| |
De ‘Staking’ van het Belgisch Gerecht De Kroonraad van 1 Februari 1918.
Te Brussel moesten de ‘patriotten’ natuurlijk weer een ‘knaleffect’ insceneeren.
Zij hadden er ditmaal wat ‘pyramidaals’ op gevonden: Op 8 Februari deden zij Dr Tack en Dr A. Borms, 's morgens om half-zeven aanhouden, onder beschuldiging van samenzwering en Landverraad, krachtens artikel 104, 105, 109 en 110 van het strafwetboek.
Bij Dr Tack was, - in zijne woning van de Eudore Pirmezlaan - de Prokureur des Konings Holvoet verschenen, vergezeld van een paar heeren en de Wacht van het Parket. Een opleidingsbevel onderteekend door onderzoeksrechter Billaut werd voorgelegd en Dr Tack werd in een rijtuig, gevankelijk, naar het Paleis van Justitie gevoerd.
Daar verscheen even later Dr Borms, opgeleid door Substituut Parmentier, die hem om 6,45 uur was gaan aanhouden aan de Rogierlaan 306, te Schaarbeek. Evenals Dr Tack was hij in een rijtuig aangebracht. Borms heeft Later verteld hoe hij - vreezende dat men hem wellicht spoorloos zou doen verdwijnen - bij den ingang van het Gerechtshof aan de Wollenstraat, een duitsche schildwacht aanriep, echter zonder gevolg, daar de helpers van Parmentier hem - Borms - vastgrepen en hem vliegensvlug voor den Heer Holvoet brachten.
Dr Tack had gelegenheid gevonden, Hippoliet Meert door zijn schoonbroeder te doen verwittigen en alzoo verscheen reeds om 10 uur, de heer Schauer, Duitsch referent voor het Gerecht, in het Kabinet van den Prokureur Generaal Jottrand, met opdracht den bundel gerechtpapieren af te staan en de Heeren Borms en Tack vrij te laten, wat dan ook geschiedde.
Bedeesd had de Prokureur gezegd, dat het dus klaar was, dat de Duitschers de ‘Activisten’ beschermden, waarop Referent Schauer gevat antwoordde, dat het hier een politiek manoeuver gold, en dat het Belgisch Gerecht op onzinnige
| |
| |
manier - (‘c'est une insanité’) - zegde hij, zijn bevoegdheid was te buiten gegaan.
En zoo eindigde dit kluchtspel!
Het bleek evenwel later, dat nog meer bevelen tot aanhouding afgegeven waren, om de Zaakgelastigden van den ‘Raad’ allen gevangen te nemen.
Na hun eerste averechts, succès hebben de Heeren van het Beroepshof, dan wijselijk hun ‘ukasen’ ingetrokken.
Maar het hoofd van het Burgerlijk Bestuur, Schaible, was toch van oordeel, dat het driest vergrijp van het Gerecht, sancties noodig maakte, en de drie Voorzitters van het Beroepshof, Levy-Morelle, Ernst en Carez werden afgesteld en kort daarna naar Duitschland gebracht.
Er was onder de Activisten wel eenig verschil van meening, betreffend de wenschelijkheid van dezen maatregel, en in rustige tijden, zou men allicht geneigd zijn tot het besluit te komen: beter waren die wegvoeringen niet gebeurd. Maar, er mag niet uit het oog verloren worden, dat het ging ‘hard tegen hard’...
Prokureur-Generaal Jottrand verklaarde wel, dat hij de orders tot aanhouding niet uit Le Hâvre had ontvangen, doch dit kon wel beschouwd worden als een halve waarheid, want hij bekende, dat er een krachtige drukking op hem was uitgeoefend en men hem verzekerd had, dat de aanhoudingen toch in elk geval zouden gedaan worden.
De leiding van den ‘Raad’ stond dus voor het dilemna: ofwel alle prestige van het Activisme prijs geven, zich laten arresteeren en ontvoeren; - ofwel, zich verdedigen en de hinderpalen tot verdere actie, uit den weg ruimen. Niet tegen personen ging het, wèl tegen het stelsel.
Het was inderdaad hoogst noodig zich te verweren.
Op 11 Februari liepen, rond het middaguur, een paar honderd Brusselaars te hoop op de Groote Markt, in de verwachting steun bij de bevolking te vinden en een soort massa-protest tegen den maatregel der wegvoering der drie gerechtshoofden uit te lokken.
Het werd een nieuwe mislukking voor de ‘Ketjes’... en de Magistratuur te Brussel en te Antwerpen trok daaruit het besluit, dat zij niets minder doen kon dan ‘in bloc’ te staken! Die zonderlinge dienaars van ‘Moeder Justicia’ stelden aldus hun persoonlijke ijdelheid boven 's lands heil, want het is toch voorzeker 's lands hoogst belang dat -
| |
| |
vooral in troebele tijden - de veiligheid der bevolking gewaarborgd zij. Het gebaar dier zonderlinge magistraten beteekende noch min noch meer dan: ‘Laat het boeltje maar draaien; wij zijn boos, en 't laat ons koud of misdaad ongestraft en onbeteugeld blijve, bij gebrek aan rechtspraak.’ - Erger nog: die fameuze patriotten dreven de belgen tot ‘duitsche’ tribunalen, want het kon toch geen oogenblik verondersteld worden, dat de bezetter niet voor rust door gerecht zou zorgen.
Overal waar de boetstraffelijke rechters staakten, werden militaire rechtbanken ingericht, en duitsche rechters zetelden in stakende burgerlijke hoven.
Ik zal later te spreken hebben over de vervlaamschingsmaatregelen, die hierbij door den ‘Raad’ bewerkt werden, zoodat uit het ‘kwaad’ nog wat goeds geboren is!
Langs den anderen kant, ging het gestook tegen ons nog steeds voort.
Kardinaal Mercier had het zoo ver gedreven, in een ‘Vastenbrief’ de Activisten op ééne lijn te stellen met de oorlogswoekeraars! Als wij achteraf bedenken, dat het vooral dank de gunstige getuigenis van Monseigneur is, dat Coppée in het beruchte Benzol-procès er zoo genadig afkwam, dan komt de nijdige houding van Mercier toch wel in een allerdroevigst daglicht te staan.
In Frankrijk en in Zwitserland werden de bladen, in deze periode, overstroomd door tendenzieuse berichten tegen den ‘Raad van Vlaanderen’ en zelfs de socialistische ‘Volksstimme’ van Chemnitz, verzette zich in een artikel ‘Flamenbewegung’ tegen de zelfstandigheid van Vlaanderen.
Kamiel Ruysmans, in den ‘Belgische Socialist’, spreekt zich echter beslist uit voor internationaliseering van het Vlaamsche vraagstuk en in ‘Vrij, België’ eischt Van Cauwelaert van de Belgische Regeering eindelijk rechtherstellenue daden.
Onmiddellijk breekt de storm los tegen beide in het officieus ‘Belgische Dagblad’ waar de droeve Léonce du Castillon den hoogsten toon voert.
Toch werden de ‘passieven’ al meer en meer voorwaarts gedrongen door het optreden der activisten.
Zoo verschenen in ‘Het Vaderland’ van 24 Februari, van de hand van Hendrik Heyman, Voorzitter van het ‘Algemeen
| |
| |
Christen Vakverbond van België’ 110.000 leden tellend, de volgende beteekenisvolle woorden:
‘Ik zie geen enkele rede om het te verzwijgen mijnerzijds: honderden brieven kwamen ons toe van sociale vrienden en weldenkenden kalme en besliste christen werklieden. Al die brieven kan ik samenvatten in twee woorden: Nu of nooit!’ - nu of nooit moet de Regeering handelen’.
En den 4n Maart hield het ‘Vlaamsch Belgisch Verbond’ in Den Haag een groote vergadering, waarop een programma aangenomen werd, dat bijna eensluidend met het activistische werkplan overeenstemde.
In de beschouwingen, die Van Cauwelaert rond den tekst van dit Programma van 10 punten geweven had, mocht natuurlijk een afkeuring van den ‘Raad van Vlaanderen’ niet ontbreken, maar noch het ‘Echo belge’ van 9 Maart, noch ‘De Telegraaf’ lieten zich vangen aan die platonische ontboezemingen.
De zoogenaamde ‘belgische’ redacteur van ‘De Telegraaf’ die niemand anders was, dan de in Amsterdam lustig levende Rip, schreef met zijn gekende ‘fijne’ doch niet ‘vrije’ pen:
‘Het wordt werkelijk moeilijk, tusschen de activisten en de volgelingen van Van Cauwelaert nog een ander verschil te ontdekken dan hetgeen bestaat tusschen lui, die tegen comptante betaling en andere, die op crediet werken.’
Dus: allemaal aan Duitschland verkocht!...
Merkwaardig dat al die ‘pure’ onomkoopbare patriotten à la Rip, die nooit een woord geschreven hebben, dan uit innerlijken, eerlijken aandrang (zij zeggen het zelf, en wij moeten het dus wel gelooven), met geen lettergreep kikten over de ‘Waalsche Activisten’.
Te Charleroi b.v. was een weekblad verschenen, ‘Le Peuple Wallon’, dat onbewimpeld de politiek van den ‘Raad’ bijtrad, en zich uitsprak voor politieke scheiding.
Na den oorlog heette het dan: ‘Het Vlaamsche Activisme was een misdaad, het Waalsche- een vergissing.’
In het bezette gebied gingen de gebeurtenissen, steeds aanvullend, hun gang.
Te Brussel geeft de bekende socialistische redenaar Steven Prenau, lid van den ‘Raad’ een nieuw weekblad in het licht, met titel ‘De Vlam’.
| |
| |
Te Antwerpen wordt een Vlaamsche Filmmaatschappij’ ontworpen.
Pol de Mont houdt een reeks van merkwaardige voordrachten over Vondel
Op het Antwerpsch Atheneum was Dr Maes als Prefekt aangesteld en met zachte, doch vaste hand dreef hij de vervlaamsching door. De Waalsche afdeeling werd opgeheven, en niettegenstaande een gehuil van belang bij de ‘flamands de coeur’, bleven er ten slotte amper 15 leerlingen weg. Wel een bewijs, dat het fameus gescherm met het verlangen van de ‘pères de familie’ zoo hol is als de vermeende krenkingen van het recht der ontaarde minderheden.
In den loop der maand Maart was hier, via ‘De Toorts’, de tekst bekend geworden van een druksel, dat door de Duitsche Regeering aan hare soldaten in het Vlaamsch bezette gebied officieel was uitgedeeld, onder den titel van: ‘Merkblatt fuer deutsche Heeresangehoerige in Flandern’.
Eenige wetenswaardige bijzonderheden wil ik hier daaruit vertalen:
‘Wie in Vlaanderen zonder noodzaak fransch spreekt, komt op de grofste wijze te kort aan zijnen plicht als Duitscher en als Soldaat.
Duitschland moet beletten, dat de pogingen om van België een Oostelijke provincie van Frankrijk te maken, zouden slagen. Integendeel, moet het ons doel zijn Vlaanderen tot een uitersten Westelijken voorpost van het Germanendom te maken, door het behoud van den volksaard der Vlamingen, in het bijzonder van hunne taal.
Zoo is dan als vanzelf een parallellisme tusschen Duitsche en Vlaamsche belangen ontstaan, met het oog op de toekomst van den Belgischen Staat. Een groot gedeelte der Vlamingen heeft consequenties getrokken en besloten - met dit doei - staatskundig samen te werken met de bezettende macht.
Duitschland heeft beloofd bij de vredesonderhandelingen en na den vrede, alles te doen wat ertoe dienen kan, de vrije ontwikkeling van het Vlaamsche volk te bevorderen en te verzekeren: de uiteindelijke Staatsrechtelijke vorm van Vlaanderen en Wallonië is aan de toekomst voorbehouden: elke Duitscher persoonlijk, zal zich daarover afzijdig houden.
De Duitsche belangen eischen de instandhouding van de Vlaamsche taal en niet in het minst, hare verdringing door het Hoogduitsch. Het Nederlandsch verdient ten andere om zichzelf dergelijke aanmoediging. Een beperking van het geldingsgebied der Nederlandsche schrijftaal is, - ook van het standpunt der Duitsche belangen, - geenszins gewenscht’
| |
| |
De Haversche Regeering seinde wel rond, dat zij een ‘tendenzieus’ stuk voor het duitsche leger in Vlaanderen in handen had gekregen, maar zij wachtte zich voorzichtig den tekst ervan openbaar te maken, want daaruit zou dan klaar gebleken zijn, dat de Duitsche Regeering tegenover de geheele wereld, zich tot een welgezinde politiek verbond, betreffend de Nederlandsche taal- en beschaving.
Evenmin repten de mannen uit Le Hâvre over een Kroonraad, aldaar gehouden, op 1 Februari, in het Groot-Hoofdkwarkwartier en onder voorzitterschap van den Koning.
Eerst drie jaar later, is het verslag van deze hoogst gewichtige vergadering openbaar gemaakt, door het brusselsche blad ‘Le Soir’ in zijn nummer van 3 April 1921.
Onder den drang der wassende geestesbeweging in Vlaanderen, waren de vroede heeren met schrik geslagen en Ministers de Broqueville, Helleputte, Vande vyvere, Vandervelde, Goblet d'Alviella, Carton, Hymans, Renkin, Berryer, Hubert, De Coninck en Brunet gingen beraadslagen, in hoeverre er kon toegegeven worden om verder onheil te voorkomen.
Ik denk niet beter te kunnen doen, dan de voornaamste, verklaringen hieronder te vertalen:
DE BROQUEVILLE. De toestand door de Duitschers geschapen is ernstig. Eene verklaring dringt zich op en zij moet aan de Vlamingen wat schenken. Zij moeten de zekerheid hebben, dat de vroegere moeilijkheden zich voortaan niet meer zullen voordoen. Het opgerichte Vlaamsche Staatsbestuur zal door de Duitschers uitgenoodigd worden stelling te nemen in zake vrede. De activisten uit de Duitsche kampen zullen de beweging steunen. Het leger is op de hoogte van den toestand. Het oogenblik van halve maatregelen is voorbij. Het is noodig te zeggen, dat de in 1830 als grondslag aangenomen centralisatie in franschen geest, vervangen zal worden door een nieuwe basis.
Ziehier de hoofdlijnen van de noodige politiek:
Afschaffing van de tweetaligheid;
Herziening der taalwetten op het gerecht;
Organisatie in het Vlaamsch van het onderwijs in drie graden;
Inrichting eener proef met Vlaamsche en Waalsche legereenheden;
Wij moeten de vervlaamsching der Gentsche Universiteit aanvaarden;
In het Vlaamsche land moet het Vlaamsch de taal wezen tusschen besturen en publiek.
Het is beter nu wijselijk te beraadslagen en te beslissen, dan eens te moeten zwichten voor de bedreiging.
| |
| |
Vandervelde was er als de kippen bij, om ook voor de werkende klas bindende verklaringen te eischen en Paul Hymans wilde van niets definitiefs hooren, maar de Koning zegde bijzonder bezorgd te zijn om de hervormingen in het leger. Vandevyvere en Renkin traden de zienswijze bij, dat vooral de legerkwesties oplossing vergden.
Carton wilde twee verklaringen: eene uitgaande van de Regeering en protesteerende tegen duitsche inmenging, eene tweede, uitgaande van den koning aan de Vlamingen.
Ja, zei Helleputte, maar we moeten daden stellen; daar is een gevoelskwestie mede gemoeid en de Broqueville toonde zich daarmede akkoord.
Dan gaat de sluwe Hymans aan 't minimaliseeren: ‘Laat ons voorzichtig zijn: ik stel voor, het instellen van een studiecommissie en 't uitvaardigen van een Manifest, waarin kan ingelascht worden: Vlaamsche kultureele ontwikkeling in alle graden; Totstandbrengen van een middenpunt van hoogere Vlaamsche cultuur te Gent; uitbreiding van zekere decentralisatie-mogelijkheden, strokend met onze gemeentelijke en provinciale instellingen.’
Nadat Vandervelde nog herhaald had, dat de proclamatie niet ledig mocht zijn, maar dat de officieren zich moesten neerleggen bij de oprichting van Vlaamsche en Waalsche eenheden, stelt hij voor, een Commissie van Opstel te benoemen voor bedoelde Proclamatie der Regeering en hiertoe worden dan de heeren Helleputte, Hymans, Vandervelde en Vandedevyvere aangeduid.
Er is natuurlijk niets van in huis gekomen, maar de groote draagwijdte van dit document is vooral, dat het bewijst, hoe de Activisten op den rechten weg waren.
Niet uit vrijen, goeden wil, maar uit schrik werd de mogelijkheid overwogen, om het bloedoffer van Vlaanderen eenigszins te billijken door brokjes recht, doch zoodra was onmiddellijk gevaar geweken, of verslagen en ontwerpen bleven rusten in de ministerieele kartons en wij weten maar al te wel, hoe einde 1918, al de toegevings-gezindheid plaats maakte voor een ware ‘terreur’.
En toch hadden wij niets anders gedaan dan gehandeld naar letter en geest van President Wilson's rede van 11 Februari 1918, die woordeljik verklaarde:
‘De nationale verlangens moeten geëerbiedigd worden. De volken mogen thans alleen met eigen goedvinden geregeerd
| |
| |
worden. Zelfbeschikking is geen ijdel woord: het is een gebiedend beginsel, dat de Staatslieden voortaan niet zonder gevaar zullen kunnen veronachtzamen.
Alle duidelijke omschreven nationale aspiraties moeten zoo veel mogelijk bevredigd worden, zonder dat nieuwe elementen van dien aard bestendigd worden, die waarschijnlijk mettertijd den vrede van Europa en bijgevolg van de wereld zouden verstoren.
Wat mooie, edele... woorden! Wat is er van die wijze voorschriften nog overgebleven toen de Vrede (?) van Versailles gedicteerd werd?
Maar keer en wij terug tot de gebeurtenissen in Vlaanderen.
|
|