| |
De ‘Vlaamsche Frontpartij’ gesticht. (14-4-1919) De ‘vrede’ van Versailles.
Den Zondag, waarop de ‘wagen’ te Putte zou arriveeren, stond ik al des morgens vroeg, op eene hooischelf, door mijn verrekijker, naar de belgische baan te turen. Twee volle uren werd mijn geduld op eene vreeselijke proef gesteld... Zou er wat haperen?... Zouden ze niet klaar komen?... Reeds 9 uur in plaats van 7 uur! Toen, eindelijk, - ja! daar waren ze. De wagen reed de koer van de afgesproken herberg binnen en een sekonde later, goddank, zag ik ze allemaal in blakende gezondheid en ditmaal voor goed, terug!
Mijn dappere vrouw, Oskar, Roza, Clementina, Karel, Henk en Maria.
Of er gezoend werd... en geweend van blijdschap!
Al gauw werd de demper op mijne vreugde gezet, toen mijne vrouw mij mededeelde, dat zij als eenige geldmiddelen slechts de opbrengst medebracht van onze te Brussel verkochte meubelen. Bij den notaris, waar zij twee dagen voor haar vertrek naar Holland ontboden was geworden, wachtte haar het ongelooflijke nieuws, dat een heer uit Brussel hem met nadruk was komen waarschuwen tegen elke tusschenkomst van verkoop van goederen toebehoorend aan activisten; daarom was alles stopgezet geworden, en overhandigde hij al de akten terug, zoodat mijne vrouw zich ten slotte had verplicht gezien, mijnen broeder te belasten koopers of hypotheken te zoeken.
Het was een donkere toekomst die wij inblikten en toch heeft zich alles nog boven verwachting goed afgewikkeld.
Ik vreesde natuurlijk eene inbeslagneming en drong bij
| |
| |
mijnen broeder onophoudelijk aan, op een vlugge oplossing. Mijne eigendommen werden, - zij het dan ook verre onder de echte waarde! - verkocht, langen tijd voor mijne veroordeeling en de opbrengst werd mij door bevriende en onbaatzuchtige bemiddeling naar Den Haag gebracht. Intusschen was de belgische frank reeds een flink stuk gezakt en besloten wij voorloopig niet in guldens om te zetten, hopende op een gunstigere wending.
Ik huurde bij eene Bank eene ‘safe’-geldkluis, en deponeerde er de belgische biljetten, renteloos. Vooruitloopend op de gebeurtenissen, kan hier gezegd worden, dat de verhoopte verbetering niet kwam en wij ten slotte de helft van 't geredde vermogen verspeelden bij de steeds dalende valuta. Hadde mijn notaris woord gehouden en ten spoedigste de opbrengst der hypotheken, ter omzetting in guldens naar eene Nederlandsche Bank gestuurd, zooals aanvankelijk overeengekomen, dan hadden wij, ten eerste, niets verloren bij de daling van den frank en, ten tweede, wellicht nog beduidend gewonnen bij de latere enorme stijging der waarde van de huizen in België...
Het heeft niet mogen zijn en wij hebben er in berust, bij de bedenking dat zoovele lotgenooten totaal àl hun hebben-en-houden verloren hadden!
Het huisje in de Obrechtstraat viel in den smaak van mijn gezin, en het was voor ons allen een waar genot, des avonds weer allemaal bijeen, rond de tafel in de gezellige huiskamer geschaard te zitten!
Nu voorloopig voor mij in Rotterdam niets te verdienen viel, bracht ik een groot gedeelte van den dag, op het Secretariaat in de Elandstraat door en volgde er een paar der ingerichte cursussen.
Wij kregen er af-en-toe bezoek van medestaanders uit Vlaanderen en zoo vernam ik, tamelijk regelmatig, wat er aldaar gaande was, doch niet in de pers te lezen stond.
Met enkele woorden heb ik reeds gerept over de losstaande pogingen, die in de Vlaamsche steden werden gedaan, om het ‘activistische’ vuur niet gansch te laten uitdooven. Aanvullende mededeelingen stelden ons in staat, een vollediger beeld van actie en reactie te vormen. Dadelijk na den wapenstilstand had de sluwe Paul Hymans ingezien, dat de Frontpartij voor al onschadelijk kon gemaakt worden, door haar de intellectueele leiders te ontnemen. Daarom was een der allereerste
| |
| |
maatregelen van de teruggekeerde Regeering geweest, de universiteitstudenten niet onder de wapens te houden, maar hun toe te laten hunne studiën te gaan voortzetten. Een tweede categorie van leidende elementen, nml. de brankardiers, werden gecentraliseerd verreweg, - te Veurne - en aldus bereikte men, dat de groote massa der Vlaamsche soldaten zonder voldoende geschoolde voormannen bleef en het noodige contact verbroken werd.
Te Brugge en te Gent werd er vergaderd in kelders en op zolders. Reeds einde November had de Frontpartij te Antwerpen een plakbrief, op de handpers gedrukt, uitgehangen, waarin de soldaten te kennen gaven, dat zij vast besloten waren den Vlaamschen strijd voort te zetten. Onmiddellijk werd deze plakkaat, op bevel van 't gerecht, overal afgerukt.
Half Februari was een eerste geregelde bijeenkomst gehouden in het huis genaamd: ‘Het Gouden Hofken’ in de Lozannastraat. Een dertigtal, meestal intellectueelen, waren daar opgekomen - waaronder zelfs een paar ‘passieven’ - om te trachten samenwerking te scheppen. Het bleek dadelijk, dat de klove nog te diep was, tusschen de achtergebleven Activisten eenerzijds en de passieven met sommige soldatenleiders, anderzijds.
Deze bijeenkomst was aan de ‘Sureté Militaire’ die toentertijd in de Osystraat gevestigd was, verklikt geworden. Onder leiding van onderzoeksrechter Lamproye geschiedden dan huiszoekingen en ook werd overgegaan tot een paar aanhoudngen, waaronder Fr. Van Gelder, broeder van den soldatenleider op het front, Antoon Van Gelder.
Men gevoelde wel, dat die zgn. ‘geheime’ vergaderingen, weinig aarde aan den dijk konden brengen, en de gedachte ontstond, zich openlijk te organiseeren met kern in de stad en vertrouwensmenschen, in de omliggende gemeenten en dorpen.
Om dit te bereiken, vergaderde men thans in ‘Het Koninksken’ het gekende lokaal in de Wolstraat. Onder voorzitterschap van Herman Van Puymbrouck die den geheelen oorlog in Frankrijk had meegemaakt, werd daar in beperkten kring, waaronder de Heeren Ant. Van Gelder, A. Suis, Rob. Van Roosbroeck, H. Picard, Tits, E. Joris, e.a. besloten zich vooral te houden aan het ‘Godsvrede’ standpunt, d.w.z. bij uitsluiting van alle wijsgeerige, godsdienstige en andere geschilpunten, alléén de oplossing van het Vlaamsche vraagstuk na te streven. Het was hard noodig, van dit standpunt onder geen
| |
| |
beding af te wijken, want op andere plaatsen in Vlaanderen, was de godsvrede-idee vinnig aangevochten en werd er getracht een katholiek verbond in 't leven te roepen, met het inzicht te noyauteeren in de katholieke Staatspartij.
Een eerste uitvoeringscomiteit, uitsluitend samengesteld uit oud-frontsoldaten, werd gevormd en een gedrukte oproep uitgezonden om over te gaan tot de definitieve stichting van de ‘Vlaamsche Frontpartij’. De oproep was o.a. onderteekend door de heeren A. Van Gelder, Arm. Suis, J. Geerardijn, H. Van Puymbrouck, W Saelens, Eug. van de Vloed.
Van de ongeveer 150 uitgenoodigde goedgezinden, hadden een honderdtal den oproep beantwoord, die zich op deze eerste half-openbare zitting in ‘Het Koninksken’ als lid der ‘Vlaamsche Frontpartij’ lieten opschrijven, nadat een ontwerp van Statuten gelezen en goedgekeurd was.
De Leiding werd toevertrouwd aan Heeren H. Van Puymbrouck, Arm. Suls, Antoon Van Gelder en diens broeder Frans, die inmiddels in vrijheid was gesteld.
Opgenomen konden worden Activisten, zoowel als welgezinde passieven en ook degenen die zich tijdens den oorlog volledig afzijdig hadden gehouden. Tevens werd besloten tot aanstelling van een Eereraad, om in twijfelachtige gevallen te beslissen. In die dagen namelijk, deed het praatje over ‘zaktivisten’ bij sommigen nog opgeld...
Deze heugelijke vergadering, die op 14 April 1919 plaats greep, mag dus werkelijk geboekt worden als de stichtingsdatum van de ‘Vlaamsche Frontpartij’.
Kort daarop werd deze stichting door een Manifest, op de stadsmuren aangeplakt, bekend gemaakt. De bevolking stond sympathiek tegenover deze doeltreffende poging, om tegen het verwroede patriottardisme en franskiljonisme 'n sterken eensgezinden dam op te werpen en de zaal ‘Apollo’ in de Brederodestraat, waar een paar weken later op een Meeting, uit naam van de jonge partij, het woord werd gevoerd door de Fronters: Staf Declercq, Pol Davids en Herman Van Puymbrouck, was te klein om al de opgekomenen te bevatten.
De behoefte deed zich dra gevoelen om, voortdurend in aanraking te blijven met de vele nieuwe toetreders en een eerste bestendig Sekretariaat werd ingesteld in de Kammenstraat, met als Sekretaris den Heer Jan Ingelbrecht. Vervolgens werd het Sekretariaat overgeplaatst naar het oud lokaal van ‘Volksopbeuring’ aan de Kathelijnevest 2, en toen de huurtermijn
| |
| |
daar verstreken was, naar de Prinsesstraat, ten huize van den Heer V. Schoepen, met Heer Frans Van Gelder als Sekretaris.
De verdere ontwikkeling van het ‘Vl. Front’ dat in Vlaanderen zulke overwegende rol ging spelen en nog speelt, zal dikwijls nog ter sprake komen. Laat ik thans, intusschen, nog een kijkje gunnen op de werking der uitgewekenen.
Nadat het ‘Vlaamsch Comité’ in Den Haag officieel ontvangstbewijs van zijn telegram aan Wilson ontvangen had, zond het nog een uitgebreide dépèche aan Kolonel House, den medewerker van den President ter Vredesconferentie te Parijs, met verzoek het aan Wilson over te maken. Het behelsde in saamgedrongen vorm, nogmaals een volledige uiteenzetting van Vlaanderen's eischen en somde de programmapunten op, van de pas gestichte Frontpartij, zooals deze in het orgaan ‘Ons Vaderland’ afgekondigd waren: Zelfbestuur voor Vlaanderen; Federatie met Wallonië; enkel gemeenschappelijke Ministeries voor Buitenlandsche Zaken, Kolonien, Oorlog en Financiën; Landstaal is voertaal in het onderwijs van laag tot hoog; alleen Vlaamsche Gerechtshoven; gewestelijke indeeling van het Leger met moedertaal voor bestuur, opleiding en commandos.
Den 17n April telegrafeerde het ‘Comité’ opnieuw naar het ‘Hôtel Crillon’ te Parjis, ten einde aan Kolonel House te vragen de noodige paspoorten te doen verstrekken, om drie Comité-leden veilig naar de Vredesconferentie te zenden en aldaar mondeling de Vlaamsche desiderata kenbaar te maken en toe te lichten.
Die heeren zullen, in hun binnenste, wel heilig overtuigd geweest zijn, dat hun verzoek bitter weinig kans had om aanhoord te worden...
Den 9n Mei stuurden zij dan ook nog een telegram aan President Wilson om - in naam van zijn eigen edelmoedige uitspraak ten voordeele van de kleine Nationaliteiten - Vlaanderen's voorspraak te willen zijn bij den Raad van Tien, en zij zonden hem een zeer uitgebreid Engelsch Memorandum, waarin, na een historische inleiding, breedvoerig en door zeer bevoegde pennen behandeld werden: De Vlaamsche Hoogeschool te Gent; De Bestuurlijke Scheiding; Zelfstandigheid; en als aanhangsel: Motie van den Gemeenteraad van Marcinelle 18-11-13; Programma van de ‘Vlaamsche Frontpartij’.
Dit Memorandum werd nog gedurende 1919 in druk gegeven onder den titel ‘Pro Flandria Servanda’ - Vlaanderens' recht
| |
| |
en eisch tot Zelfstandigheid gesteld, toegelicht, gestaafd’. - Het is een stuk van hooge historische beteekenis en draagwijdte.
Maar... hoe treurig is de schitterende ster van Wilson's faam in den nevel der Conferentie-konkelarijen ondergegaan. Dezelfde man, die zoo dapper zijn 14 punten de wereld in bazuinde, die zelfs nog in Januari 1919, tegen elke annexatie was en voorstelde de Duitsche koloniën te doen beheeren door den Volkerenbond, hij moest, ontgoocheld, geknakt, overwonnen door imperialisten van de ergste soort, zooals Clemenceau, Poincaré en hun gedienstige handlangers, baan ruimen en onmachtig, goedkeuren dat in de zitting van 25 April, Duitschland gedaagd werd om, zonder recht op discussie, te komen vernemen wat hun werd opgelegd, door den zgn. ‘Vrede’ van Versailles! Dit schandelijk verdrag, den 28 Juni daarop onderteekend, werd in de Duitsche Kamers, op 9 Juli, aangenomen, met 208 tegen 115 stemmen...
Als zulks mogelijk was, als Duitschland, niettegenstaande Brockdorff's rede moest buigen... wat kon Vlaanderen, schamel Vlaanderen, dan nog verhopen?...
Zelfs Belgie werd benadeeld in zijn geldelijke schadeloosstelling! Het was van eerst af verstaan, dat een ‘prioriteit’ zou toegekend worden bij de uitbetaling, daar wij feitelijk geen ‘oorlogspartij’ waren geweest. Maar onze edele vriend Frankrijk, had er aan gehouden zijn vazaal als grootmacht op te nemen... en zoo kwam er geen afzonderlijk verdrag tusschen Duitschland en België, hetwelk zich er bij neerlegde, dat zéér betwistbare vorderingen in zake militaire pensioenen voor Frankrijk en Engeland, ja ook de schadevergoeding aan het sacro-egoistische Italië op één lijn werden geplaatst met de vordering van ‘poor Belgium’!
Toen Dulles, één der juristen van de Amerikaansche delegatie te Versailles, deed opmerken, dat de ‘logica’ vergde, deze pensioenkwestie gescheiden te houden, vond de kranke Wilson, die er genoeg van had, enkel het antwoord: ‘Naar de hel met de ‘logica’!
Inderdaad, de logica was ver te zoeken.
En natuurlijk nog verder, in zake Vlaamsche aangelegenheden.
Zeer raak schetste Leo Simons in ‘De Toorts’ van 17 Mei, de stelselmatige afbraak in Vlaanderen door de Regeering, die een economisch verbond met ‘la généreuse France’
| |
| |
voorstond en zich alzoo, met gebonden handen en voeten, aan de noodlottige Volkerenbondspolitiek van de machtigen overleverde.
Een paar volzinnen uit Simons' stuk, om den toestand, naar waarheid, te schilderen:
‘België's ekonomische toestand wordt fel bedreigd door de zoo vaak in het licht gestelde achterlijkheid van het Vlaamsche Volk, gevolg van gemis aan behoorlijk ontwikkeld en vakkundig onderwijs. Is nu deze herstelde Belgische Regeering er allereerst op uit geweest dit kwaad te herstellen? Integendeel. Men onthoudt den Vlamingen niet alleen het ontbrekende, doch vernietigt zelfs uit louter oorlogswaanzin, politiek-fransch-chauvinisme, het beste, het weinigje, dat de Vlamingen nog hadden: de opgerichte Vlaamsche Hoogeschool - weg! De ingestelde Vlaamsche middelbare gestichten - weg of ontvolkt van leerkrachten; de openbare lagere scholen, dito. Het aantal wegens verdenking aan Vlaamsch aktivisme geschorste, ontslagen of vastgezette leerkrachten is legio en dientengevolge werken een aantal openbare onderwijsinstellingen zelfs nauwelijks meer, of hoogstens half! Vlaamsche klassen voor de jongste volkskinderen in Brussel, - weg! Het nuttige Volksopbeuringswerk der Volksuniversiteiten in Brussel en Antwerpen en elders, - weg! Nooit is er sterker ‘volksverdommings’-werk ondernomen dan in Vlaanderen, onder dit kostelijk ministerie van ‘Nationale Eenheid’ met socialistische en liberale leiders.
Het is duidelijk hoe het verblinde belgisch kapitalisme voor het land veel noodlottiger moet worden dan het uitblijven van de Duitsche miljarden!
De ‘socialistische’ en ‘liberale’ leiders (?) hadden werk genoeg om door hun franschdol optreden alle verdenking van duitschgezindheid van hun persoontje af te wentelen! Bij den onderzoeksrechter, had Dr A. Jacob reeds eenige foto's getoond van een franskiljonsch burgemeester met zijn dochters, in gezelschap van duitsche officieren, lustig - na een gezamenlijke jachtpartij - den champagnebeker ledigend!
Thans maakte de uitgeweken jonge socialistische Activist. Jef Van Extergem, de twee volgende fransche briefjes openbaar:
| |
Stad Gent
Kabinet des Burgemeesters.
Gent, 26 December 1914.
Aan den heer Hauptmann von A.
Bij de dikwijls zeer pijnlijke werkzaamheden die ik thans heb, was ik steeds gelukkig in Ued. een voornaam en welwillend mensch aan te treffen. Ik zal onze betrekkingen in
| |
| |
aangename herinnering bewaren en bid Ued. de verzekering mijner uitnemende hoogachting te aanvaarden.
(get.) E. BRAUN.
| |
Stad Gent
Comité de Ravitaillement.
Gent, 28 December 1914.
Aan den Heer Baron von A.
Ik dank Ued. voor Uwen vriendelijken brief, en betreur Uwe afreis zeer. Onze betrekkingen waren, trots de moeilijke verhoudingen, van zulken aard, dat ik niet alleen Uw optreden jegens mij, bij de behartiging der Stadbelangen, te waardeeren heb, doch bij elke nieuwe moeilijkheid wendde ik mij tot Ued. met genoegen en vertrouwen, daar ik wist dat Ued. zonder vooringenomenheid zoudt handelen, en dat eene gelukkige oplossing Ued. zooveel voldoening zou brengen als aan mij zelf.
Met mijne gelukwenschen bij Uwe bevordering en mijn spijt bij Uwe afreis, zend ik Ued. mijne onderdanigste groeten.
ED. ANSEELE.
(Onderburgemeester)
Eén regel uit zulke ‘platbroekerij’ zou meer dan, voldoende geweest zijn, om een ‘Activist’ te doen hangen, als hebbend met den vijand ‘geheuld’!
Velen onder de ballingen leidden intusschen een hard leven. Zoo o.a. de verouderde, doove Hippoliet Meert, die in Hannover beproefde een postzegelhandeltje te drijven, en daarna met nog eenige Vlaamsche vrienden, een samenwerkende Vennootschap oprichtte, ‘Algefix’ genaamd, waarbij echter niet veel zijde gesponnen werd.
Om zijne zaken eenigszins ook naar Nederland uit te breiden, was hij in Mei naar Den Haag gereisd, waar hij dan ten mijnent met zijne uit Brussel overgekomen vrouw, vertoefde. Wel werd den dapperen stichter, op eene vergadering van het ‘Algemeen Nederlandsch Verbond’ onder voorzitterschap van Kapitein Oudendijk hulde gebracht, maar daadwerkelijken steun kon het A.N.V. niet verleenen... En de arme Hippoliet toog alleen terug naar Hannover.
|
|