| |
Annexionisten en Activistenjagers aan 't werk. - Borms aangehouden
De heer Leo Meert had besloten het pension aan het Sweelinckplein te verlaten, en een woning te gaan betrekken aan de Van der Heimstraat 37. Het kwam er dus voor mij op aan, een meer bestendig onderdak te zoeken. Met den sekretaris Van Calsteren maakte ik een akkoord en gezamenlijk huurden wij een bovenverdiepnig in de Van Speykstraat. Door zijn semi-ambtelijke relaties slaagde hij er ook in, mij regelmatig te doen boeken in de bevolkingsregisters en aldus verkreeg ik recht op de voedsel-rantsoeneering.
Een zware zorg van mijn rug!
Ik ging er nu aan denken een werkkring te zoeken. Met dit doel bezocht ik meermaals de Rotterdamsche graanbeurs en trof er menig achtergebleven Antwerpenaar aan. Onder anderen een mij bekend familielid van mijn trouwen beroepsgenoot Julius Boumans. De oude vriendschap was al gauw hernieuwd en zoo opende zich voor mij het uitzicht, dat ik wellicht dezes agentschap in Nederland zou kunnen waarnemen. In de hoofdlijnen waren wij het zoo goed als eens, toen weer de annexatie-geruchten heftiger opdoken, en het op de Beurs bijna onhoudbaar werd voor een... Belg.
Als eenige redplank, om zijne in Holland verworven positie niet geheel prijs te geven na zijn terugkeer naar Antwerpen, moest mijn vriend een geboren Nederlander als zijn vertegenwoordiger aanstellen en eens te meer werd ik slachtoffer van belgische drijverijen.
Het waren treurige dagen voor de uitgewekenen. Wel was aan de Van der Heimstraat een ‘Werkbeurs’ tot stand gekomen, geleid door het ‘Vlaamsche Steuncomité’ met heeren Claus, Meert, Speleers en de Vreese, onder bescherming van
| |
| |
een ‘Nederlandsch Comité’ met Heeren Van Welderen, Baron Rengers, Elout en Plokhooy, doch deze prijzenswaardige poging had weinig of geen succes.
Zoo kon het geschieden, dat een Ministerie-Overste, vader van acht kinderen, als gewoon arbeider afdaalde in een Limburgsche kolenmijn... waar men hem eens, vertwijfeld, den revolver uit de vuist moest trekken...
Dat een veearts gelukkig was, een baantje te aanvaarden als... stalknecht.
Dat een hoofd-onderwijzer aangetroffen kon worden als.. glazenspoeler in een groot Restaurant.
Dat een student blij was, zijn broodje te verdienen als... nachtportier in een Hôtel.
En toch kon men dagelijks in de belgische slijkpapiertjes lezen, dat wij met zakken vol duitsche Marken ontvlucht waren!
Het moet gezegd worden, dat geen geval bekend is, als zou, in oppersten nood, een banneling zich verkocht hebben of verraad gepleegd. Met verbeten woede, maar waardig en trouw hebben allen hun tijdelijk leed gedragen: hoe zwaar het ook aan velen viel.
En in allen leefde het innig bewustzijn dat het drievoudig martelaarschap: der frontsoldaten - der gekerkerde activisten - der bannelingen, ten slotte het zaad zou worden, waaruit toch eens de forsche boom der Vlaamsche Zelfstandigheid zou opschieten.
Als een eerste plicht, hebben zij het aanzien, hun luide afkeuring uit te spreken tegen de schandige roofpogingen op Hollandschen grond, door de Hymans-Nothomb-bende beraamd. In ‘De Toorts’-nummers van die dagen staan prachtige protesten te lezen onderteekend door Raf. Verhulst, door René De Clercq e.a.
Zoo spoedde 1918 ten einde...
Nieuwjaars-nacht vierde ik in den huiskring der Van Speykstraat, stil-ingetogen.
Mijne gedachten waren in Antwerpen, bij vrouw en kinderen.
In Vlaanderen begon de strijd met den dag al heviger op te laaien. Het Gentsche Frontorgaan ‘Ons Vaderland’ was gedurende eenigen tijd geschorst geworden, maar verscheen weer in Januari, en zijn eerste artikel drong aan, op de stichting van eene ‘Vlaamsch Nationale Partij.’
| |
| |
Het was hoogst noodzakelijk, dat tegen de razende franskiljons-lawiene een geordend verzet werd gevormd. De afzonderlijke kleine activistische blaadjes, wier aantal nog aangroeide, zoo b.v. ‘De vliegende Aktivist’ en ‘Vrij Vlaanderen’ - de relletjes te Antwerpen en afzonderlijk optreden bracht geen aarde aan den dijk: de binnenkamersche actie moest gekanaliseerd worden.
De passieven met Van Cauwelaert voorop, lieten wel flauwe en eerbiedige protesten hooren, maar een krachtdadig optreden om te behouden wat de ‘Raad van Vlaanderen’ had verwezenlijkt, durfden zij niet aan.
De heropening der Hoogeschool van Gent werd aangekondigd, echter op de vooroorlogsche basis! Heel Gent werd met gendarmen overstroomd... en onze Vlaamsche Universiteit werd begraven, na een laffe rede van Paul Fredericq!
Niet alleen gendarmen waren dag en nacht op de been, om angstvallig elke Vlaamsche opflikkering te smoren, maar sterke Fransche en Engelsche soldatenbezetting werd hier onderhouden... echter niet om de plundering van achtergebleven duitsche goederen te beletten, noch het wegslepen van ‘Relief’-voorraden!
De bladen brachten het bericht, dat op 18 Januari de openingzitting van de Vredesconferentie zou plaats grijpen te Parijs en onder voorzitterschap van den Tijger, Clemenceau.
Paul Hymans zou er België vertegenwoordigen en dezes eischen uitbrengen: zij waren niet malsch! - Herziening van het verdrag van 1839; wijziging van het regiem der Scheldemonden, afstand van Hollandsch Limburg, van het Groot-Hertogdom Luxemburg en van Malmedy-Montjoie; opheffing van Belgie's neutraliteit en voldoende schadeloosstelling voor den duitschen inval. De totale bevestiging dus van de zoo vaak geloochende desiderata van de annexionnistische drijvers!
En koning Albert toog, in hoogsteigen persoon, naar Parijs om er die eischen te steunen en tevens te verkrijgen, dat de te stichten ‘Volkerenbond’ zijn zetel te Brussel zou kiezen. Hierin kon hij, zooals bekend, niet slagen, en Genève bekwam de voorkeur.
Intusschen gingen de willekeurige aanhoudingen hun gang en begonnen de Krijgsraden hunne dolle veroordeelingen.
Ik herinner mij zeer goed, hoe, op den ochtend van 24 Januari, een uitgewekene ons in Van Speykstraat kwam me- | |
| |
dedeelen,
dat Robert De Waele, het jongste Lid van den ‘Raad’ veroordeeld was ter dood!
De Waele - een stille, studeerende jongen, die nooit een woord in een Raadszitting had gesproken... ter dood? Wat moest er dan wel gebeuren met de hoofdmannen! Het was al te duidelijk, dat de officieren hier geen ‘rechtspraak’ hadden gedaan, maar ‘wraak’ geoefend!
Waren zij-zelf dan aan 't Front allen zoo'n vlekkelooze helden geweest? De volksmand zei in 1914, dat meermaals de eenvoudige soldaten hun aanvoerders met den browning uit hun veilige schuilplaatsen moesten halen en er werd bij gefluisterd, dat de Koning de gevleugelde woorden zou gezegd hebben: - ‘Ik heb forten van karton, papieren officieren, maar soldaten van staal!’
In het blaadje ‘'t En Zal’ verscheen een zeer bevoegde studie, waarin onomstootbaar, op juridische gronden, bewezen werd, dat de Krijgsrechtbanken onbevoegd waren om zuiver-politieke daden te beoordeelen en ook in de nochtans transchgezinde Brusselsche ‘Libre Belgique’ alias ‘Patriote’ brak de vermaarde rechtskundige Edmond Picard, een lans voor dit standpunt, in een hoofdartikel getiteld ‘Violations de la Constitution’ (Verkrachtingen van de Grondwet.)
Overigens iedereen die de Besluit-Wetten van Le Hâvre met kennis van zaken kon onderzoeken, kwam tot de slotsom, dat zij ongeldig waren: omdat ze niet door de Belgische Kamers bekrachtigd waren; - omdat zij niet in België afgekondigd werden en omdat zij geene terugwerkende kracht konden uitoefenen.
Zelfs Van Cauwelaert, in een rede te Borgerhout, had op 26 Januari verklaard: ‘De meest gematigden, als Woeste, zeggen dat de besluiten te Le Hâvre genomen, geen wetskracht hebben. Wij leven in een toestand van rechteloosheid!’
Reikhalzend zag ik dan ook uit, naar het bezoek van mijn vrouw, want ik verwachtte er mij elken dag aan, dat ook vervolgingen ‘bij verstek’ tegen de uitgewekenen zouden ingespannen worden.
Toen zij, velerhande moeilijkheden getrotseerd hebbende, - zonder reispas! - op den afgesproken dag, te Ossendrecht op een vinnig kouden namiddag aankwam, had ik alle moeite van de wereld, om mij kloek te houden en ik zag wel, dat ook zij dapper alles deed, om geen waterlanders te laten vloeien!
| |
| |
Maar toch, wat een vreugde elkaar, na zoovele maanden, gezond terug te zien...
Op het stoomtrammetje naar Bergen-op-Zoom ontsnapten wij, gelukkiglijk, aan pascontrôle, en ongestoord ging de reis naar Rotterdam, bij neef Dirk.
We hadden natuurlijk een boel te vertellen: mijn gezin, verbleef nog steeds bij de schoonouders; - bij een bezoek van een politie-kommissaris, die een vluchtige huiszoeking deed, werden alleen 14 lidkaarten in beslag genomen van allerhande Vlaamsche Vereenigingen, wat hem de bemerking ontlokte: ‘Zeg, Madam, uw man was zeker des avonds niet dikwijls tehuis, hé?’ En daarna, zijn bedekten raad,... echtscheiding aan te vragen!
Onze notaris had beloofd, hypotheeknemers op mijn eigendommen te zoeken en zoodra die aangelegenheid in orde was, zou dan mijn gezin naar Den, Haag overkomen. Inmiddels zou ik nog zorgen voor eene ‘volmacht’ aan mijn broeder, om in Antwerpen de noodige stukken uit mijn naam te onderteekenen.
Den volgenden middag reeds, reisde mijn vrouw terug en van de belgische grens, kreeg ik een kaartje dat - mits de noodige drinkgelden! - zij toch weer op weg was naar Antwerpen!
Het ‘Vlaamsche Comité’ in Den Haag had inmiddels, volgens opdracht, zich in verbinding gesteld met President Wilson, om de aktivistische wenschen ter Vredesconferentie in bespreking te brengen en door bemiddeling van den Amerikaanschen Gezant had het, op 3 Februari, een telegram gezonden, waarin o.a. gezegd werd:
‘Geen duurzame vrede zal in België mogelijk zijn, zoolang het Vlaamsche Volk de verzekering niet zal hebben, dat het niet langer zal bestuurd, onderwezen, gevonnist en gedrild worden in een taal die de zijne niet is, maar wel in zijn eigen Nederlandsche spraak, en in staat zal gesteld worden zijne oude, roemrijke beschaving terug te winnen, in plaats van onderjukt te blijven onder vreemden invloed.’
Den 6n Februari kwam een antwoord van den gezant Garrett dat eenvoudig luidde: ‘Ik betreur U te moeten melden, dat ik Uw telegram niet kan doorzenden.’
Het ‘Comité’ besloot dan, afschrift van het telegram naar den President Wilson te sturen te Versailles, en ditmaal ontving het een officieel bewijs van ontvangst.
| |
| |
Bij het middagmaal op Zaterdag, 8 Februari besprak ik met den sekretaris van het Comité, de mogelijkheid of inderdaad onze stem zou doordringen tot de heeren te Versailles, toen eensklaps een heftige ruk aan de huisbel ons deed opschrikken, en dadelijk daarna iemand de trap oprende: het was dezelfde uitgeweken onderwijzer, die ons reeds de Jobstijding over De Waele gebracht had.
Hij viel gansch ontdaan op een stoel en kon enkel zeggen: ‘Borms is aangehouden!’ waarna hij in harstochtelijk geween uitbrak. Het is zonderling, - maar wààr: het nieuws trof mij niet... dagen reeds, liep ik rond met de gedachte ‘Het moet er van komen’, en dan zag ik in mijn geest Borms terug op het kamertje te Düsseldorf, waar wij afscheid hadden genomen.
Maar als ik op mijn slaapvertrek, alleen, de woorden werktuigelijk herhaalde: ‘Borms is aangehouden’ dan klonk als vanzelf daarop: ‘Ter dood veroordeeld!’ en toen eerst kwam de ontspanning, en kon ik heete tranen weenen.
's Namiddags ontbrak er geen enkel der ballingen in het Secretariaat aan de Bilderdijkstraat en ook een paar Hollandsche vrienden kwamen er, die ons trachtten op te beuren. Maar het mocht niet helpen! Moedeloosheid was op aller gelaat te lezen...
Wie had het toen durven uitspreken, dat de aanhouding van Borms, dank zij zijn mirakuleus uithoudingsvermogen, 't uitgangspunt zou worden van de langzame, maar gestadige ontwikkeling van de Vlaamsch-Nationale Gedachte?
Inderdaad, het scheen of van dit oogenblik af, de activistische geest heftiger opflakkerde; de berichten die ons uit Vlaanderen bereikten waren verheugend.
Te Brussel, na een vertooning in den Nederl. Schouwburg werd, na een koude ‘Brabançonne’, door het publiek geestdriftig ‘De Vlaamsche Leeuw’ en ‘Groeninghe’ aangeheven.
Op de Dailyplaats aldaar gingen Vlaamsche soldaten aan 't vechten tegen Waalsche; - in de Hoogstraat, Engelschen tegen Walen.
Te Gent geraakten Vlamingen, verbonden met Engelschen slaags met Fransche en Waalsche soldaten.
Den 14 Februari hadden de Kamers de Haversche besluitwetten wetskrachtig verklaard: daags daarna, ontploft een bom te Gent voor het huis van den sigarenfabrikant Jan Beyts, in de Pekelharingstraat - eenen der leiders van de plunder- | |
| |
tochten in November. Kort daarop, 6 Maart, weer een bomaanslag tegen den franschdollen schepen De Weerdt.
Te Antwerpen, trekken de Vlamingen naar de redaktiekantoren van ‘La Métropole’, den Moniteur van de ‘patriottards’ en verbrijzelen er de ruiten.
Den 9 Maart, jagen te Brussel, de Flaminganten onder het zingen van ‘Wilhelmus’ een annexionnistische meeting uiteen, belegd door het ‘Comité de politique Nationale’ en waar Nothomb, Piérard en Destrée voor de inlijving van Hollandsch Limbwurg en Zeeuwsch Vlaanderen wilden pleiten.
Tusschen haakjes zij hier bijgevoegd, dat ook de Vlaamsche uitgewekenen zich lieten hooren in deze zaak. Te Utrecht gaven zij een Manifest uit, dato 4 Maart, waarin kordaat verklaard werd: ‘Wij, in Nederland verblijvende Vlamingen voelen ons op dit oogenblik de natuurlijke bondgenooten van onze stambroeders uit het Noorden. - Wij verklaren nooit de hand te zullen leenen tot éénig vergrijp tegen het Nederlandsch Broedervolk.’
Het duurde steeds geruimen tijd, vooraleer berichten van boven-geschetsten aard tot ons doordrongen. Immers al was de officieele militaire censuur opgeheven, toch werd bij geheime circulaire, behelzend 9 punten, aan de dagbladen verboden eenige ruchtbaarheid aan ‘staatsgevaarlijke’ gebeurtenissen te verleenen. Zoo mochten o.a. de woorden ‘een vrij Vlaanderen in een vrij Belgie’ niet gedrukt worden, maar werd er op gewezen dat stemming maken tegen Holland in onbeperkten zin toegelaten bleef!
De krijgsraden die zich door hunne belachelijke vonnissen onmogelijk hadden gemaakt (na het proces Robert De Waele, veroordeelden zij b.v. nog den directeur-generaal voor Onderwijs, Edward Coremans tot 15 jaar dwangarbeid, den radikaal Vlaamschgezinden apotheker Constant Gillis tot 10 jaar, Dr Van de Velden tot 10 jaar dwangarbeid, Manssens en Jan Hainaut tot 10 jaar opsluiting, enz. enz. Zij zagen zich einde Maart deze politieke aangelegenheden onttrekken, en den 22n werd ook de staat van beleg opgeheven voor Oost-Vlaanderen.
Het ‘Vlaamsch Comité’ in Nederland had op 1 Februari zijne politieke bevoegdheid afgelegd, maar het Haagsch steuncomité bleef voortwerken en had door het Stadsbeheer een le- | |
| |
digstaand huis aan de Elandstraat 78, in bruikleen verkregen, van af 1 Maart.
In dit lokaal werden, ten behoeve der bannelingen, kostelooze lessen ingericht in vreemde talen, boekhouden, handelsrekenen, handelsrecht en snelschrift. Hoe bescheiden deze inrichting noodwendig ook bleef, toch heeft ze menigen onzer vrienden dank zij de toewijding der lesgevers, de heeren Leo Simons, Flor. Peeters, Paul Vrijdaghs en Joz. Van den Broeck, ten slotte toch in staat gesteld een betrekking te veroveren, bij hollandsche firmas en méér dan een voorbeeld zou aangehaald kunnen worden, van Vlamingen die zich aldus flink opgewerkt hebben.
De bereikbare Beheerraadsleden van ‘Volksopbeuring’ vergaderden eveneens eenige malen in Den Haag, om, in verstandhouding met achtergeblevenen in Vlaanderen, (te Antwerpen o.a. werkten de verkooplokalen nog een tijdje voort), zooveel mogelijk trachten te likwideeren. Dat daarbij verliezen niet af te weren waren, spreekt van zelf, gezien enorme prijsdaling, warenbederf, oninbare rekeningen, enz.
Met mijn gezin bleef ik in briefwisseling, niet over de post - die weg was niet veilig!... - maar door de dienstvaardigheid van een Antwerpsch vriend die een ‘pas’ bezat en dikwijls over en weer reisde.
Op die wijze kon het noodige gedaan worden, om mijne boeken uit Schaarbeek naar een familielid te Antwerpen over te brengen en mijne meubelen te Brussel te doen verkoopen. De hypotheken op mijne eigendommen waren toegezegd en de tegenwaarde ervan zou in ‘guldens’ door mijn notaris naar een aangeduide Hollandsche Bank gezonden worden.
Ik ging ijverig op zoek naar een gemeubelde woning, die ik na lang zoeken vond, in de 2de Obrechtsstraat 491.
Het kwam er nu op aan ‘paspoorten’ te verkrijgen voor gansch mijn gezin. Toezicht op vreemdelingen was verscherpt, tengevolge van de bolsjewistische actie: ik wist waarachtig geen raad, tot ik - toevallig - vernam dat te Terneuzen nog wel eenige kans bestond tot het bekomen van identiteitskaarten. Ik reisde er zonder dralen heen en bekwam het gewenschte, na vele mooie woorden...
Een Vlaamsch uitgewekene, te Bergen-op-Zoom vertoevend, bracht mij in betrekking met een bewoner der grenszone boven Calmpthout. In een grooten wagen zou dan, in den zeer vroegen ochtend, mijn gezin over Hollandsch Putte ge- | |
| |
voerd worden, waar ik het zou opwachten met de ‘passen’ en vandaar naar de Obrechtsstraat brengen.
Evenals in Oktober 1914, te Vlissingen, moest ik weer mijne ‘huishouding’ in regel brengen. Het was begin Maart: er moest gezorgd worden voor linnen, voor brandstof, voor kruidenierswaren enz. Met groote toewijding en in het zweet mijn aanschijns, had ik wel 2 kilogram koffieboonen gemalen... Ik kreeg er echter later een ‘standje’ voor: alle geur en smaak was er door verloren gegaan!
|
|