| |
De afgelaste Betooging te Leuven. - Stabilisatie. - Maurits Josson en zijn Standaardwerk over 1830.
Te Brussel zaten ze met het geval erg in nesten, temeer daar tegen 25 Juli een groote Amnestiebetooging te Leuven was aangezegd, voor het gevang waar Borms nog steeds zakjes plakte, terwijl de elf spionnen vrij rondliepen...
Alles deed voorzien, dat de kruim van Vlaanderen daar zou aanwezig zijn; tal van speciale treinen waren aangevraagd.
Toen op het laatste oogenblik, vaardigde de burgemeester van Leuven een ukase uit, om de betooging te verbieden.
Een beroering van belang ontstond in de Vl. nationale gelederen. Sommigen wilden kost wat kost toch gaan betoogen, maar ten slotte trof het Amnestiecomité, dat inrichting en leiding op zich had genomen, het - volgens mijn bescheiden oordeel - wijze besluit, de manifestatie af te lasten.
Inderdaad: er zouden daar nutteloos dooden gevallen zijn. Leuven, Kester-Loo en Heverlee waren in staat van beleg verklaard, en de ongeveer 300 Vlamingen die trots alles naar Leuven waren getrokken, konden geen stap in de richting der gevangenis doen, zoo talrijk waren de gendarmen, politieagenten, gevangenisbewakers, - ja zelfs de troepen waren gekonsigneerd en mitrailleuzen waren opgesteld!
Borms zelf zou het in allereerste plaats betreurd hebben als daar menschenlevens noodeloos waren geofferd geworden.
Nuttiger werk was het nieuwe boek door Bob. Van Genechten uitgegeven, onder titel: ‘De slechte oneindigheid van het Vlaamsch Belgicisme’, naar aanleiding van een brochure: ‘Voor het herstel der Vl. Beweging’ door Leo Picard geschreven, om te betoogen dat de Vl. Nat. wel zouden doen door samen te werken met niet-nationalistische flaminganten op praktisch gebied, en aldus een eenheidsfront herstellen voor de taak van iederen dag, naar zijn oordeel het ‘criterium’ van de Vlaamschgezindheid.
Van Genechten onderstreepte de ‘principieele tegenstel- | |
| |
ling’ tusschen Vl. Nationalisme en Belgicisme. Wij streven niet hetzelfde na: de Belgicisten denken zich uit te kunnen leven in een verbeterd België; - de Nationalisten zijn van oordeel, dat voor de nieuwe Vlaamsche elite die zich aan 't vormen is, geen lucht is in België, en de Vlaamsche onbelemmerde beschavings-ontplooiing alleen onder een vrijen, zelfstandig Vlaamschen hemel te bereiken is. In het ‘belgicisme’ kan geen Vl. nationalist vertrouwen stellen: in die voorwaarden wordt - zelfs gedeeltelijke - samenwerking verderfelijk.
Over het algemeen werd de stelling van Van Genechten's boekje in alle Frontersmiddens volmondig bijgetreden, temeer daar wij uit droeve ondervinding, maar al te wel wisten waarheen het zoogenaamde ‘constructivisme’ leidt!
Dat de ‘bazen’ te Brussel een grof spel voorberaamden op den rug van den belgischen lastenbetaler, moge blijken uit de wet, op 13 Juli gestemd, en waarbij aan den Koning een ‘financieele dictatuur’ wordt in handen gelegd voor den duur van zes maand. De wet schreef wel ‘de Koning’ maar bedoelde natuurlijk ‘Franqui’, welke hierdoor de wijdloopendste macht kreeg om autocratisch alle geldomloop te wijzigen, ‘taksen en lasten toe te passen - nationale goederen te vervreemden. - alle maatregelen te treffen tegen schadelijke economische berichten - en alle controlemiddelen in te voeren en correctioneele of politiestraffen uit te vaardigen, ter bekrachtiging van de voormelde maatregelen.’
In 't kort gezegd: de ‘belg’ moest zich patriotisch laten de huid afstroopen, zonder kikken noch mikken. Als eerste maatregelen deed Franqui voorschrijven, dat voortaan de banken den wisselkoers niet meer mochten bekend maken!
Op een droeven morgen zouden wij wel - tijdig genoeg! - ervaren dat wij voor elken frank nog... zeven centen konden krijgen...
Tengevolge van het aflasten van de verboden Amnestie-betooging te Leuven, bleef in de Vl. Nationale organen het onweer der oneensgezindheid nog een tijd nadonderen. De groep van Gent was nu beslist afgescheurd van de Frontpartij en had met Dr A. Jacob en eenige communistisch getinte elementen, een nieuwe groepeering trachten tot stand te brengen, onder de benaming van ‘Vlaamsch Nationale Partij’. Bevorderlijk is dit niet gebleken voor den groei der gedachte en tot op heden, kon Gent geen gekozene meer naar de Kamers zenden...
| |
| |
Den 15n Augustus, greep, te Roozendaal de vierde Begroetingsdag plaats. Het woord werd er gevoerd door Adv. Jozef Van den Broeck, Mter Van Es en Wies Moens. Een oogenblik dreigde een afgezant van bovengezegde afgescheurden er de uitgewekenen toe te willen overhalen, zich uit te spreken over het gerezen verschil van inzicht. Het was een pijnlijk moment maar onder het zingen van den ‘Vlaamsche Leeuw’ werd de goede atmosfeer weer hersteld.
De verblijdende berichten over het prachtig welslagen der 7de Bedevaart naar de graven van den IJzer, op 22 Augustus waren balsem op onze wonde van den vorigen Zondag. Nog nooit was zulke enorme Vlaamsche menschenmassa tezaam gezien, en, wat meer is, uit de redevoeringen van H. Borginon en Prof. Daels klonk ditmaal de bevestiging van Vlaanderen's recht op zelfbeschikking.
Hier plaatst zich weer een tusschengevalletje, dat bewijst met welke kleinzieligheid, geboren uit slecht verholen schrik, Brussel de zoogenaamd onverbreekbare eenheid van België denkt te moeten verdedigen.
Tijdens de Sporenherdenking van dit jaar, waren uit Detroit geestdriftige sympathieblijken gekomen vanwege de Amerikaansche Vlamingen, en een milde bijdrage voor het ‘Educatiefonds voor kinderen van vervolgde Vlamingen’; - op den Begroetingsdag te Roozendaal was aanwezig de Amerikaansche historicus Shephard B. Clough van de ‘Columbia University’ die een studie voorbereidde over de toestanden in Vlaanderen en zich in alle middens ging dokumenteeren.
Ik had het voorrecht een lang gesprek met dezen geleerde te voeren en zond hem nadien nog menige schriftelijke verduidelijking mitsgaders Vlaamsche brochures.
De ‘Nation belge’ sprak van niet minder dan van een Amerikaansch ‘komplot’ en Mr Clough met zijne dame, die sedert Juni in Brussel verbleven, maar verzuimd hadden hun paspoorten te laten ‘viseeren’ werden, zonder verderen vorm van proces, in hechtenis genomen. Een wenk van den Amerikaanschen Consul was echter voldoende om beide 24 uren daarna, in vrijheid te doen stellen... en toen ging de ‘Nation belge’ platte broodjes bakken, Mr Clough interviewen en aandringen op onpartijdigheid in zijne beoordeeling over België...
Amerika, het land der ‘dollars’ mocht natuurlijk niet weten, hoe België aan Frankrijk en dezes imperialistische politiek gebonden lag... Op kwijtschelding der oorlogsschulden werd nog
| |
| |
steeds gehoopt, en Yankee-leeningen mochten noodig worden om den ‘frank’ te redden...
Het ging immers de laatste maanden duizelingwekkend bergafwaarts met onze financien.
In Maart 1926 was er voor 7495 miljoen papiergeld in omloop; in September voor 9247 miljoen. Het indexcijfer was gedurende dit half jaar gestegen van 521 tot 681! De bevolking werd elken dag verarmd doch... de Banken wonnen geld als slijk: aandeelen der Nationale Bank golden in Maart fr. 4300 in September fr. 7600, die van de Société Générale stegen van fr. 5150 tot fr. 8775.
De begrooting van 1926 was berekend op 1237 miljoen, waarvan 753 miljoen alleen voor krijgsonkosten, zegge meer dan de gezamenlijke jaaruitgaven voor Wetenschappen en Kunsten, voor Nijverheid en Arbeid en voor Landbouw.
De opeischbare schatkistbons, waarvan 90 ten honderd in handen der spaarders waren, werden - gedwongen - omgeruild tegen spoorwegaandeelen.
Een waarachtig ‘rotte toestand’ alzoo!
De Vl. Nationalisten lieten geene gelegenheid voorbij gaan, om de belastingbetalers op al deze feiten opmerkzaam te maken, te meer daar de Gemeenteverkiezingen in Oktober moesten geschieden.
Reuzenbetoogingen grepen plaats te Mol op 5 September ter eere van Thomas De Backer, te Antwerpen op 10 September voor Amnestie. Het Antwerpsche Vl. Front had plakbrieven uitgehangen tegen de baanstroopers-geldpolitiek van baron Franqui, die de opstellers deed Vervolgen uit naam van den Koning, omdat zij de waarheid zegden over ons vazallenschap tegenover Frankrijk, wiens weeldeproducten men zelfs niet dorst te belasten bij den invoer!
In Nederland was de pers niet malsch voor die belgische manieren. De ‘Residentiebode’ o.a. gaf scherpe artikelen. Een nieuw tijdschrift ‘De Dietsche Gedachte’ was gesticht als Maandorgaan van den ‘Dietschen Bond’ ook als voortzetting van ‘De Toorts’ en met vele dezer oude medewerkers. Het was weer een band te meer onder de uitgewekenen en ook met Vlaanderen.
In een der eerste nummers leverde ik eene bijdrage getiteld: ‘De eerste eisch tot bestuurlijke scheiding in België. Reeds in 1838’, waarin ik bewees dat een jaar, voordat door het eindverdrag der 24 artikelen in 1839, de scheiding tusschen
| |
| |
Holland en België definitief was, de Antwerpenaars reeds te hoop liepen in de straten, onder den kreet van: ‘Weg met de Walen, wij willen bestuurlijke scheiding!’... Aanleiding daartoe was geweest eene octrooi-wet op rietsuiker, zeer nadeelig voor onze haven en voor de Vlaamsche suikerraffinaderijen, en voordeelig voor den Waalschen beetteelt. Het systeem van Charles Rogier was reeds toen, en vooral economisch, volop in zwang!
Zaken in Duitsche produkten waren in Holland nog maar aldoor moeilijker geworden. Mijn chef, heer Stroeh, vertoefde nu doorloopend in Rotterdam, om mede de clientèle dagelijks te bezoeken. Het geheugt me uit dien tijd, hoe soms Zaterdags- of Zondagavonds, wij op ons kantoortje in de Van Heusdestraat, in het schemerdonker te zamen, zaten, en het gesprek van lieverlee van zaken-onderwerpen oversloeg in beschouwingen over den wereldbrand. Zooals ik reeds mededeelde, was Hr Stroeh een groot-invaliede: het gebeurde meermaals dat hij vertellen ging over oorlogsperioden door hem medegemaakt in Champagne en dan ontrolden zich voor mijn geest, afschuwelijke tafereelen, zooals ik die later terug geschetst vond in het beroemde boek van Remarque ‘Van 't Westelijk Front geen nieuws’. Slechts in 't donker kon mijn zegsman over die vreeselijke dingen spreken...
Begin October was nog een slachtoffer te meer gevallen van het belgisch celregiem, namelijk Edward Coremans, algemeen secretaris bij het Vlaamsch Ministerie van Wetenschappen en Kunsten, door iedereen hooggeschat om zijne gaven en geest en hart. Hij was een der allereerste aangehoudenen van 1918. De beroemde advokaat Edmond Picard, zou zijne verdediging op zich nemen voor den Krijgsraad: hij ontkende de bevoegdheid van de militaire rechters en, toen deze zich toch handhaafden, weigerde hij te pleiten, ja zelfs nog ooit te pleiten in België, waar zoo'n ‘iniquité, crime de lèse justice’ (onrecht, misdaad tegen het Recht), mogelijk was, en Picard heeft woord gehouden. Coremans bekocht het met 15 jaar dwangarheid. Nu was hij heengegaan, geknakt en ellendig. Door inschrijvingen hebben de Vl. Nationalisten zijne laatste levensmaanden eenigermate verzacht.
Bij mijne zakenreizen kwam ik ongeveer elke maand te Leiden en liet dan natuurlijk niet na, mijn goeden vriend Dr Maurits Josson aldaar te gaan bezoeken aan de Groene Hovenstraat. Hij werkte nog steeds aan zijn groot werk over
| |
| |
de ‘Omwenteling van 1830’ en ik mocht het genoegen smaken kem eenige détails mede te deelen uit de werken van Baron Camille de Buffin, hem niet volledig bekend. Rond dien tijd had Josson, - om gezonheidsredenen voorloopig in vrijheid vertoevend, - het officieel bezoek ontvangen van een belgisch geneesheer, die in zijn rapport verklaarde: ‘apte à la prison’... (Hij kan weer het celregiem verdragen...) Bittere spotternij: de 71- jarige grijsaard, kon zich nog alleen door ijskoude baden en geforceerde beweging staande houden!
Maar wat een wilskracht bezielde dien ‘jongen’ ouderling, kranig gesteund door zijne dappere vrouw en brave kinderen! Geen smetje kon hij dulden op zijn eerlijken naam! Toen de franschdolle ‘Action nationale’ in een artikel ‘Fable et Vérité’ eind Maart, beproefd had te beweren dat de vurige flamingant van... franschen oorsprong zou zijn, antwoordde Josson onmiddellijk, dat hij van Ierschen stam was, maar er trotsch op ging, van grootvader op vader tot een oprecht ‘orangisten’-familie te behooren. De ‘Nation’ wachtte zich wel die striemende terechtwijzing op te nemen, die dan door Josson in pamfletvorm, voorzien van talrijke historische nota's, alom verspreid werd.
In Vlaanderen was 't nu Gemeenteverkiezing al wat de klok sloeg. Er werd door gansch het land een heftige strijd gevoerd. In zoo goed als alle gemeenten van het arrondissement Antwerpen kwamen de Vl. Nationalisten op. Oost Vlaanderen stond er flink voor, bijzonder in het Aalstersche. In West Vlaanderen trad een derde van al de gemeenten op met Vl. Nat. lijsten. Brabant weerde zich dapper. Alleen Limburg was nog niet opgekomen.
De uitslagen van 10 Oktober waren gemengd: over 't algemeen echter boekten wij flinken vooruitgang voor onze gedachte. Antwerpen-stad verloor 2 zetels, maar in Deurne, wonnen wij 1 zetel. In gansch Vlaanderen zonden wij een 90- tal nieuwe mannen naar de Gemeenteraden.
De franskiljonsche pers trachtte den totaal uitslag te verdoezelen en het Vl. Nationalisme als dood en begraven te doen doorgaan. ‘Morte la bête, mort le venin’... schreef zij.
Als ik dit - in 1931 - zoo achteraf beschouw, dan kan ik een medelijdend glimlachje nauwelijks bedwingen!
Het Nederlandsch-belgisch verdrag ging in de Eerste Kamer in Den Haag ter bespreking komen, toen de ‘Nieuwe Rotterdammer’ met een ware ontplofbom, heel het belgisch
| |
| |
regeeringsploegje kwam verontrusten. Het gezaghebbende blad beweerde, dat tusschen Franqui en den Voorzitter der Duitsche Rijksbank, Dr Schacht, onderhandelingen waren gevoerd, nopens een gebeurlijke teruggave van Eupen-Malmédy, mits financieele prestaties van Duitsche zijde en mits de verbintenis, de haven van Antwerpen verregaand te bevoordeelen. De onderhandelingen waren alleen afgesprongen omdat ‘Poincaré la guerre’ zijne dreigende vuist naar Brussel had geheven. Er kwamen flauwe dementis van Van der Velde, maar over 't algemeen werden die door Franqui ingefluisterde ontkenningen, niet voor ernstig gehouden. Men had immers den geld-dictator nog maar pas op een grove leugen betrapt, toen hij beweerde in een aanspraak op 23 September, aan de pers, dat er geen sprake was van stabilisatie van den frank aan 175, terwijl enkele dagen daarna, die goocheltoer eene droeve werkelijkheid werd, alhoewel nog kort te voren het veel gunstigere stabilisatie plan van Minister Jansen op 107, afgewezen was geworden.
De bevolking verkeerde stellig in een alles behalve feestroes, toen aangekondigd werd dat de nieuwe kroonprinses Prinses Astrid van Zweden, hare blijde intocht langs de Schelde, over Antwerpen zou doen.
De Vl. Nationalisten wilden evenwel de gelegenheid niet onbenut laten, om aan de vermoedelijke toekomstige koningin de ware toestanden in haar nieuw vaderland bekend te maken.
In ‘De Schelde’ stond te lezen, dat Vlamingen uit Zwijndrecht, St Anna en Burcht, naar den stroom getogen waren, achter den bocht genaamd ‘Pijp tabak’ waar het Zweedsche schip geankerd was. De boot lag ten hoogste een paar honderd meter van de wal. Daar werd een reuzenspandoek ontrold met de woorden: ‘Amnestie Borms!’ terwijl gedurende een vol uur Vlaamsche strijdliederen werden aangeheven.
's Anderdaags, den 8 November, werd dan een, in het Zweedsch gesteld, memorandum aangeboden door Herman Vos en Arseen Kennes uit naam van de ‘Federatie van Vlaamsche Nationalisten’ om de Kroonprinses op de hoogte te brengen van de tweeledige bevolking van België, waarvan het Vlaamsch gedeelte steeds als tweederangsche burgers behandeld werd en wordt.
Krachtdadig werd gewezen op de staatspolitiek, zoo gevaarvol voor den wereldvrede, door hare eenzijdige orienteering naar Frankrijk. Kort werd in dit stuk de Vl. beweging
| |
| |
geschetst, ook het, Activisme en het na-oorlogsch Vl. Nationalisme, dat opkomt in een strijd op leven of dood, voor Vlaamsche Zelfstandigheid, aldus onzen heiligen plicht vervullend van trouw aan ons eenig vaderland, Vlaanderen.
De Zweedsche bladen wijdden uitgebreide artikels aan dit Memorandum; de ‘Nation belge’ en tutti quanti noemden zulks een onbeschaamde inmenging in onze nationale aangelegenheden: ‘une inconvenance’! Zij spraken van ‘une légitime indignation’ (gewettigde verontwaardiging), ‘energiques protestations’ (krachtdadig verzet) en het stuk zelfs was natuurlijk ‘une infamie!’ (eene eerloosheid).
Ook de Vlaamsche Oud-Strijders publiceerden een Manifest, naar aanleiding van het huwelijk van den belgischen kroonprins. Zij wezen op de oningeloste belofte van Albert I die ‘gelijkheid in rechte en in feite’ toezegde, - op zijn lijdzaam toezien, ja medehelpen bij de annexionistische drijverijen; - op het roemlooze Roeravontuur door den Koning goedgekeurd, - op zijn halsstarrige weigering van Amnestie aan de Vlaamsche idealisten.
De ‘Pourquoi Pas?’ - ‘Défense Wallonne’ - ‘Le Soir’ - betreurden in koor het Vlaamsch beroep op het buitenland en waren er heelemaal niet over te spreken dat volksvertegenwoordiger Herman Vos een bezoek had gebracht te Londen aan Generaal Hertzog, den Z. Afrikaanschen leider en aan Fitzgerald, den Ierschen Minister van Buitenlandsche Zaken.
De potsierlijke Léonce du Castillon (?), wist in de ‘Nieuwe Gazet’ zelfs te veropenbaren, dat wij in Frankrijk veel steun genoten vanwege Maurice Barrès, Daudet en Maurras...
Het was eind November toen mijne zaken mij weer te Leiden brachten. Hoe groot was mijne verbazing te vernemen dat vriend Josson plotseling naar het Ziekenhuis was gevoerd en daar een heelkundige bewerking onderstaan had aan een gezwel in den hals. Vergezeld door Mevrouw ging ik den lijder opzoeken. Ik had alle moeite van de wereld om te verbergen hoe ik bij zijn uitzicht schrok; den baard afgeschoren, het gelaat krampachtig rond den mond getrokken, wekte de arme lijder mijn diep medelijden.
De magere hand greep de mijne, de oogen smeekten: hij had zooveel geleden, en hij voorvoelde het einde... Hij zou weggerukt worden, vooraleer zijn levenswerk over de Omwenteling van 1830 gedrukt te zien!
Hoe kon ik anders dan den braven man te beloven, dat
| |
| |
ik zou zorgen, dat zijn boek uitgegeven werd. Een glans van vrede overtoog het moede hoofd, een laatste handdruk dankte.
Den 13n December bezweek Josson, de noeste stille werker, de man van de Daad, wiens geheele leven één doorloopend streven was geweest voor zijn geliefd Vlaanderen!
Den 17n stonden wij rond zijne groeve op de begraafplaats te Rhijnhof bij Leiden. Bij guur weder en plassenden regen spraken daar een laatst vaarwel: Mter A. Van Roy, uit naam van ‘Hou en Trouw’ Den Haag; Dr R. Speleers (Eindhoven), voor de oud-professoren der Vl. Hoogeschool van Gent; Mter P.W. de Koning (Amsterdam) namens den ‘Dietsche Bond’ Kamerlid Herman Vos als woordvoerder der Vl. Nationalistische Partij; Mejuffer Roza de Guchtenaere, namens de Vl. vrouwen; Karel Waternaux voor het ‘Verbond der Vl.-Holl. Vereenigingen’ (Rotterdam).
De kist met de Vl. Leeuwenvlag bedekt werd neergelaten: een der heerlijkste Vlaamsche veteranen was heengegaan.
De berg papieren die het handschrift vormde van Josson's geschiedkundig boek, haalde ik kort daarna naar Rotterdam. Ik zag dan maar pas mijn overmoed in, beloofd te hebben de uitgave ervan te bezorgen! Bijgewerkt, geplakt, dwars overschreven, bij gedeelten bijna onleesbaar, geschreven in vier talen, door mekaar, naar gelang de geraadpleegde bronnen, bleek het onbegonnen werk, die pennevrucht van 35 jaren opzoekingen, persklaar te willen maken. En toch! Van lieverlede kon ik wat orde brengen in dien chaos, en zocht meteen naar een uitgeversfirma.
Het zou te ver leiden al de nuttelooze pogingen te schetsen, tot op zekeren dag Mevrouw Weduwe Josson mij berichtte, dat zij een verzoek om het uitverkochte standaardwerk: ‘Frankrijk, eeuwenoude vijand van Vlaanderen’, te mogen herdrukken, had ontvangen van de uitgeverij Joris Lannoo, te Thielt.
Ik draalde niet om dezen heer naar Rotterdam te roepen en vond in hem een vurig, beslist Vl. Nationalist, die al gauw inging op mijn voorstel, het postume reuzenwerk van Josson uit te geven. Op staanden voet werd een overeenkomst onderteekend, mits mijne verbintenis met hart en ziel mede te helpen aan de uitgave.
In Vlaanderen werden bevoegde historici en letterkundigen bereid gevonden, om in verstandhouding, hoofdstuk na hoofdstuk in elkaar te zetten. Bijna vier jaren heeft het gekost,
| |
| |
om tot het eindresultaat te komen: op Sporendag 1930 zagen drie zware boekdeelen het licht. Josson's verwijtende, wrekende stem klonk honderd jaar na de gewraakte staatkundige misdaad, die Vlaanderen een volle eeuw onder het juk bracht!...
|
|