| |
| |
| |
Het Borms-proces Vijf Vl. Nat. naar de Kamer. Het Front-congres
Te Rotterdam was zich ook Leo Meert komen vestigen, om tezamen met zijn zwager, heer de Mullewie, voormalig medewerker aan ‘Volksopbeuring’ in Den Haag, een handelsonderneming op te richten onder firmanaam ‘Continentaal Industrie- en Handelskantoor’ met zetel in de Wijnbrugstraat.
Ik verleende mijn medewerking, oorspronkelijk op provisiebasis en reisde heel Nederland af, om koopers op te sporen voor de velerhande artikels, die naar mogelijkheid en omstandigheden, gevoerd werden.
Het was niet zoo héél gemakkelijk om zakens te doen in dien tijd. Geldschommelingen, moeilijke uitvoer, onzekerheid van aanschaffing enz. belemmerden een normale prijsberekening. Dan ook: de onbekendheid met de gedurig afwisselende artikelen, bracht onophoudelijk nieuwe opzoekingen mêe.
Een gedacht zal men zich misschien hiervan kunnen vormen, als ik eenige koopwaren opsom, waarvoor afzet moest gezocht worden:
Speelgoed; pijpen; zakmessen; electrische batterijen; eiermeel; brandblusch-apparaten; vensterglas; cognac; zijden tricots: inpakpapier; apothekersfleschjes; enveloppen; schemerlampen; bordpapier; meubelen; ersatz-vleeschworsten, enz.
Genoegzaam verscheidenheid, alzoo!
Ten slotte stabiliseerde zich 't bedrijf hoofdzakelijk op het artikel ‘Gereedschappen voor metaalbewerking’ zoodat een mijner vrienden mij zeggen kon, dat het voor mij er toch steeds vooral op aan gekomen was, sterke tanden te hebben om 't even of ik vroeger ‘graanbijter’ of thans ‘ijzervreter’ was...
Maar er was één artikel, dat ik bovenal aan den man trachtte te brengen: nml. ‘Activisme!’
Op de treinen b.v. als ik met medereizigers een praatje aanknoopte, poogde ik spoedig het gesprek op Vlaamsche toestanden te brengen en in alle bescheidenheid, mag ik volhouden, dat ik duchtig ‘geinternationaliseerd’ heb!
| |
| |
Ook bij de klanten. Dikwijls ontspon zich dan een woordenwisseling in dezen aard:
- Bent U Hollander, Mijnheer?
- 't Is te zeggen: ik ben Nederlander!
- Uit Noord-Brabant, zeker?
- Toch niet: ik ben geboren Antwerpenaar.
- Maar dan bent U een Belg!
- God-beware: hoogstens een ‘gebelgde’ Vlaming!
- Ha, ha... ik snap het: 'n Aktivist, zeker?
- Zooals U zegt, Mijnheer.
- Maar vertel eens, wat wilden die Aktivisten eigenlijk?
...En dàn kon ik er naar hartelust op los gaan! In zeer vele gevallen, was een half uurtje voldoende om sympathie te wekken: later zond ik dan nog vluchtschriftjes na.
Soms ook stootte ik op zgn. ‘klein-hollanders’ die vonden dan het heele gevalletje, dat toch niets opbracht, ‘oliedom’!
Door het Haagsche Sekretariaat, thans gevestigd v. Limburg Stirumstr. 93 en dat nog steeds voortwerkte, bezat ik eene lijst der uitgewekenen. Ik maakte natuurlijk van mijne reizen gebruik, om die vrienden in de verstrooiing op te zoeken en alzoo naar vermogen het contakt te herstellen. Menig dienstje kon ik aldus bewijzen en menige inlichting vernemen uit Vlaanderen.
Einde Augustus was het onderzoek in zake proces Borms afgeloopen; op 2 September greep de eerste openbare zitting plaats, voor het Assisenhof te Brussel.
Met koortsige nieuwsgierigheid volgden wij het geding, zoo in de Hollandsche pers als in de Vlaamsche bladen, die ons werden toegezonden.
Wat een ‘kerel’ die Borms! Hoe slagvaardig bij zijn verweer!
Geen van ons, of hij gevoelde zich waarlijk trotsch ‘Activist’ te zijn. Elken dag groeide de hoop, dat misschien toch vrijspraak zou moeten volgen. Hier was geen middenweg: onschuldig - of de doodstraf verdiend... Maar...
Als voorzitter Gombault, die reden meende te hebben, om zijne wegvoering naar Duitschland aan Borms te wijten; als getuigen ten laste, meestal lieden die een of ander onrecht gedurende de bezetting te verduren hadden... en Alfons Sevens, zijn oud-medestander in den Vlaamschen strijd!
Wij beklaagden den armen verdwaalde, - wij waren bedroefd, dat België aldus nog druk op een Vlaamsch geweten
| |
| |
kon oefenen; - wij hadden ten slotte medelijden en te recht, want de toekomst heeft Borms voldoende gewroken op Sevens, waarvan geen mensch nog gewaagt in het Vlaamsche kamp.
Maar wat een genot integendeel, de getuigenissen te lezen van Pater Callewaert, van Staf De Clercq, van Priester Beernaerts, Roza De Guchtenaere en van Cyriel Verschaeve, die antwoordde op de vraag wat ‘verraad’ is:
- ‘Verraad wordt gepleegd in het hart en geschiedt in den regel door het verkoopen eener hoogere liefde voor eene mindere - door het opofferen en verkoopen dier hoogere liefde om geld en om zaken die niets waard zijn. Ik heb nooit gehoord, dat men iemand die om 't Ideaal werkte, verrader noemde! Verraad is 't verkoopen van eene hoogere liefde voor een laag doel en daar blijf ik bij.’
Hier kon werkelijk het gansche geding stop gezet worden: verraad of geen verraad’! Het Vlaamsche Volk had al lang geantwoord ‘geen verraad’! Al de rest was gekonkel en wraakoefening op bevel en de pleidooien van Mter Schiltz en Van Dieren waren overbodig.
Het doodvonnis viel op 7 September 's avonds om 7.50 uur. De aanwezige menigte velt, op haar beurt, een oordeel: zij zingt in de gerechtszaal ‘De Vlaamsche Leeuw’ en een stem roept Borms na: ‘Wij zorgen voor uw vrouw en uw kinderen!’... ...
Dit doodvonnis van Borms heeft duizenden tot hun Vlaamsch besef geroepen en het is geen overdrijving als beweerd wordt, dat het mede den uitslag der verkiezingen in November heeft bewerkt, toen met 61211 stemmen vijf leden van de Frontpartij naar de wetgevende Kamers werden gezonden, tot schrik en ergernis der patriottards.
Botsing tusschen den gerechten volkswil en het ongerecht belang van een verdrukkenden staat, zoo luidt het ‘leitmotiv’ van heel het belgisch gedoe, in al zijne officieele machtsposities.
Dat is waarheid in alle groote, en openbare aangelegenheden, dat is zoo, waar private Vlaamsche belangen in het spel zijn.
Het past zoo in het systeem: de Vlaming moet de lijdende partij zijn.
De lezer neme het niet kwalijk indien ik, tot staving, een persoonlijk geval uit die dagen aanhaal, omdat het zoodanig teekenend is.
| |
| |
Wellicht herinnert hij zich nog, hoe in 1915, op aandrang van de ‘Scheidsrechterlijke Kamer’ een uitspraak in beroep werd verdaagd tot na den oorlog, in zake een schadevergoeding welke ik van een Duitsche firma had geëischt. Die heeren hadden toen bij hoog en bij laag verklaard, dat mijne vraag billijk was, maar... een Duitscher veroordeelen, ziet U, achtten zij in 1915, wel wat riskant!
De zaak - 't ging om zoowat 30.000 goudfrank - kwam nu terug voor, in Oktober en... jawel, ik verloor het geding!
Op het eerste zicht, zonderling vanwege quasi-officieele heeren, die... in 1919... toch met enthousiasme een Duitscher moesten veroordeelen: maar ‘liever Duitsch dan Vlaamsch’ is voor hen ook een gangbare leuze.
Doch de geest van fier verzet bleef groeien in Vlaanderen. Een paar gevalletjes om het te bewijzen:
Toen Minister Van der Velde in de gevangenis Roza de Guchtenaere een bezoek bracht, liet hij een vermindering van straf doorschemeren; de fiere vrouw antwoordde dadelijk:
‘Neen, neen, geen minuut. Ik weiger alle vermindering van straf. Eerherstelling, eerherstelling, dààr wacht ik op!’
De Minister liet zich, bij zijne komst op het ministerie, de woorden ontglippen.
‘De Activiste Roza De Guchtenaere is een bewonderenswaardige vrouw. Maar toch een beetje aanmatigend.’
Inderdaad, een ‘belgisch’ oordeel: als een Vlaming zijn recht opvordert, is hij... ‘arrogant’.
Tijdens de gloriedagen der Vlaamsche Hoogeschool, was het standbeeld van Berten Rodenbach uit het vaak beschoten Roeselare naar Gent verplaatst, op de binnenkoer der Universiteit. Zoodra de Belgen terugkeerden, wierpen zij het beeld in de kelders, onder allerlei vuilnis.
In het begin van September, haalden de Vlaamschgezinden het te voorschijn en brachten het terug naar Roeselare, waar het voor de Mariakerk weer plechtig werd heringehuldigd na een grootsche betooging, waar kreten als ‘Leve Zelfbestuur!’ ‘Leve Borms!’ ‘Borms vrij!’ ‘Wij eischen Sevens zijnen kop!’ ‘Wij willen de Gentsche Hoogeschool!’ de lucht doorkruisten.
Bijna op denzelfden dag, keerde de socialistische-Activist, Jef Van Extergem uit Holland terug naar Antwerpen. Hij richtte ‘Tot de Bannelingen’ een afscheidsgroet, waarin hij zijne voornemen meldde, bij zijne politieke medestanders den eisch voor ‘Zelfsbestuur’ aan te wakkeren en ‘word ik aangehou- | |
| |
den’ voegde de kranige jongen erbij, ‘dan zal ik voor mijne rechters verschijnen, het hoofd in de hoogte en fier op mijn jeugd, ervan bewust, dat zij vertegenwoordigen wat verdwijnt, en ik: het nieuwe - de toekomst!’
Hij werd natuurlijk gevangen genomen, en zijn proces was al een tweede Borms-geding!
Een beetje daarna stuurt 'n Vlaamsch IJzersoldaat zijn ‘médaille de la Victoire’ terug met een brief, waarin hij verklaart: ‘naar mijn meening past dit zegeteeken niet op de borst van een Vlaming, die bewust is van het schromelijk onrecht, waaronder Vlaanderen steeds gebukt gaat. Ik weiger het, tot op het oogenblik, dat Vlaanderen de plechtig beloofde “gelijkheid in rechte en in feite” zal verworven hebben.’
Wat wist de Regeering daar tegen te doen?
Straffen, veroordeelen ‘à tour de bras’, Mter Adelfons' Henderickx, Dr Van de Velde, Dr De Belie, K. Libbrecht, De Bondt, L. Dosfel, Anna Mortelmans, 't Sjoen, Jan Hainaut, Dieudonné, Lode Craeybeckx, Dr Bruwiere, Karel Fossey, Dr Rudelsheim, Dr A. Jacob, Herman Vos, E. Augusteyns, Bellefroid, Jacobs, en nog tientallen meer...
Maar 't was alles olie op het vuur.
De kiezingen hadden dus 5 gekozenen van de Frontpartij naar het Parlement gezonden: het waren: Dr. Adiel De Beukelaere voor Antwerpen, Staf De Clercq voor Brussel, Boudewijn Maes voor Gent, L. Van op den Bosch en H. Borginon voor Aalst.
Reusachtige betoogingen werden in al de Vlaamsche steden spontaan ingericht en overal klonk de eisch voor Zelfbestuur.
Den 30 November greep te Antwerpen de talrijkste plaats. Het reusachtige Hippodroom-Paleis, dat ruim 8000 menschen kan bevatten, bleek veel te klein, en de optocht na de Meeting was indrukwekkend als nooit gezien in de Scheldestad.
Als eerste collectieve daad, richtten de gekozenen zich tot de Vredesconferentie met een Manifest, waarin o.a. werd gezegd:
‘De herziening van onze grondwettelijke bepalingen is vooral een zaak van binnenlandsche staatkunde, maar wat het Vlaamsche Volk aan Uw Congres onderwerpt, is de erkenning van zijn ethnisch karakter en het daaruit voortvloeiend recht op de noodzakelijke staatkundige inrichting: de politieke zelfstandigheid.
| |
| |
Dit stuk werd in de Nederlandsche, Engelsche en Fransche taal door een delegatie te Parijs, op 28 November, overhandigd aan heer Dutasta, Alg. Secretaris van de Conferentie.
De Frontpartij verklaarde zich nu duidelijk op het algemeen Europeesch standpunnt te plaatsen, dat een beroep van de volkeren tegen hunne regeering bij het Europeesch tribunaal toelaat.
Er was dus klaarte aan den Vlaamschen hemel gekomen. Het vraagstuk was duidelijk in zijn geheelen omvang voor binnenland en buitenland gesteld. Het Vlaamsche woord ging in de Kamers onophoudelijk weergalmen, en ‘Ons Vaderland’ tijdelijk te Gent geschorst, verscheen opnieuw sedert 17 December.
Zoo kon dit jaar 1919, het eerste na het Aktivisme, hoopvol stuilen.
Als voor 't eerst de nieuwe Kamers bijeenkwamen stond men verbaasd, dat er geen troonrede werd uitgesproken. Reeds in de eerste zitting pakte de liberaal Devèze uit met een heftige anti-vlaamsche rede: er mocht nooit meer kwestie zijn van bestuurlijke scheiding, noch van Waalsche en Vlaamsche regimenten, noch van vervlaamsching der Hoogeschool van Gent, en de stap der Fronters bij de Vredesconferentie werd bestempeld als een nieuw ‘verraad’.
De Vl. Nationale gekozenen vielen dapper aan en lokten door hun principieel Nederlandsch spreken een echt Waalsch orkaan uit; door den Voorzitter Brunet werd Heer B. Maes tot de orde geroepen en verhinderd te antwoorden op de Regeeringsverklaring.
De passieven met Van Cauwelaert aan 't hoofd - hij had nochtans ook in 't Nederlandsch gesproken - zwegen als visschen bij dit machtsmisbruik.
In den Senaat ging het nog meer verwoed toe en eischte de Waal Carpentier gerechtelijke vervolging tegen Kamerlid Adiel De Beuckelaere, die uit naam der Frontpartij, naar Parijs was gereisd en het Manifest aan Sekretaris Dutasta had overhandigd.
Als conclusie schreef ‘Ons Vaderland’:
‘Het wordt tijd, dat wij de gemeenplaats, als zouden de Walen onze vijanden niet zijn, bij het oud ijzer gooien.’
De Vl. Frontpartij gaf de onuitgesproken rede van B. Maes in het licht, waarin ronduit gesproken werd over Zelfbestuur, Amnestie, Steun aan de specifiek Vlaamsche Nijver- | |
| |
heden, Landbouw en Visscherij en Vlaamsche ontginning van het Kempen-kolenbekken, Recht op internationaliseering van het Vlaamsche vraagstuk.
Niemand van ons in Holland bouwde eenige hoop op het aangekondigde wetsvoorstel tot verleening van Amnestie. Wij wisten, dat een veroordeeling bij verstek ons wachtte: reeds op Zondag 30 November waren de uitgewekenen bijeengekomen in 't ‘Zuid-Hollandsch Koffiehuis’ Graanmarkt, Den Haag, om te beraadslagen welke onze gemeenschappelijke houding zou zijn en kwamen zij tot de slotsom, dat - iedereen individueel vrij latend - het best zou wezen, niet terug te keeren, en het belgisch gerecht (?) zijn loop te laten gaan, tot wanneer er werkelijk zulkdanig ‘recht’ zou kunnen gesproken worden, dat het geen vulgaire handlangersdienst bleef aan de wraakgierige Regeering.
Inderdaad, zooals er te Brussel gevonnist werd, zonder maat noch verhouding, kon er onmogelijk nog het minst vertrouwen gesteld worden in de gerechtsheeren, die mannen als Herman Vos, Dr A. Jacob en Dr Marten Rudelsheim, 16 maanden in voorarrest hielden!
In sommige gevallen, legde de Justicie een ware duivelachtige wreedheid aan den dag. Het droevigst geval is wel dit van den armen Jan Hainaut, ondervoorzitter van de Merksemsche ‘Groeningerwacht’ tot. 10 jaar opsluiting veroordeeld door het krijgsgerecht en die daarenboven leed aan zeer pijnlijke aderspatten.
Op 24 Januari was zijne met 5 kinderen in armoede achtergebleven vrouw, van uitputting bezweken. Tusschen 2 gendarmen mocht de beklagenswaardige echtgenoot de begrafenis bijwonen, maar werd terstond daarna weer naar zijne cel Nr 29, te St. Gillis gevoerd en in afzondering opgesloten. Men deelde hem zelfs nooit mede, dat zijne straf op de helft verminderd was en ook niet, dat door de edelmoedige tusschenkomst van Dr Van de Perre, reeds 15000 fr. op lijsten was bijeengebracht, om zijne weesjes te steunen..
...Aan vertwijfeling ten prooi, verhing zich de wanhopige op 28 Januari, bij middel van een paar schoennestels aan de gasbuis in zijne cel.
Niet alleen in Vlaanderen, maar ook in het buitenland verhief zich een kreet van afgrijzen! In Nederland kwam een Steuncomité tot stand, om de behoeftige bannelingen ter hulp te komen.
| |
| |
Maar België zelf bleef doof, en als in de Kamers het katholieke lid Mr Marck een interpellatie houdt over de schandelijke behandeling van Vlaamsche soldaten door belgische krijgsraden in bezet Duitschland, waar niemand voldoende Vlaamsch bleek te kennen, dan kwam het ministerieel antwoord: ‘Het is betreurenswaardig, maar het is niet onwettig!’
De veroordeelingen bij verstek begonnen nu in onafgebroken rij voor het Brusselsch Assisenhof: B. Van Genechten, P. Tack, J. Lambrichts, E. Ver Hees, T. Vernieuwe, J. Van den Broeck en Dr Dumon.
Door den Minister-President Delacroix was verklaard, dat de Activisten in Holland een lekker leventje leidden met hun duitsch Judasgeld, en toch moest eenige dagen daarna, op 3 Maart, Emile Van der Velde, Minister van Justicie verklaren:
‘Ik ben tegenstander van de activistische leer. Maar ik aanzie het als een plicht, te verklaren, dat de Activisten niet uit baatzucht, doch uit idealisme, hebben gehandeld!’
Platonische verklaring! De vonnissen bleven aanwaaien als een lawine: op 3 April worden te Antwerpen Jacob en Rudelsheim tot 10 jaar, Herman Vos tot 3 jaar veroordeeld. De slimmerikken vergaten, - gelukkig! - aan Vos zijne burgerlijke rechten te ontnemen. Ik kan me indenken, hoe ze daarover later te Brussel zullen ‘gesakkerd’ hebben, toen hij, als gekozene van 't Vl. Front, in de Kamers zoo'n geduchte kracht bewees te zijn...
Tijdens het procès van dit driemanschap werden beteekenisvolle woorden gesproken. Vooreerst door Rudelsheim zelf, die fier verklaarde nog heden denzelfden eed te zweren, als degene die van de leden van den ‘Raad van Vlaanderen’ gevergd werd en hij herhaalde die plechtig, woordelijk in de Gerechtszaal:
‘Ik zweer trouw aan het Vlaamsche Volk. Ik zweer de zelfstandigheid van Vlaanderen te bewerken en te behouden.’
Dan door getuige Dr Van de Perre, welke verklaarde:
‘Ik ken Activisten, die ik aanzie als de eerlijkst en meest hoogstaande menschen, die België ooit kende.’
En door Dr De Gruyter, die op de vraag, of de Vl. soldaten aan het Front de medewerking van den bezetter, goedkeurden, antwoordde:
‘Niet acht, maar negen en half op de tien.’
Door dit alles kwam er meer en meer groeikracht in de Vl. Nationale rangen. De Frontpartij was hare inrichtingsperio- | |
| |
de voorbij en moest er op bedacht zijn, in voeling met de verschillende groepen, een eenheids-platform voor hare politieke werking vast te leggen.
Met dit doel werd dan het eerste Frontcongres belegd te Brussel, op 11 April, onder voorzitterschap van Mr H. Picard van Antwerpen. De voornaamste punten die ter bespreking kwamen waren: ‘Zelfbestuur’ en ‘Godsvrede’. Over dit eerste punt ontwikkelde Dr de Gruyter (Gent) de algemeen geldende opvattingen betreffende bepaling van het Vlaamsch taalgebied, den Statenbond Vlaanderen-Wallonie en dezes admïnistratieve inrichting. Het tweede punt werd toegelicht door Dr Finné (Brussel) en geformuleerd in ‘Praktische verdraagzaamheid in alle schakeeringen van het wijsgeerige en godsdienstige leven, - statu-quo in betrekkingen tusschen Kerk en Staat en in onderwijszaken.’
De twee hoofdpeilers waarop de Frontpartij rusten zou, waren alzoo aangebracht.
Het dagblad ‘De Schelde’ van Antwerpen trad nu beslist dit standpunt bij. Sedert 15 April 1919 gesticht, had het, onder leiding der hoofdopstellers Francken en Krinkels, niet altijd even zuiver de nationalistische lijn gevolgd, doch, van den dag, dat de grijze maar strijdvaardige Pol de Mont het roer in handen had genomen, werd ‘De Schelde’ als de banier van de ‘Frontpartij’.
|
|