| |
De Borms-kandidatuur Wetgevende kiezingen. ‘Lucifer’ te Rotterdam De verbrijzelde ‘Huldezerkjes’
Het nieuwe jaar 1925 zette al dadelijk flink in.
Jef van Extergem, na 3 jaar gevang, vrijgelaten op een verklaring, wier Vlaamsche tekst hem meer bewegingsvrijheid liet dan de fransche, kon het niet langer met zijn heftig temperament uithouden en op een Meeting in ‘El-Bardo’ op 12 Januari, zegde hij kordaat zijne verbintenis op, tegenover Minister Van der Velde!
Niet lang daarna werd hij opnieuw gekerkerd...
Voor de Studenten te Leuven, ging op Januari, Herman van Puymbrouck eene programmatische rede uitspreken over ‘De invloed van het Vlaamsche Front in den strijd voor de Vlaamsche Zelfstandigheid’. Deze lezing werd in brochuurvorm uitgegeven en is nog steeds lezenswaard dool, de schets van het ontstaan van het Vl. Front en de authentieke teksten, er in opgenomen.
Kort daarna, liet de banneling Bob Van Genechten te Utrecht een boekje verschijnen: ‘Wat willen de Vlamingen?’ geschreven vooral ten behoeve van de N. Nederlanders en waarin volledig en objectief een beeld wordt geschilderd van de strevingen der Vl. Beweging, sedert haar ontstaan tot op den huidigen dag.
Op 8 Februari werd te St. Niklaas een groote Bormsdag gehouden. Jeroom Leuridan sprak er de hoofdrede; student Romsée bracht er de getuigenis dat het verzet der Leuvensche studenten tegen de Waalsche dwinglandij van Mgr. Ladeuze doordrenkt was met de Bormsvereering-idee. In princiep en geestdriftig, werd daar het voornemen gevormd, bij de a.s. wetgevende verkiezingen, Dr Borms als eerste kandidaat voor Antwerpen op de lijst te brengen, - aansluitend bij de verklaring op 25 November 1923 afgelegd door Dr Jacob op de huldemeeting in Hippodroom Paleis en bevestigd
| |
| |
op het Frontcongres van Aalst op Pinksterdag 1924. Een speciaal bladje ‘Bormswacht’ werd uitgegeven om die kandidatuur te propageeren.
Toen bracht ‘De Ploeg’ van 8 Maart de volgende motie:
‘Het Vl. Front van Antwerpen, in algemeene vergadering vereenigd, - huldigt steeds in Dr Borms het voorbeeld van geduldigen moed en van taai verzet tegen de belgische verdrukking; -
heeft den wensch te kennen gegeven de kandidatuur van den Vlaamschen strijder voor te dragen bij de wetgevende verkiezingen; -
ziet zich echter tot zijn spijt genoodzaakt van deze kandidatuur af te zien, om redenen van praktischen aard, die hoofdzakelijk besloten liggen in de bestaande zekerheid, dat de kandidatenlijst, waarop de naam van Dr Borms voorkomt zal worden geweigerd, wat voor gevolg heeft, het verlies van alle vertegenwoordiging van het Vl. Front, provincie Antwerpen, in het Parlement.’
Het kan niet ontkend worden, dat dit besluit veel ontstemming te weeg heeft gebracht, maar toch kon evenmin geloochend worden dat, eenmaal aan parlementarisme doende, - als krachtige propagandabazuin, - de jonge Vl. Nat. Partij zich niet uit de Kamers kon laten verdrijven, alleen om aan een mooi, doch alleszins ondoordacht gebaar, gevolg te geven.
Van in November 1923 had ik, in persoonlijke brieven aan mijn vriend Van Puymbrouck, gewezen op het wezenlijke gevaar van vernietiging eener Bormslijst.
Het ultra-radikale weekblad ‘Vlaanderen’ dat voorzeker niet verdacht kon worden van onprincipieele toegevingen, had er evenzoo over gedacht, toen het drukte:
‘De kandidatuur van Dr Borms is niet ontvankelijk. De kandidatenlijst zal niet worden aanvaard.
Vertegenwoordigers van de Belgische Staatsmacht - en dit zijn wel de leden van een Belgisch hoofdstembureau - zullen niet dulden dat de wet, - vooral wanneer ze vatbaar is voor tegenstrijdige uitleggingen - ten voordeele van het staatsgevaarlijke nationalisme gunstig zou geinterpreteerd worden’ -
De naam van den verhevenste onzer martelaren, als die van een Koning, moet niet gretig in een debat worden geworpen.’ -
De latere Bormsverkiezing van 1929 heeft inderdaad bewezen, dat de Vlamingen - (eenmaal los van de drukkende kleurpartij-tucht) - met verpletterend stemmenaantal -
| |
| |
(83.058!) - den ‘verrader’ Borms verkoos, boven den voozen kandidaat van de financieel-krachtige liberalen.
De tijden waren toen gerijpt: maar in 1925 ware het eene dwaasheid geweest.
Het kwam er overigens op aan, de flauwhartige zgn. Vlaamsche parlementaire groep van Van Cauwelaert geen al te gemakkelijk spel te geven. Wel was Paul Segers definitief buitengewipt, maar als kandidaten voor de Kamers werd een stelletje vermomde franskiljons voorgesteld, en voor den Senaat, niemand minder dan Rijckmans, de beruchte ‘activistenjager!’
Het Antwerpsche Front ging een kartel aan met de jonggestichte ‘Kristene Vlaamsche Volkspartij’, als wier eerste kandidaat advokaat Leo Scheere optrad.
Het Vl. Front duidde in zijn poll als eersten kamerkandidaat Herman Vos aan (wien men vergeten had zijne politieke rechten te ontnemen!) en Mter Emiel Schiltz (Borms' eerste verdediger) voor den Senaat.
De uitslag op 5 April was zeer bevredigend:
Stad Antwerpen met Borgerhout en Berchem gaf ons 9050 stemmen - Arrondissement Antwerpen 12257 - Provincie Antwerpen 21957 stemmen, wat eene aanwinst beteekende van 6719 stemmen sedert 1921.
Over het geheele Vlaamsche land werden 84153 Vl. Nat. stemmen uitgebracht tegen 58769 vier jaar te voren. Gent stond, - jammerlijk! - nog steeds te verdeeld, om eenig resultaat te bevechten, maar toch zonden wij ditmaal zes afgevaardigden naar het Parlement: Herman Vos, Staf De Clercq, Thomas De Backer, Joris Van Severen, Van op den Bosch en Butaye. Uit al de krantenberichten straalde een groot optimisme, dat trouwens niet beschaamd is geworden.
Inmiddels waren wij te Rotterdam ook niet werkloos gebleven. ‘Kring Flandria’ richtte in Januari een openbare lezing in door Prof. W. de Vreese over het ‘Brevarium Grimani’. In Februari door Joz. de Klerk over ‘Nieuwe Vlaamsche Liederen’, in Maart door Alb. Van den Brande over de ‘Internationaliseering der Vlaamsche Kwestie’, in April door V. Haesaert over het ‘Frontleven der Vl. soldaten aan den IJzer’, met lichtbeelden. Menig aandeel, tot aankoop van terrein voor het monumentale IJzerkruis te Diksmuide, werd aan den man gebracht.
Eene gebeurtenis van belang was de uitvoering, op 22 Fe- | |
| |
bruari, door den ons bevrienden koorkring ‘Demos’, van het oratorio ‘Lucifer’ van Benoit, in de Groote Doelezaal en onder leiding van P.N. Muus, welke, tijdens de voordracht door Dr. Minnaert over Peter Benoit, een jaar te voren, daartoe bekoord werd. De tenor-titelpartij werd gezongen door den te Rotterdam wonende Temschenaar Frans Van Schoor. De indruk op de propvolle zaal was overweldigend. Vele bloemenkransen werden leider en uitveerders geschonken, en daarbij een reusachtige, met geel-zwarte linten, overhandigd aan heer Muus, door mij als voorzitter van ‘Flandria’. Ik maakte van de gelegenheid gebruik, om in mijne korte toespraak, de hoop uit te drukken dat de ‘Broederband van Nederlandsche Componisten uit Noord en Zuid’ destijds door Benoit en Richard Holl tot stand gebracht, weer mocht herboren worden.
De Rotterdamsche pers bracht sympathieke verslagen (‘De Maasbode’ uitgezonderd...)
Dat was eveneens vruchtbare internationaliseering!
Uit Amerika hoorden wij, dat ook te Detroit, de Vlamingen de handen uit de mouwen staken. Een flink weekblad ‘De Straal’, verscheen in April. Spijtig genoeg, heeft het geen lang bestaan gekend.
Uit Vlaanderen vernamen wij de veroordeeling van Ward Hermans, die luitenant Baron Ulens de Schooten verweten had, Vlaamsche soldaten in het kamp van Auvours geranseld te hebben...
Ook de veroordeeling tot 7 jaar celgevang opgelegd aan den teruggekeerden Dr Claus, die nochtans de fransche procedure had bevolen, opdat de heeren van de Jury eens de waarheid zouden hooren en... verstaan! Van pleidooien wilde Dr Claus echter niets weten!
Maar: geen doover dooven, dan die niet hooren willen.
De nieuwe Regeering was eindelijk aaneengeknutseld met eerst Van de Vyvere, dan Poullet als premier, Van der Velde, K. Huysmans, Tschoffen, als minister van Justicie, Generaal Hellebaut als minister van Oorlog.
In de Regeeringsverklaring, op 15 Mei door Van de Vyvere afgelezen, stond natuurlijk geen sylbe over Amnestie. Uit naam der Vl. Nationalisten, legde Van Severen, na een kranige rede, een Motie van wantrouwen neer, en een paar dagen daarna dienden onze zes gekozenen een wetsontwerp in voor algeheele Amnestie.
Een soort antwoord kwam van Regeeringswege in Juni,
| |
| |
in den vorm van... een bevel aan den militairen dienst, in den sector Veurne, tot verbrijzeling van weggenomen zerkjes van ‘Heldenhulde’ met den bekenden ‘blauwvoet’ er op en de letters A.V.V.K., die voorzeker een doorn in 't oog waren van generaal Hellebaut. De brokken zouden dienen tot herstel van den kerkhofweg te Adinkerke.
Door gansch Vlaanderen, en ook in Nederland, ging een kreet van walg en afkeuring op: na lange onderhandelingen konden toch eenige tientallen van deze beteekenisvolle historische zerken gered worden. Zij werden nog voor de 6e IJzerbedevaart van 30 Oogst, in de muren van het IJzerkruis te Diksmuide, ten eeuwige bewijze van de Vlaamsche trouw onzer ‘jongens’ ingemetseld.
Het was wel niet te verwachten, dat onze Vlaamsche menschen grif zouden ingeteekend hebben op de lijsten, waarmede overal rondgebedeld werd voor een geschenk aan Koning Albert en zijne gemalin Elisabeth, bij gelegenheid van hun zilveren huwelijksjubileum, maar dat het zoo'n ‘fiasco’ zou geworden zijn, daaraan hadden ze zich te Brussel zeker nooit verwacht.
In de hofkringen scheen men wel doof en blind: het was toch een openbaar geheim, dat vooral vanwege de Koningin, het nijdigst verzet kwam tegen algemeene Amnestie en tegen de onvoorwaardelijke vrijlating van Borms. De haat der nochtans van duitschen bloed zijnde koninklijke familie, tegen alles wat Germaansch is, liet zich bij geene gelegenheid onbetuigd.
Had de koningin tijdens den oorlog, in een interview aan den franschen schrijver, Pierre Loti, voor de ‘Illustration’ niet verklaard, sprekend over hare Beiersche verwanten:
‘Tusschen mij en deze lieden is ten eeuwigen dage een ijzeren gordijn neergedaald!’
En toch... vraagt men zich af, wat er van al dien haat wel ‘echt’ is. Een bijzonderheid, medegedeeld door het flinke bretoensche nationalistisch maandschrift ‘Breiz Atao’ van Mei 1925, wettigt eenigen twijfel desaangaande. Ik vertaal:
‘Aan het front bestond er een (belgische) organisatie die zedelijken en stoffelijken steun aan de soldaten bezorgde. Door haar werden zegels, briefkaarten, propagandistische teekeningen verspreid. Zekeren dag verzond zij naar de loopgraven balen met postkaarten waarop de Kaiser en de Kronprinz door een behendig karikatuurteekenaar bespot werden. Bij hooger bevel, werden de balen in beslag genomen en de verzending
| |
| |
dier postkaarten verboden. Dit bevel kwam niet van d. Censuur, maar rechtsreeks van het Hof van Albrecht von Sachsen-Koburg-Gotha en Elisabeth von Bayern, koning en koningin der Belgen!... De familie voor alles!’
Als dan de datum der zilveren bruiloft aangebroken was, kwam er geen vorstelijk gebaar voor Borms noch voor de bannelingen, maar ondernam het koninklijk paar eene reis naar... Britsch Indië, waarschijnlijk om zich, op dien heuglijken dag, niet blootgesteld te zien aan al te duidelijke... vereeringsblijken vanwege het Vl. Volk.
Dit volk had leeren onderscheiden!
Vorstelijk was de huldiging daarentegen, die Antwerpen bracht aan den hoofdzakelijken stichter van het ‘Vlaamsche Front’ aan Herman Van Puymbrouck, en het deed me waarlijk deugd aan het hart, als ik las hoe de Antwerpsche vrienden hem en zijne gade, op 21 Juni gefeest hadden in de propvolle El-Bardo zaal, waar Adelfons Henderickx de gelegenheidsrede uitsprak, te midden van een overvloed van bloemen en geschenken, en hoe dan, na eene serenade, 's avonds een banket werd ingericht, waar Augusteyns, Herman Vos, Pol de Mont en J. Van Severen geestdriftig hulde brachten aan den feesteling, die in zijn dankrede het parool gaf: ‘Blijft eendrachtig!’ Een telegram van bewondering werd gezonden aan Borms en ook het ‘Martelaarsfonds’ werd niet vergeten.
Door de mannen van de 4de wijk werd Van Puymbrouck nog afzonderlijk gevierd en van deze gelegenheid maakte hij gebruik om tezamen naar de woning te trekken van den Penningmeester Julius Boumans, en dezen dank en hulde te brengen voor zijn onophoudelijk wroeten, teneinde de financies van het ‘Front’ - (eens zoo benard) - in orde te brengen en aldus de middelen steeds voorhanden te hebben, om de actie naar buiten door te voeren en uit te breiden. Van Puymbrouck zegde het kort en schilderachtig: ‘Propaganda en geld. Met twee één!’
Dat aaneensluiting op financieel- en voorzienigheidsgebied ook een machtig wapen is, hadden Fronters reeds ingezien, toen zij op 17 Mei, een Vl. Nat. Ziekenkas hadden gesticht, onder den naam van ‘Volkssteun’, die nog steeds groote diensten aan hare talrijke leden bewijst.
De berichten over de Sporenviering gansch Vlaanderen door, meldden dat er één kreet was, die al de andere overtrof: ‘Amnestie!’. Sommige onzer uitgewekenen geloofden werke- | |
| |
lijk dat algeheele kwijtschelding op komst was en dit brak eenigermate hun weerstandsvermogen. In alle nederigheid, moet ik bekennen, dat ik mij nooit aan die begoocheling heb overgeleverd. Het stond en staat bij mij vast: ‘het is een kwestie van macht’... en daarom is er voor de veroordeelden maar één afdoend middel, om vrij en vrank als volwaardige burgers in Vlaanderen op te kunnen treden: strijden, vechten, om die macht in Vlaamsch-Nationale handen te leggen!
Te Rotterdam hebben wij het mogelijke daartoe gedaan.
In 1925 bestond onze ‘Kring Flandria’ vijf jaar, en wij hebben deze verjaring gevierd op Sporendag zelf. 's Morgens - naar Hollandsch gebruik - een ‘receptie’ in het groot Coomans-Hôtel, waar het Bestuur de gelukwenschen in ontvangst nam van tal van Rotterdamsche personaliteiten (waaronder zelfs eenige ‘officieele’) en in een ‘Gedenkboek’, de handteekeningen der aanwezigen verzameld werden. Daarna een feestmaal met afgevaardigde uitgewekenen uit vele Hollandsche steden en waar ook Herman Vos mede aanzat. Na mijne welkom- en dankrede als voorzitter van ‘Flandria’ en talrijke heildronken werd een telegram gezonden naar de Leuvensche cel 310. - Des avonds dan in de groote ‘Nut’-zaal, waar den ganschen dag de Vlaamsche Leeuwenvlag had gewapperd, greep de Sporenherdenking plaats. Met toespraak van Herman Vos. Het was een welgevulde, vruchtbare dag geweest.
Op denzelfden 11-Julidag was er te Aalst iets kenschetsends geschied. Het Vl. Nat. Kamerlid Van op den Bosch, schepen der stad en waarnemend burgemeester, had de belgische vlag aan den gevel van het Gemeentehuis doen vervangen door een geel-zwarte Leeuwenvaan. Ter verantwoording geroepen bij den Goeverneur Graaf de Kerckhove de Denterghem, verklaarde hij boudweg geen ander land dan Vlaanderen als zijn vaderland te erkennen: hij werd natuurlijk uit zijn schepenambt ontzet, maar als hij, op 23 Oogst, te Roozendaal verscheen op den jaarlijkschen Begroetingsdag, werd hem een gouden Leeuwenspeld vereerd en ik geloof dat Van op den Bosch zich daardoor ruimschoots schadeloos gesteld achtte!
In Oogst was een geschil in het Antwerpsch drukkersbedrijf ontstaan, en de berichtgeving werd er schaarsch door, vermits alle weekbladen hunne uitgave moesten staken tot eind September.
De Hollandsche pers bracht zeer uitvoerige verslagen over
| |
| |
het afsterven en begraven van den rechtzinnigen Vlaming Dr Van de Perre, slechts 58 jaar oud, en die zich voor getroffen Activisten edelmoedig in de bres had gesteld. Ontgoocheld, misschien walgend had hij van zijn Katholieken Kamerzetel af gezien... Vele Vl. Nationalisten kwamen hem de laatste eer bewijzen.
|
|