| |
Steeds voorwaarts! Het ‘Engelsch Memorandum’ van Van Cauwelaert
Te Gent ontstond de zeer ijverige ‘Nationalistische Bond’ en een ‘Nationalistische Voorwacht’ naar wier model het gansche Vlaamsche land door, Voorwachten gesticht werden, die zich alras in een Bond aaneensloten.
Te Antwerpen nam ‘Volksopbeuring’ nog grootere vlucht, en moesten de kantoren overgebracht worden naar een ruimer gebouw op de Groote Markt Nr 50. Daarna werd ook de verdeeling van voedingswaren ter hand genomen - suiker, boter, enz. wat leidde tot de oprichting van ‘Verdeelingsmagazijnen’ op de Ossenmarkt; ook te Turnhout, Mechelen, Lier en St. Niklaas. Deze nieuwe werking stond onder de algemeene leiding van Lambert Stevens, daartoe aangesteld door de Hoofdleiding van ‘Volksopbeuring’ te Brussel. Het was hoognoodig mede te helpen, om wat orde te brengen in de schreeuwende wantoestanden, bij het beruchte ‘Comité National’. In een artikel van de ‘Eendracht’ dato 4 Mei, werd de zaak als volgt belicht:
‘Aan de bevolking moeten genoeg eetwaren verschaft worden om aan alle behoeften te voldoen. De rantsoenen moeten verhoogd worden. Aan de boeren is steeds het wachtwoord gegeven door gezaghebbende personen en organismen, zoo min mogelijk af te staan. Daarbij zijn de aan de boeren betaalde prijzen buiten alle verhouding met de prijzen die het “Comité National” zelf opstrijkt. Dit Komiteit, gesticht om den woeker tegen te gaan, is zelf de grootste woekeraar en heeft niet weinig bijgedragen, om bij de boerenbevolking den lust naar overdreven prijzen op te wekken.’
Het kwaad bleek echter te diep ingevreten, en de Duitschers traden te laksch op.
Ook in ‘Kolenverdeeling’ hadden wij dikwijls bedrijfs- | |
| |
moeilijkheden, doordien de Waalsche mijndirecteuren te traag, of te slechte kwaliteiten leverden. Des te beter konden de nog steeds voortbestaande ‘Union houillère’ en ‘Société Charbonnière’ van Antwerpen afleveren!... Hoe ongelooflijk het ook schijne, toch werkten onze franskiljonsche maatschappijen ongestoord voort, met welwillenden steun van den bezetter en konden zij voortdurend ontzaglijke hoeveelheden van puike kolen verkrijgen. Na lang aandringen, mocht onze Referent, Dr Giebel, er in gelukken, een aanzienlijk gedeelte van dezen toevoer, aan ‘Kolenverdeeling’ te doen afstaan. Hiervoor was nochtans, buiten de talrijke brieven, een speciale reis naar Antwerpen noodig geweest, en zoo zag ik, op 16 Mei, mijne moederstad nog eens terug.
Cultureel was er eveneens vernieuwd leven.
Van de hand van den beslagen Maurits Fassotte (schuilnaam ‘Liederik’) was een merkwaardig boek verschenen: - ‘Vlaanderen's Economische Zelfstandigheid’ waarin aangetoond werd, dat wij met onze Haven, met ons Kempisch kolenbekken, met onze verscheidene Vlaamsche nijverheidstakken, met onze zeekust, met ons germaansch achterland, rijk genoeg bedeeld waren om ook economisch op onze eigen beenen te staan, op voorwaarde nochtans, dat wij het vreemde kapitaal uit onze Bankondernemnigen weerden en aldus die ‘zuigpompen’ tot eigen volkswelvaart aanwendden.
Dit boek gaf een gansch nieuwen, frisschen kijk op den strijd en zijne mogelijkheden, en genoot een reusachtigen bijval.
Een nieuw tijdschrift verscheen te Antwerpen: ‘De Stroom’ waarin lezenswaardige opstellen verschenen over letterkunde, kunsten, oudheden, enz. Als medewerkers stonden vermeld, o.a.: Dr. A. Claus, Dr. W, Tamm, Mter V. Jacobs, Max Oboussier, Herman Vos, Jan Denucé, Dr Rudelsheim, Mter Emiel Wildiers, enz. Ik had ook mijne medewerking toegezegd, en maakte een opstel persklaar over ‘De Vlaamsche Rederijkers’. Het lange achterwege blijven van eenige illustraties zijn oorzaak geworden, dat mijn stuk nooit verschenen is.
De activistische katholieke syndikalisten hadden zich te Antwerpen gegroepeerd, onder de benaming van ‘Voor vrede en Zelfstandig Vlaanderen’ en hunne eerste openbare Meeting, op 25 Mei, in de Zaal van Wesenbeke, slaagde opperbest. Puike redevoeringen werden er uitgesproken door J. Bellefroid en Antoon Wolfs.
| |
| |
De franskiljons bleven aldoor even enggeestig en haatdragend. Een teekenend staaltje leverden zij hiervan nog toen, op 28 Mei, een zoon van E. Ver Hees (Gevolmachtigde bij den ‘Raad van Vlaanderen’), te Mechelen tot priester gewijd, zijn eerste mis lezen zou in een Brusselsche parochie. Op bevel van den pastoor, waren de geestelijken en de zangers weggebleven, en op de straatsteenen, voor de kerk, stond in groote witte letters geschilderd: ‘A bas les traitres’...
Schreef trouwens de fameuze Léonce Du Catillon niet in het ‘Belgisch Dagblad’ van 31 Mei dat ‘het activisme alleen ‘maar door het vuur en 't zwaard kon vernietigd worden’?...
Was het in de aktivistische rangen niet altijd en overal onverdeelde eendracht die heerschte - (zoo b.v. was er te Gent scheuring ontstaan en een nieuwe groep onder leiding van de gebroeders van Roy en Dr Antoon Picard gesticht onder de benaming ‘Vlaamsch Nationale Partij’) - in de belgische regeeringskringen te Ste Adresse, was er al lang wat aan 't broeien. Renkin met Rutten voerden een vinnige campagne tegen de Broqueville, en deze moest op 3 Juni baan ruimen voor Cooreman.
In den ‘Nieuwe Rotterdammer’ kon men lezen, dat de Broqueville, die de ‘diktatoriale’ strekking vertegenwoordigde, thans opgevolgd was door den ‘gematigden’ Cooreman die er voor zorgen zou dat ‘de Vlamingen voortaan gemakkelijker gehoor zullen vinden te Havere’...
Wel naief!... Niemand minder dan Monet in ‘De Telegraaf’ schreef over Cooreman's gezindheid:
‘Wie heeft ooit van zoogenaamd flamingantisme bij hem gehoord? Van wijziging der ‘Vlamenpolitiek’ is geen spraak. Moest dat zijn, dan zouden wel de andere ministers hun ontslag gegeven hebben. In de eerste plaats zeker reeds de heer Paul Hymans, van Buitenlandsche Zaken, op wien de grootste verantwoordelijkheid rust, - om niet eens van de Waalsche ministers als Berryer, Goblet d'Alviella en Brunet te spreken.
Inderdaad: goedschiks zouden de Haversche Heeren wel nooit er aan denken den Vlamingen recht te laten wedervaren: allen tegen den executie-muur met 12 kogels afgemaakt, zoo luidde de eenige belgische ‘Vlamenpolitiek!’
Toch was de activistiche beweging wel het voornaamste struikelblok geweest bij de Broqueville's val. Het is bekend,
| |
| |
dat men op zeker oogenblik in Hâvre-de-Grâce, het hoofd kwijt geraakte. Schreef toen Hymans niet een brief aan zijn aartsvijand Kamiel Huysmans, om hem asjeblieft te verzoeken naar Le Hâvre te komen, ten einde de oproerige Vlaamsche werklieden te sussen, en antwoordde Huysmans niet ‘dat hij niet zou komen, - dat alles wat gebeurde de schuld was van de regeering, die geen Vlaamsch programma had, en daar nu de gevolgen maar moest van dragen’?...
In hun radeloosheid zagen zij dan nog maar enkel heil bij Van Cauwelaert, en de Broqueville had hem uitgenoodigd, daar - en hier haal ik de onverdachte woorden aan, van Rudiger in zijn boek ‘Flamenpolitik’ - daar ‘on connaissait la faiblesse de son caractère’... (‘men zijn karakterzwakte kende’).
Van Cauwelaert stemde toe. Maar nu had hij een fransch paspoort noodig en een engelsch, om in Le Hâvre te geraken.
De fransche consul-generaal Alizé, in Den Haag, begon met te weigeren, daar Van Cauwelaert op zijn ‘fiches’ vermeld stond als... handlanger van Borms! Na veel gesol, kreeg hij eindelijk zijn ‘pas’. - Doch ook de Engelsche consul, Maxse, wilde geen paspoort verstrekken aan den.. ‘Activist’.
Ten einde Maxse te overtuigen van zijn belgisch loyalisme, heeft Van Cauwelaert dan zijn berucht ‘Memorandum’ aan de Engelsche regeering gericht, om de taalkwestie uiteen te zetten.
Hij kreeg eindelijk zijn engelsch vrijgeleide, en na gedurende twee volle dagen met de Broquevile onderhandeld te hebben, liet hij zich naar 't front zenden, met de opdracht de Vlaamsche soldaten ‘op zijn belgisch’ te paloeteren.
Hij kwam echter aan een verkeerd adres te recht, want hij werd door hen duchtig uitgejouwd en uitgefloten.
Tot overmaat van ramp, geraakte het ‘Belgisch Dagblad’ in 't bezit van een af druk van gezegd ‘Memorandum’, - publiceerde het gedeeltelijk, en verweet den schrijver - met reden - dat hij zich tot een ‘vreemde’ Mogendheid had gericht, in een zg. ‘belgische’ aangelegenheid, precies zooals de ‘Activisten’ zulks gedaan hadden.
Had Van Cauwelaert bij Broqueville stand gehouden en verbindende toezeggingen geëischt, om ze aan de Vlaamsche soldaten over te brengen, dan hadde hij zijn volk gediend, - thans heeft hij het eenvoudig verraden, op hoop van wat partij-politiek gezag en voordeel!
| |
| |
Het loont wel de moeite eenige gedeelten uit het bewuste ‘Memorandum’ te vertalen en samen te vatten:
‘Het is een feit, dat er in België een talenvraagstuk bestaat. De oorlog heeft het op scherpe wijze onder de internationale aandacht gebracht, maar de oorlog heeft deze kwestie geenszins geschapen.
De reactie tegen het talenregiem van 1830, heeft men ‘Vlaamsche Beweging’ genoemd, en haar doelwit is ten 1ste aan het Vlaamsche Volk gelijkheid in rechte en in feite te waarborgen - ten 2de aan het Vlaamsche Volk zijn geestelijke en zedelijke eenheid onder de standen terugschenken; - ten 2de verstandelijk en zedelijk dit Volk in staat stellen zijn natuurlijke gaven te ontwikkelen.
Hiertoe zijn drie factoren vereischt:
1. | Een volmaakt onderwijs in alle graden met de moedertaal als onderwijstaal. |
2. | De Vlaamsche taal voorschrijven in uitwendige en inwendige bestuurszaken in de Vlaamsche provinciën, en bij de centrale belgische besturen in hun kontrakt met het Vlaamsche land. |
3. | Het belgisch leger derwijze herinrichten, dat Vlamingen en Walen gescheidene, homogene taaleenheden vormen, en dat deze gedrild en aangevoerd worden in de taal der manschappen. |
Ziehier de bijzonderste vooroordeelen tegen deze oplossing:
1. | De taalrechten der Walen worden erdoor geschonden. Dit is onwaar. De Vlamingen willen hen hunne taal niet opdringen, zoolang zij geen ambt vervullen in Vlaanderen. |
2. | De belgische staatseenheid wordt erdoor bedreigd. |
Dit is onwaar. Laat benoorden de taalgrens het bestuur en het openbaar leven Vlaamsch zijn, en bezuiden de taalgrens fransch, en de kwestie is opgelost, zooals Zwitserland het deed.
3. | De Vlaamsche beweging is gekant tegen fransche taalstudie. |
Dit is onwaar. De Vlamingen begrijpen het nut van de fransche taalkennis, zooals van meerdere vreemde talen.
4. | De Beweging staat vijandig tegenover Frankrijk. |
Dit is eerloos. De Vlamingen staan sympathiek tegenover dit dapper land.
5. | De Beweging is ingeblazen door Duitschland. |
Dit is een schandige laster. Voor den oorlog heeft Duitschland zich nooit hiermede bemoeid. Integendeel, de ingeweken duitschers hebben zich veel meer met franschsprekende middens verbonden. Te Antwerpen b.v. hebben zij geldelijk schouwburgen en andere inrichtingen ondersteund, die tegen de Vl. Beweging gericht waren.
Zekere belgische pers heeft, einde 1914, de misnoegdheid der Vlamingen uitgelokt, door te gewagen van ‘verraders’ en van duitsche ‘Mache’ en door een ‘latijnsch’ België te voorspellen. Vernederende bejegening door belgische besturen heb- | |
| |
ben de Vlaamsche eigenliefde gekwetst, en sommigen hebben steun gezocht bij de Duitschers. Zoo ontstond het ‘Activisme’.
Steller schildert dan, op zijn manier het ‘Activisme’. Daarna prikkelt hij het engelsch eigenbelang, door te wijzen op het drijven naar eenzijdig fransche orienteering, terwijl Engeland aangespoord wordt vooral de sympathie der Vlamingen te verwerven.
Het was wis en zeker een pogen tot ‘internationaliseering’ van den Vlaamschen strijd, en dit kon niet anders dan de banbliksems van Minister P. Hymans uitlokken, die schreef aan de Broqueville: ‘Daar ziet ge nu, wat wij aan uwen Van Cauwelaert hebben!’
Treurig avontuur: eenerzijds uitgejouwd door de Vlaamsche jongens, anderzijds toch nog verdacht bij de belgische ‘bazen’, die hem zelfs beletten de voorgenomen reis naar Zwitserland te ondernemen!... Treurig, en ‘verdiend’! Men kan geen twee heeren dienen, o Van Cauwelaert!
In 't bezette gebied hadden wij, Activisten, al lang als stelregel: Vlaanderen vooreerst, er kome van wat wil!... En in die lijn werd het eene werk na 't andere aangevat.
De heropening van het Hooger Handelsgesticht van Antwerpen werd voorbereid, voor de maand Augustus, en natuurlijk op Vlaamschen voet. Als nieuwen bestuurder werd aangeduid, de allergunstigst bekend staande flamingant van ouden datum, Antoon Moortgat, voor dezen belangrijken post als geknipt. In den Beheerraad zetelden verder: Leo Augusteyns, Julius Boumans en Jef Hellemans.
In eene propaganda-brochure legde Moortgat deze verklaring af:
Wij willen bouwen en herbouwen derwijze, dat de Antwerpsche instelling na haar vervlaamsching, niets aan waarde zal blijken te hebben ingeschoten, toch integendeel zeer veel aan degelijkheid, doelmatigheid en vooruitstrevende kracht te hebben bijgewonnen, door zich naar alle logische moderne eischen te hebben hervormd en heringericht.
Vlaanderen heeft mannen noodig met wilskracht en ontwikkeling. Vlaamsche studenten! Nu, in 1918 heropent het Hooger Handelsgesticht zijn poorten, met het Nederlandsch als voertaal. Toont door uw talrijk optreden, dat Antwerpen in het bijzonder en Vlaanderen in het algemeen, opnieuw de banen van hun vroegeren roem betreden!
| |
| |
Al lang werd er gepoogd om de ‘Vl. Opera’ der Scheldedestad weer te openen. Nu waren het vooral de heeren Pol de Mont en Van Kerckhove-Donnez die zich voor die taak spanden, en zonder de ineenstorting, zouden hoogstwaarschijnlijk de opvoeringen in 't Winterseizoen 1918-1919 hervat zijn geworden.
Ook de onregelmatige toestand op het Kon. Vlaamsch Conservatorium, waar nog steeds geen bestuurder aangesteld was, zou zijn beslag gekregen hebben, daar de onderhandelingen met toondichter Paul Gilson, met dit doel aan den gang, op het punt stonden tot zijne benoeming te leiden.
Trouwens te Gent was het muziekleven reeds weer opgefleurd, en werden o.a. onder leiding van toondichter Oskar Roels, opera's uitgevoerd.
Te Antwerpen was een Centrale van activistische vereenigingen opgericht, die zonder voorbehoud, en alleen het beginsel aankleefde van den Zelfstandigen Staat Vlaanderen. Doel van deze Centrale was te werken voor erkenning van dien Staat door het Buitenland, en zijne innerlijke organisatie voor te bereiden. Alle richtingen waren er in vertegenwoordigd.
Rond dezen tijd liepen allerlei geruchten over een verklaring, welke Z.H. Paul Benediktus XV zou afgelegd hebben aan Mgr Heylen, Bisschop van Namen, die naar Rome was gereisd, om de houding van Kardinaal Mercier te verdedigen.
Van ‘hooggeachte zijde’ werd op 13 Juni geschreven aan de ‘Nieuwe Gentsche Courant’ dat het richtsnoer van het Vatikaan nog steeds hetzelfde was als dit door Paus Leo XIII in zijn ‘Reputantibus’ afgekondigd, en waarin vastligt, dat het de natuur zelve is die, in 's menschen hart, de liefde voor de moedertaal en den wil voor haar behoud te strijden, heeft geprent. Woordelijk staat in dit pauselijk schrijven: ‘De H. Stoel geeft aan de regeerders den raad, het taalrecht niet aan te tasten. In deze zaken heeft de priester het goede voorbeeld te geven; zijn ambt verbiedt hem zich tegen den taalstrijd te kanten, op straffe van zich bloot te stellen aan smaad vanwege de benadeelde partij.’
Mgr Heylen kon van Z.H. Benediktus niet den minsten steun tegen het Aktivisme bekomen, maar wel verklaarde de Paus: ‘dat het onderwijs in Vlaanderen in de volkstaal geschieden moest, van laag tot hoog.’
Deze woorden konden niet anders opgevat worden dan
| |
| |
een afkeuring van Mercier's optreden, en voortaan heette de Paus dan ook in de hoogere (?) belgische kringen: ‘Benoit-le-Boche’ en de vluchtelingenpers spaarde Z.H. allerminst.
Het deed dan ook weldadig aan, in het kort daarop te Baarn verschenen boek van den innig-geloovigen, katholieken schrijver Karel Van den Oever: ‘De Vlaamsche Beweging’ te mogen lezen (blz. 150):
‘Waar de Vlaamsche Beweging strekken moet, niet alleen tot het behoud der Roomsch-Katholieke levensnorm in Vlaanderen, maar tevens om aan het Vlaamsche Volk zijne normaalst-volledige ontwikkeling te geven en de Vlaamsche natie haar bovennatuurlijk doel te helpen bereiken waarvoor ze geschapen is, dan blijft de tegenstreving der Roomsch-Katholieke Bisschoppen, en de anti-flamingantische houding van Mgr Mercier allerpijnlijkst onbegrijpelijk en door hemzelf tegenover God, zijn geweten, en het Vlaamsche Volk te verantwoorden.
Ook de stoffelijke belangen der bevolking werden door de Activisten meer en meer bevorderd. Half Mei werd een nieuwe verordening afgekondigd, voorbereid en doorgedreven door den ‘Raad van Vlaanderen’ en waarbij, van af 1 Juli, aan alle beambten zonder onderscheid van graad, een maandelijksche duurtebijslag werd toegekend op de volgende basis: aan ongehuwden 55 fr. aan gehuwden 50 fr. plus 12 fr. vergoeding per kind.
Voor de aangestelden van ‘Kolenverdeeling voor Vlaanderen’ en van ‘Volksopbeuring’ was een soortgelijke maatregel getroffen. Hier had ik een persoonlijke opvatting van mij doorgedreven, mul.: de grootste bijslag ging aan de minst bezoldigden. Mijn opzet was zeer demokratisch bedoeld; evenwel heb ik toch menig bittere opmerking over die nieuwigheid moeten hooren.
Maar een waarlijk grootsch opgezet plan werd verwezenljikt door den Gevolmachtigde van Nijverheid en Handel den heer E. Ver Hees, die in zijn lange loopbaan als Secretaris-Generaal in het vooroorlogsche Ministerie, de noodige bevoegdheid en ondervinding ervoor had opgedaan. Namelijk, langs het kanaal van den ‘Raad’ werd aan de bezettende Overheid een wetsvoorstel overgemaakt, tot volmaking van de voorschriften op het gebied van verplichte sociale verzekering.
Na eene reeks zeer opgemerkte voordrachten, zoo voor de betrokken diensten, als in 't openbaar, slaagde Heer Ver Hees er in, zijne voorstellen tot Wet te doen gelden, en eenstemmig
| |
| |
bracht de pers hem den lot van werklieden en ouderlingen, wier toekomst, bij ziekte of vroegtijdige gebrekkelijkheid, door de nieuwe bepalingen doeltreffend was geregeld.
En hier moge eens te meer blijken waartoe enge partijzucht in staat is.
De kristene werklieden hadden een vergadering belegd, om deze heilzame wet en hare toepassing te bespreken en te onderzoeken. Zij ontboden als ‘sociale raadsman’ senator A. Rijckmans, en deze echte democraat (?) had aangeraden liever afzijdig te blijven (hij noemde dat: ‘de politiek van de gekruiste armen volgen’.)
Ook Pater Rutten ageerde in dien zin, maar in het ‘Verbond der Vakvereenigingen’ kwam het tot een stormachtige zitting, zoodat de goedgezinde E.H. onderpastoor Heuvelmans tegen Rutten kon zeggen: ‘Het zal niet meer gaan de Activisten aan de deur te zetten, - er zijn er al te véél.’
Alzoo: nog liever een voordeel voor den werkman van de hand wijzen, dan het te aanvaarden door activistische bemiddeling!
|
|