| |
Jaarfeest van ‘Kolenverdeeling’ Profetien... De nakende Ineenstorting
‘Kolenverdeeling’ bestond thans een jaar, en deze gebeurtenis werd te Brussel gevierd op 21 September door een Feestmaal, waar, naast Leiding en personeel van den Hoofdzetel, een ruim honderdtal toezichters en afgevaardigden van de Bijkantoren, aan den disch geschaard zaten, in de opgesmukte zeer ruime bovenzaal van het Spijshuis ‘Volksopbeuring’.
Op zich zelf beschouwd, zegt het feit van 'n één-jarig bestaan niet zoo bijster veel. Maar toch waren de uitslagen door ‘Kolenverdeeling’ gedurende dat enkele jaar bereikt, zoo beduidend, dat ik het wel nuttig acht, er even bij stil te staan, om te doen uitschijnen wat Vlaamsche eensgezindheid en offervaardigheid bewerken kunnen.
Ons verdeelingsterrein hadden wij verdeeld in tien kreitsen: Antwerpen, Mechelen, Turnhout, Brussel-Land, Groot-Brussel, Leuven, Hasselt, Maaseik, Tongeren en St. Niklaas, en 'n hoeveelheid van 327.210.018 Kgr. steenkolen was tegen buitengewoon lage prijzen verdeeld geworden tot algemeene tevredenheid, trots tegenwerking van Waalsche mijnen en Duitsche bureaucraten.
In de vluchtelingenpers stond te lezen, dat vele gemeenten hun geld hadden gestort, zonder de koopwaar te ontvangen. In ‘Het Vlaamsche Nieuws’ had ik deze grove leugen afdoende weerlegd, en er zelfs bijgevoegd, dat een overschot van een miljoen frank in kas lag, alhoewel wij geene winst mochten verwezenlijken. Alleen door zuinig beheer, door toewijding van personeel en toezichters, waren sommige uitbatingsberamingen buitengewoon meêgevallen en hadden deze onverhoopte winst gelaten.
| |
| |
Er werd dan besloten, de minder goede partijen - die de Walen ons ‘opsolferden’ - tot ‘briketten’ te verwerken. Twee fabrieken werden opgericht, in den Brusselschen omtrek en de produkten kosteloos verstrekt aan die gemeenten, waar tengevolge van de armoede, vele rantsoenen niet konden afgenomen worden, niettegenstaande de lage prijzen.
‘Kolenverdeeling’ mocht dus wel met eenigen trots op den afgelegden weg terugblikken, en de viering, door den Kring ‘Sterk door Eendracht’ opgevat, had dan ook een echt feestelijk, en tevens broederlijk-eendrachtig verloop.
Als Algemeen Secretaris viel mij natuurlijk de taak te beurt, een inleidende rede uit te spreken, die tevens een hulde werd aan den Hoofdleider Leo Meert.
Een rijkgebonden feestalbum, met al de handteekeningen van onze medewerkers en daarbij versierd met prachtige allegorische penteekeningen door A. De Weerdt, benevens een kunstig marmeren tafelstuk door Nijssens, met geschilderd paneel door J. Dierckx, werd den Hoofdleider aangeboden en ik was niet weinig verrast, dat ook mij, dergelijk Album en een mooi gesmeed-ijzeren schoorsteengarnituur vereerd werd.
Tal van toespraken werden nog gehouden, en een gelegenheidsgedicht van Willem Gijssels voorgedragen.
Het viel heer Leo Meert en ook mij, wel wat moeilijk voor zulke hartelijke genegenheids-bewijzen de hier passende dankwoorden te vinden, maar het Kolenverdeelings-‘gezin’ wist wel, hoe goed wij het met hen meenden, en na veel muziek, declamatie, sloot deze heerlijke avond in de gulste stemming.
Niet zonder weemoed, kan ik terugdenken aan die heerlijke dagen van zwoegen en opbouwen, naast zooveel ‘geleuter’ op staatkundig terrein... ...
De weifelende zigzag-politiek van de Duitsche Overheid had daar voorzeker de hoofdschuld aan, maar toch - hoe veel verder hadden wij niet gestaan, zonder al het tijdverlies, berokkend door theoretische besprekingen over doelstelling.
Dit ging men nu eindelijk ook inzien, helaas wel wat laat!
De stand aan het front werd met den dag hachelijker voor de Duitschers. De Hindenburglinie was reeds door de Engelschen te Drocourt doorgebroken, en week weldra op meerdere punten terug. Den 28n September, begonnen de Belgen hun
| |
| |
aanval op Diksmuide en op Ieperen, en niettegenstaande den verwoeden duitschen tegenaanval, neemt Generaal Drubbel, met zijne Ie en IIe legerdivisies, het fel omstreden woud van Houthulst.
Generaal Drubbel heeft zich niet geschaamd, later in een activistenproces te getuigen, dat hij zijne troepen, zonder tellen, in die vuurhel heeft gezonden, omdat deze Legerafdeelingen vooral als Vlaamschgezind bekend stonden, en zij met hun bloed alzoo de ‘belgische’ eerherstelling moesten koopen!
Nog wijken de Duitschers op Maas en Samber. Begin Oktober kapituleert Bulgarije; Turkije staat op het ineenzinken... Oostende en Brugge worden ontruimd; de kust wordt door de Centralen opgegeven en zij trekken zich terug op eene nieuwe defensie-lijn Oostende-Tielt.
Oostenrijk-Hongarije wankelt. Geruchten doen de ronde, dat van daaruit aan de Geallieerden een vredesvoorstel werd gedaan achter den rug om van den Duitschen bondgenoot.
Weldra blijkt, dat de Oostenrijksche graaf Törring, verwant aan het belgisch Vorstenhuis - uit persoonlijken naam, via Bern, een plan tot vrede heeft doen toekomen aan de Entente, die het trouwens hooghartig afwees. In deze vredesvoorstellen werd ook volledige ‘amnestie’ bedongen voor de Vlaamsche Activisten.
Dadelijk schrijft Borms in het ‘Vlaamsche Nieuws’ van 26 September:
‘Wij Aktivisten verklaren, dat wij niemand mandaat hebben gegeven, aan wien, ook amnestie voor ons te verzoeken; ja, dat we er niet in 't minst aan denken die ooit te vragen, Voor ons is de Haversche regeering de aartsvijand van Vlaanderen geworden. Die regeering erkennen wij niet meer en we kunnen haar dan ook niets meer vragen, in 't allerminst vergiffenis. Met ons mag gebeuren wat wil, wij hebben tot nog toe gedaan, wat menschelijk mogelijk was om ons Vlaanderen van den ondergang te redden. Wij dienden nooit en zullen nooit rechtstreeks Duitsche plannen dienen, maar louter Vlaamsche. Wij zullen onzen plicht blijven doen en ons weren tot den laats ten ademtocht. En vallen wij, we zullen vallen met eer! Dat kunnen wij U beloven, laffe franskiljons!’
Zoo sprak deze edele, onverschrokken man, toen alles rondom ons kraakte en instortte!
Immers, wij wisten maar al te wel, dat het laatste bedrijf aan den gang was en in dezen oppersten nood, doken allerhande plannen op, ook bij de radikaalste Jong-Vlamingen,
| |
| |
om te trachten te redden, wat te redden was. Ernstig werd overwogen, door persoonlijke stappen bij de ‘passieven’ in Nederland aanleuning te zoeken, opdat zij de lijn zouden voorttrekken, zoodra de Duitschers weg waren. Ook dit is een misrekening gebleken, want de zoogenaamd passieven, die beweerden enkel ‘lijdzaam’ te blijven, omdat het land bezet was, verroerden geen vin, om het door ons opgetrokken gebouw te beschermen, integendeel!
Maar daarover praten we later nog.
In afwachting wil ik hier even stilstaan bij een boek, dat toen pas in Vlaanderen was doorgedrongen, namelijk ‘Boudewijn, de Ezel’ van Felix Timmermans.
Voor wie ‘tusschen’ de regels kan lezen, is hier de activistenstrijd geschetst, en de oolijke poëet schrijft dan ook, met rede, bovenaan het eerste hoofdstuk: ‘'t Geen da ge peist, is 't nie’ Timmermans, als een echte dichter, is hier profeet geweest; slechts drie korte citaten wil ik zulks laten bewijzen:
‘Als de Ezel krijgt verstand
Komt er roering in het land.’
Dat is 't Activisme!
‘En bij 't eerste morgenkrieken
toog de koning met zijn klieke
en zijn dienaars weer op reis
naar de groote stad Parijs,
wijl hij 't arme Vlaanderland,
achterliet in schaad' en schand.’
Men denke hierbij aan 't Belgisch-Fransch militair akkoord!
‘trok met opgeheven snuit
Boudewijn ons landschap uit
en ging met verfrischt gemoed
een nieuw leven te gemoet!’
Zoo voorzag Timmermans, de ballingschap van de vele Activisten, hij-zelf inbegrepen.
Ook de bekende, bezadigde C.F. de Sadeleer, die onder pseudoniem ‘Scheldeman’ zoo menig flink stuk in de ‘Gazet van Brussel’ schreef, had een zeer merkwaardige brochure laten verschijnen: ‘Hervormingsplannen’ waarin menig waardevolle wenk voorkomt tot herziening onzer Vlaamsche strijdmethodes. Reeds bij den aanvang, kunnen wij de volgende waarheden - ook profetiën - uitknippen:
| |
| |
Onze Vlaamschonkundige landgenooten koesteren niet in het minst 't voornemen om Vlaanderen te verlaten, indien zij hun voorrechten moeten prijsgeven. Zij zijn integendeel, vast besloten hun privilegiën met hand en tand, alsook met uitheemsche hulp, te verdedigen, net als vroeger.’
‘De opgedane ervaringen van den oorlog hebben ook hier duidelijk geleerd, dat men hoegenaamd niets van de “edele gevoelens” van de tegenpartij moet verwachten. De werklijkheid leert ons, dat goed recht bijna altijd goede hulp van noode heeft.’
‘De Vlaamsche beweging zal gebaat worden door een oproerig optreden, want het volk luistert naar niemand zoo zeer als naar mannen, die voor zijn zaak opgesloten werden, in ballingschap verkeeren of anderszins te lijden hebben.’
En toch ging de propaganda onverdroten voort!
De Meetings door de IJzersoldaten geheel het Vlaamsche land door gegeven, oogstten een stijgenden bijval. De bekende IJzer-brochuren-reeks moest herhaaldelijk herdrukt worden en de feiten daarin aan de kaak gesteld, lokten allerwege nog aanvullende mededeelingen uit. Vooral in ‘De Toorts’, het keurige Utrechtsche weekblad, terwijl ook in ‘Vrij België’ meer dan eens typische frontbriefjes werden afgedrukt.
Niemand twijfelde nog aan de waarachtigheid van al deze onthullingen, en toen dan plots bekend werd, dat de geheime leider der Frontbeweging, hij die den sprekenden titel van ‘Ruwaard’ droeg, door de Duitschers gevangen werd genomen, en in Vlaanderen aanwezig was, steeg de belangstelling nog dubbel zoo hoog.
Zoo bleek dan, dat op 17 September korporaal Dr phil. Adiel De Beuckelaere, krijgsgevangen werd genomen bij Kippe, na een heldhaftig verweer. Dit was telefonisch via Robaais te Brussel medegedeeld, en Vlaamsche hoofdmannen konden aldra velerhande belangrijk nieuws uit eerste bron vernemen.
Terloops zij hier nog herinnerd aan de vuige campagne, door den beruchten Rudiger in zijn ‘Flamenpolitik’ tegen De Beuckelaere op het getouw gezet op 't oogenblik, dat deze kandidaat was voor het ‘Vlaamsche Front’ in de Kamerverkiezingen van November 1921. De ‘Soir’ publiceerde dan eenige zgn. sensationeele documenten en De Beuckelaere werd aangehouden, enkel om zijne verkiezing onmogelijk te maken. Fier verklaarde de ‘Ruwaard’ voor zijne rechters: ‘Om der wille van Vlaanderen hebben wij België gediend’ en ten slotte
| |
| |
moest hij vrijgesrpoken worden, daar Duitsche dokumenten tegen hem aangevoerd, vervalscht bleken!...
Keeren wij echter terug tot October 1918.
Alhoewel de ‘Raad van Vlaanderen’ niet officieel vergaderde, grepen toch tal van bijzondere zittingen onder zijne leden plaats en werkten de Commissies nog steeds voort.
In de Commissie van Financies, was sedert geruimen tijd een uitgebreid Rapport in voorbereiding, betreffende de bestuurlijke scheiding op financieel gebied. Den 10n October werd dit kapitale stuk overhandigd aan de bevoegde Besturen: het was uiterst radikaal in zijn gevolgtrekkingen, die in groote lijnen geschetst, hierop neerkwamen:
- Vlaanderen moet volstrekt vrij staan tegenover Wallonië in zake geldwezen en al wat daar aan vast zit: Tolwezen, Handelsverdragen, Banken, enz.
- De Belgische rekeningen zullen afgesloten worden, op datum van 1 Augustus 1914, en de staatsschulden van dit moment, zullen op billijke wijze tusschen Vlaanderen en Wallonië verdeeld worden.
- De miljardenschuld door Belgie daarna aangegaan, wordt niet door ons erkend; zij kan op Wallonië verhaald worden.
- Alle zgn. belgische eigendom op Vlaamsch grondgebied gelegen, wordt Vlaamsch staatsbezit.
- Gemeenschappelijke belgische organismen worden gelikwideerd en in Vlaamsche en Waalsche omgezet, zoo bijvoorbeeld: Nationale Bank; Spaarkas; Buurtspoorwegen; Gemeentelijk Krediet; Brussel Zeehaven; Intercommunale waterwerken; Koninklijke domeinen; Kempische kolenmijnen, e.a.
Dat 4,5 miljard nieuwe schuld door Vlaanderen niet erkend kon worden, werd gegrondvest op het feit, dat sedert 1830 Wallonië doorloopend méér getrokken en minder betaald had dan Vlaanderen; - dat de Walen al de vetbetaalde ambten bezetten; dat Walenland voortdurend door openbare werken, wegenis, scholen, enz. enz. was bevoordeeld geworden en dat dit alles, op verre na, niet met deze 4,5 miljard zou betaald wezen.
Ook de Grondwet-Commissie leverde, op 12 October, haar ontwerp in, vervat in 118 artikelen.
Hoofdzakelijk waren de volgende regelingen daarin vastgelegd:
| |
| |
Vlaanderen is een onafhankelijke, onverdeelbare Staat. - Zijne eenige officieele taal is het Nederlandsch. - De Staat Vlaanderen zal gevormd worden volgens de taalgrens, met bijvoeging van Fransch-Vlaanderen en van de Nederlandsche kantons Landen en Aubel. - De rijksvlag zal zijn, de Zwarte Leeuw op gouden veld met de leuze: ‘Vlaanderen die Leu’.
Eenige bestuurlijke verbeteringen waren eveneens voorzien. De Ministers worden buiten de Kamers aangeduid. De wetgevende verkiezingen geschieden om de vier jaar, voor de geheele samenstelling der beide Kamers en niet voor de helft. De Magistraten worden voortaan door de uitvoerende macht benoemd. Handelsrechtbanken worden afgeschaft. In elke provincie-hoofdplaats wordt een Beroepshof ingesteld. De Jury is enkel bevoegd in politieke- en perszaken. De burgerwacht wordt afgeschaft. Algemeen stemrecht ingevoerd met 1 stem op 25 en 2 stemmen op 40 jaar. Een Staatsraad wordt ingesteld, die bij elk wetsvoorstel moet geraadpleegd worden en mede de wetten uitvaardigt.
Na maandenlange besprekingen hadden aldus zeer gewichtige vraagstukken een wel-omlijnden vorm gekregen en bij een verloop zooals door de Activisten vermoed - namelijk bij een vrede door vergelijk - had Vlaanderen een groot deel van bovenstaande verzuchtingen en voorstellen zien verwezenlijken.
Het buitenland was er van doordrongen, dat hier in Vlaanderen iets definitiefs op til was. In Nederland, o.a. zag eene merkwaardige brochure van den Vlamingenvriend Leo Simons, Leider van de befaamde Wereldbibliotheek, het licht, onder den titel van ‘De Bewustwording van Vlaanderen’ nadat dit opstel reeds in het Septembernummer van ‘De Gids’ verschenen was.
Leo Simons gaf daarin een beknopte studie ten beste van de vooroorlogsche Vlaamsche Beweging, bracht in herinnering de woorden van Aug. Vermeylen uit 1895, toen deze in zijne ‘Kritiek’ schreef: ‘Vlaanderen, dat voelen ze, dat willen ze. België laat hen koud. Wij konden het heuglijk feit beleven, dat de Brabançonne uitgefloten werd.’
Daartegenover de Waalsche stem van een Jules Destrée, die aan Koning Albert schreef: ‘Sire, er zijn geen Belgen. Er bestaan slechts Walen en Vlamingen.’
En als kenmerkend teeken van den huidigen tijd, de
| |
| |
trotsch-bewuste verklaring van korporaal Jul. Charpentier aan Generaal Bernheim: ‘Ik ben eerst Vlaming, Generaal, en dan Belg.’
De conclusie van Simons' vlugschrift, dat Vlaanderen thans zichzelf bevrijden moest, joeg heel wat stof op in de belgicistische en klein-hollandsche middens, maar in Vlaanderen bood zij ons ruggesteun, en stelde zij het daadvaardig Activisme in eere tegen het ‘mergeloos passivisme’ zooals de schrijver de mannen van de ‘kat uit den boom kijkerij’ noemde.
Het zgn. ‘Vlaamsch-Belgisch (?) Verbond’ uit Den Haag, vond het noodig nog eens een degenstoot te meer in 't water te geven, en onder handteekening van voorzitter Fr. Van Cauwelaert, zond het op 16 October een telegram aan den Koning en aan Minister-president Cooreman:
Daaruit de volgende brokken:
Het V.B.V. biedt zijne gelukwenschen bij gelegenheid der roemvolle overwinningen en begroet Uwe aanstaande en zegevierende terugkomst in de hoofdstad.
Drukt den vurigen wensch uit, dat de nieuwe tijd over België ingeluid worde door onmiddellijke bewilliging voor het Vlaamsche Volk van de noodige bestuurlijke, militaire en opvoedkundige hervormingen, alsmede de meest daadwerkelijke gelijkheid op taalgebied en hernieuwt aan Z.M. de verzekering van zijn onvergankelijken trouw.
Flauwer kon wel niet!
Rond dezen tijd werd de droeve mare bevestigd, dat de vereerde Joe English, in het hospitaal te Vinckem, was bezweken. Joe English was de fijnzinnige teekenaar van ‘O.L. Vrouw van den IJzer’, ‘Kerstvizioen’, ‘Ik dien’, ‘Credo’, ‘'t Kruis der Vlaamsche Dooden’, ‘Noch Duitsch, noch Fransch’ en zoo menig beteekenisvolle Vlaamsche prent, die recht tot het hart der IJzerjongens ging. Hij was gehuwd met Eliza Goedemé, dochter van den bekenden flamingant en Sinjoor, en zijn overlijdensmare wekte aldus bijzonder diepen indruk te Antwerpen, zooals bleek uit de ‘Vlaamsche Nieuws’-berichten.
Tegen 15 October was de heropening aangekondigd van de Hoogeschool van Gent. Door ziekte was de hoogbedaagde rector Hoffman in de praktische onmogelijkheid zijn post te te gaan innemen, en Prof. Reimond Speleers werd bereid gevonden deze waardigheid op zich te nemen.
| |
| |
Inmiddels was te Berlijn een kanselierkrisis aan de orde. Zij werd op 4 October opgelost, door de vervanging van Hertling door Prins Max van Baden, en reeds op 7 October ging van den nieuwen Kanselier, een vredesaanbod, via de Zwitsersche Regeering, naar President Wilson, op grond van dezes Boodschappen van 8 Januari en 27 September 1918.
Als slot behelsde dit aanbod volgend voorstel:
‘Om verder bloedvergieten te vermijden, verzoekt de Duitsche Regeering het onmiddellijk sluiten van een algemeenen wapenstilstand te land, te water en in lucht te bewerkstelligen.’
Den 8 October liet Wilson door den Amerikaanschen Algemeenen Secretaris voor Buitenlandsche Zaken, Robert Lansing, via Bern melden, dat verdere besprekingen zouden afhangen van de bereidverklaring door de Centralen, om onmiddellijk overal hun bezettingstroepen weg te trekken.
Hierop zond de Duitsche Staatssecretaris Solf, op 12 October, antwoord dat ‘Duitschland en Oostenrijk-Hongarije bereid zijn alle bezette gebieden te ontruimen en stelt voor, dat President Wilson een gemengde Kommisse zou bijeenroepen om hiertoe de noodige maatregelen te treffen.’
Zijnerzijds had Oostenrijk den 5 October een vredesaanbod gedaan aan Amerika, door bemiddeling van zijn zaakgelastigde te Stockholm, en ging daarna zoover in zijne toegevingen, dat het, op 27 October, aan Wilson deed toezeggen dat het den Tsjecko-Slovaken en den Joego-Slaven zelfbestuur toekende, mits een onmiddellijken wapenstilstand.
President Wilson besloot persoonlijk naar Parijs te komen. Intusschen stond Duitschland nagenoeg alléén tegenover al zijn vijanden. Amerika had den 14n geantwoord, dat vooraf het keizerlijk, militair bewind moest weggeruimd worden. In Duitschland werd de uiterst linker richting hierdoor meester van den politieken toestand, en na langdurige onderhandelingen, kreeg generaal Foch opdracht zijne vredesvoorwaarden aan Berlijn kenbaar te maken (5 November.)
Aan het westelijk front was de toestand voor de Duitschers onhoudbaar geworden. Na Oostende, Thorhout, Brugge en Zeebrugge, viel Kortrijk en wij zagen te Brussel de activistische Kortrijkzanen inwijken, zooals vier jaar te voren, de inwoners van Leuven naar Antwerpen vluchtten...
Door de bezettende overheid werd de mogelijkheid inge- | |
| |
zien, bijgeval van overhaast terugwijken uit Brussel, een tusschentijdige regeering van nu af reeds aan te stellen. Baron Von der Lancken had de gedachte opgevat hiervoor het Nationaal Komiteit voor Voeding en dezes hoofdleider Franqui aan te duiden.
Het spreekt van zelf dat wij deze mogelijkheid alles behalve opgetogen tegemoet zagen
Maar de ineenstorting dreigde elk moment!
Toen gebeurde er iets, dat op mijn verder leven een diepen stempel heeft gedrukt.
|
|