheldestad. Het ‘Front’ had een groote volksvergadering belegd in Zaal ‘El Bardo’ waar door Herman Vos, Frans de Meyer en Advokaat Hoornaert het woord werd gevoerd over de zaak Pétain. Amnestie en den 6-maanden legerdienst.
Brandende punten die tijdens het al te lang gerekt parlementair verlof zeer acuut waren geworden.
Pas waren de Kamers weer bijeen, of het bleek dat de werking van Renkin tot versterking van het katholieke bloc vruchten had gedragen. De latente minister-crisis kreeg nu vorm, en de socialisten trokken zich uit de Regeering terug. Op Vlaamsch gebied was het voorwaar geen vooruitgang, dat Kamiel Huysmans aan ‘Kunsten en Wetenschappen’ vervangen werd door den Waal Vauthier, noch dat Paul Hymans weer terug ‘Buitenlandsche Zaken’ in handen kreeg en de bekende anti-flamingant Janson aan ‘Justicie’ de cipier van Borms werd! De o! zoo zeer gematigde Vlaamsche ministers Baels, Heyman en Carnoy vormden maar een zeer dun doekje tegen 't bloeden.
Het jaar sloot met de stichting van het. ‘Bormsfonds’ onder den wettelijken vorm van eene ‘Vereeniging zonder Winstbejag’. In vooruitzicht van de vrijstelling van den grooten martelaar, werd het doel van dit Fonds als volgt vastgelegd:
Het toekennen van eene lijfrente aan Dr Aug. Borms, en het eventueel steunen, na zijnen dood, van zijn gezin. Het kapitaal zal nooit aangetast worden, maar na volvoering van deeerstgenoemde doeleinden, aangewend tot ondersteuning van
| |
| |
behoeftige Vl. hoogstudenten en kunstenaars en verder van alles wat de cultureele en economische belangen van het Vl. volk kan bevorderen.
In uitzicht werd gesteld dat een kapitaal van ongeveer 500.000 frank daartoe noodig zou zijn. Dadelijk stroomden de giften van allerwege toe.
Het ‘Verbond van Vl. Holl. Vereenigingen’ spande zich voor de taak, om in N.-Nederland een hulpcomité te vormen: vele gekende namen traden toe en de welkome ‘guldens’ (fr. 14 voor 1 Gulden!...), vloeiden mede in de kas! Ook de bannelingen brachten hun steentje bij - hoe nederig dat het moest wezen...
En zoo beleefde ik dan Nieuwjaar voor den elfden keer, verre van Antwerpen.
Wat zou 1928 ons brengen?
De amnestie-actie was wel duchtig aan den gang: honderdduizend handteekeningen waren verzameld voor algeheele kwijtschelding, het internationaal Manifest, bekleed met de honderden namen van de hoogststaanden in de beschaafde wereld, zou in Januari bij de Kamers ingediend worden, en toch bleef ik bij mijne meening, dat enkel een machtsontplooiing in België zelf, een uiting van den volkswil, zoo sterk dat hij de ministerzetels deed wankelen, amnestie kon brengen.
De hoogere geestelijkheid stond nog steeds aan de zijde van de Regeeringsmacht; een nieuw schrijven van Kardinaal Van Roey, aan de directeuren van de colleges in het bisdom Mechelen, kwam het eens te meer bewijzen.
In dezen brief werd het Vlaamsch Nationalisme gedoodverfd als een ‘gevaar en een onpractischen droom’ en werd onzen leiders verweten dat zij ‘een geest van misnoegen en wantrouwen tegenover de bisschoppen zaaien’
De minimalisten hunnerzijds waagden het nooit de regeeringsbazen in minderheid te brengen, zooals nog de jongste interpellatie over het Pétain-incident had bewezen. Méér nog: in het Vlaamsche Antwerpen ging de officieele verfransching driester voort dan onder de besturen van een Jean De Vos of van een Strauss.
De straatnamen werden op de belachelijkste manier verfranscht: ‘rue Quellin-straat’, ‘rue Zetternam-straat’ en dergelijken onzin meer. Schepen Hector Le Bon, de ex-vurige flamingant, vond nu dat Antwerpen te cosmopolitisch geworden was, om ééntalig Vlaamsch van uitzicht te zijn en Van Cau- | |
| |
welaert was van oordeel, dat alleen nog in de ‘volkswijken’ voorloopig enkel Vlaamsche naambordjes konden geduld worden.
Droeve blijken van een verslapt rasbewustzijn.
In Holland scheen het middenpunt der Vlaamsche actie verplaatst te zijn van Rotterdam naar Amsterdam, waar de Vl.-Nederlandshe Vereeniging ‘Guido Gezelle’ een flink eigen orgaan uitgaf en op 14 Januari een mooien Vlaamschen avond inrichtte, met Pol de Mont als redenaar over ‘Het Vlaamsche Lied’ en met muzikale uitvoering onder leiding van Meester Lieven Duvosel.
Ook ‘Hou ende Trou’ uit Den, Haag liet van zich hooren, door de huldiging van zijn voorzitter Flor Heuvelmans, bij gelegenheid van dezes 70e verjaardag (12 Januari). In ‘Ons Vaderland’ wiens Redactie van Brussel met aanvang 1928 naar Antwerpen was overgebracht, werd een uitgebreide levensschets van dezen ronden sinjoor afgekondigd. In hetzelfde nummer een gul herdenkingswoord voor den 60- jarigen schrijver Piet van Assche, en voor den 80- jarigen vader Julius Hoste, aan wiens zoon, leider van het slappe ‘Laatste Nieuws’ werd toegewenscht: ‘een weinig van de onversaagdheid, waarvan zijn vader bewijzen gaf in zijnen bloeitijd’... 't Bleef een ‘vrome wensch!’
Kort daarop, begin Februari, was oud-minister Kamiel Huysmans het ‘feestvarken’, (zooals de Hollanders dat noemen) te Brussel gevierd door de ‘Vereeniging van Vl. Letterkundigen’ omdat, zooals voorzitter August Vermeylen het in een toast zegde, ‘hij Belgische wetten heeft doen naleven’...
Wij, Vl. Nationalisten, hebben voorwaar geen reden om den Activist van voor de letter, die Aug. Vermeylen heet en zoo flauwhartig zijn overtuiging wegmoffelt, te eeren, - en ook Huysmans niet, die te zeer ‘politieker’ is om praktisch en logisch op zijn Stockholmsch te durven optreden maar toch willen wij gaarne toegeven, dat hij de beste Vl. minister is geweest en willen wij even graag een goede noot aanschrijven voor Vermeylen, omdat hij op het feestbanket, te midden van al die hooge belgische oomes, verklaarde dat het ‘voor de Vlamingen vernederend is een Minister te vieren... omdat hij eene voor hen eenigszins gunstige wet durfde doen naleven’.
Inderdaad ‘vernederend’.
Wat Huysmans voor goeds heeft kunnen doordrijven, is natuurlijk met voorbeeldigen ijver, door zijn Waalschen opvolger
| |
| |
Vauthier en diens gewillige ‘bureaux’ met bekwamen spoed weer afgebroken.
Maar Vauthier's opvolger aan ‘Justicie’ vond geen... tijd om Borms in vrijheid te stellen, toen deze op 8 Februari zijn tiende celjaar inging.
De Vl. Nationalisten lieten dezen dag niet ongemerkt voorbij gaan. Denzelfden avond belegde het ‘Vlaamsche Front’ van Antwerpen, in zijn nieuw Tehuis ‘Malpertuus’, Frankrijklei 8, eenen intiemen herdenkingsavond.
‘De Schelde’ liet een nummer verschijnen bijna gansch gewijd aan onzen voorman, en waarvan in extenso opgenomen was de tekst van het Amnestievertoog aan de Kamers, met al de onderteekenaars op het internationaal manifest.
Een poosje werd er in de pers over het vertoog geschreven: toen kwam windstilte! In geen land ter wereld zou het mogelijk zijn, alzoo de stem van het geweten uit 20 landen te smoren. In België - het land van het edelste gerecht! - kan dat wèl!
Na 108 maanden, zegge 3285 dagen of 78.840 uren gevang, liet men den man., die enkel te boeten had voor een politieke overtuiging, koelbloedig in de cel verkwijnen, onder de hoede van een Waalsch gevangenis-directeur ‘bezield met razenden haat tegen 't Vlaamsch Nationaal streven’, zooals Borms zelf verklaarde in een persgesprek met ‘De Tijd’ uit Amsterdam.
't Mag een waarachtig mirakel genoemd worden, dat naast de zedelijke kwellingen en vernederingen van iederen dag, Dr Borms niet in de cel 310 bezweken is aan de beroerte of hartkwaal die hem beloerde...
Enkele dagen daarna, den 13n, viel een nieuw offer: de Gevolmachtigde voor Nijverheid en Handel, bij den ‘Raad van Vlaanderen’ de geleerde, hoogstaande E. Ver Hees, dan professor aan de Universiteit te Berlijn, overleed aldaar, als banneling.
Nog een die aan Vlaanderen, na den oorlog, onschatbare diensten hadde kunnen bewijzen!
De hollandsche pers bracht mij daags daarna meer opbeurend nieuws! In alle bladen stond te lezen, hoe oud-minister Emile Vandervelde in Nederland eene rondreis deed om te spreken over de ‘Toekomst van het Socialisme’. (Les perspectives du socialisme).
Telkens werd aan den ingang der voordrachtzalen een brochure aangeboden: ‘Wie is Emile Vandervelde?’, geschre- | |
| |
ven door Jef Van Extergem, socialist, politiek gevangene te Antwerpen, en waarin aan ‘le patron’ op onomwonden wijze, zijn optreden tegen de Vl. Activisten werd verweten.
Daarenboven waren ieder maal Vlamingen aanwezig, - die gebruik makend van bun recht tot vragen stellen, - het Vandervelde terdege lastig maakten: Waarom hij optrad ten gunste van Russen., niet voor Vlamingen? Waarom hij hun Amnestie weigerde? Hoe hij, verdediger van den werkman in België, geen woord hunner taal geleerd had? enz.
Dit gebeurde te Amsterdam, te Leiden, te Utrecht...
‘De Vlaamsche Leeuw’ overstemde de ‘Internationale’ en... Vandervelde koos het hazenpad zonder de overige steden nog niet zijn bezoek te vereeren!
Een tweede nederlaag stond Vandervelde te wachten.
In het Fransche blad ‘L'CEuvre’ was een opstel verschenen van zekere Mejuffer Dusser, die tamelijk objectief de tweeledigheid van België onderzocht en tot conclusies kwam welke, tot op zekere hoogte, strookten met onze Vl. nationalistische grondbeginsels.
De internationalist Vandervelde ontpopte zich nogmaals als een bekrompen belgicist, en durfde beweren in ‘Le Peuple’ dat Belgie eene wezenlijke ‘natie’ is, - niet alleen in aardrijkskundigen zin.
In ‘La Wallonie’, diende Georges Truffaut hem kranig van antwoord en in ‘De Schelde’ van 6 Maart schreef Herman Vos een wel beredeneerde studie, om eens te meer te wijzen op de groote kracht die uitgaat van een gezond Vl. ‘nationaliteitsgevoel’ dat voorzeker een dam moet opwerpen tegen het voortdurend intrigeeren van Frankrijk om België Luxemburg en den Linker-Rijnoever te annexeeren.
In de ‘Klok van St Andries’ bracht ik in herinnering hoe, in 1852, president Lodewijk-Napoleon, voor zijne staatsgreep, boudweg te Bordeaux verklaarde, dat ‘alleen als Frankrijk zijn wensch heeft, er vrede kon heerschen in de wereld’, en hoe hij in 1866 - als Keizer - schreef dat ‘Frankrijk zich met Pruisen moest verstaan, om België, - dat geen nationale Staat is - bij Frankrijk in te lijven’. - In 1869 dreef Paul de Cassagnac de cynische onbeschaamdheid zoo ver te schrijven: ‘Het wordt tijd, dat de fransche vlag wappert over dit land van slappelingen en eunukken, ongeschikt om te regeeren en te besturen, en dat zij met haar eervolle plooien dekt, wat voor de heele wereld een onteerende vlek is!’
| |
| |
Het kan waarachtig geen kwaad deze dingen af en toe weer in het daglicht te stellen. Wij Vl. Nationalisten hebben onafgebroken ten plicht, steeds er op te wijzen hoe, zonder een levendig Vlaamsch bewustzijn, België een prooi wordt van Frankrijk en ons Vlamingen in zijn val zou meesleepen, zoo diep dat wij nog even weinig kans zouden hebben uit den latijnschen greep los te komen, als het ongelukkige Franchecomté, dat in de XVIIe eeuw door Lodewijk de XIVe ons werd ontroofd.
Half Maart - een nieuwe doodsmare!
De 32- jarige dichter Paul Van Ostayen weggerukt. Niet alleen op het gebied der letterkunde, waar hij met baanbrekenden durf optrad, was hij eene figuur van beteekenis, maar ook als Vlaamsch strijder was hij zeer verdienstelijk geweest. Zoo verscheen o.a. van hem in ‘De Goedendag’ van 1916 een studie ‘Over het tragische van onze Beweging’ en in ‘Ons Land’ van 1917 eene reeks van 28 artikelen: ‘De Voorgeschiedenis van de Vlaamsche Beweging’, die buitengewoon belangrijk en sterk gedokumenteerd was. Ik deed destijds pogingen bij hem om deze studie in brochurevorm uit te geven: hij was akkoord, maar de ‘ineenstorting’ kwam ons verrassen.
|
|