| |
| |
| |
Steeds groei! De uitroeping van den ‘Zelfstandige Staat Vlaanderen’!
Den derden November werd te Gent, op plechtige wijze het honderdjarig bestaan herdacht der door Willem I gestichte Hoogeschool. Redevoeringen werden uitgesproken door Rector Hoffman en door den Gen. Gouverneur von Falckenhausen. Verder spraken H. van der Spurt voor den Hoogeschoolbond: Maurits Reinhard voor het Vl. Nat. Verbond; H. Mulier, praeses van het Studentencorps.
Rechtstaande, werden de ‘Vlaamsche Leeuw’ en het ‘Wilhelmus’ gezongen en daarna een telegram gestuurd aan Koningin Wilhelmina, die op minzame wijze liet antwoorden.
De mannen uit Le Hâvre moesten ook weer eens een gebaar doen: op 10 November kwam hier het bericht toe, dat aan Dr A. Borms, de Leopoldsorde ontnomen was. Maar als ‘de klap op den vuurpijl’ volgde de bekendmaking dat de krijgsgevangenen uit Göttingen zich solidair met Borms verklaren bij dezes ontriddering en een paar dagen daarna, in een volksvergadering, verwijderde Borms de belgische decoratie uit zijn knoopsgat, en verving ze door een gouden Leeuwenspeld, hem door vereerders geschonken.
In Holland, bij de passieven, kwam thans af-en-toe onbevangener oordeel tot uiting. Zoo schreef rond dien tijd, Frans Van Cauwelaert in ‘Vrij België’:
De Tijden zijn rijp. - ‘Zou Le Hâvre dan zoover buiten het wereldverkeer liggen, dat men er niet voelt dat de Vlaamsche Kwestie een der meest brandende vraagstukken van onze oorlogspolitiek is geworden? Men vermeie zich toch niet in struisvogelpolitiek. Men late zich niet afschrikken door het gezeur van een aftandsche franskiljon, want de groote werkelijkheid staat overeind, te weten dat de taalkwestie in België gesteld is in haren vollen omvang. De Regeering heeft het in haar hand, 't Vlaamsche volksgevoel rondom haar vaster aan te sluiten of den oorlog te verlengen met een periode van onzaligen burgeroorlog.’
Maar Van Cauwelaert heeft al dikwijls kranig... gesproken!
| |
| |
Ook Jul. Hoste junior, - zij het dan in slapper termen, - durft de les te lezen aan de Havermannen. In ‘Vrij Belgeë’ schreef hij:
‘Wanneer de Belgische Regeering, door een welbegrepen beleid, de Vlaamsche Kwestie als een binnenlandsche aangelegenheid helpt bewaren, dan dient zij daardoor een Vlaamsch, een Belgisch, een Europeesch belang.
Wat kon en mocht er van de Regeering gevraagd worden? Niets wat buiten haar grondwettelijke bevoegdheid valt. Op dat gebied verwijs ik naar de besluiten van den landdag van het Vlaamsch-Belgisch Verbond in Nederland: Kultuurautonomie met bestuurlijke aanpassing.’
De heeren passieven volgden alzoo traag, te traag de Activisten! Zij waren, zooals René de Clercq het zoo raak dichtte: ‘de Schaduwen’!
Neen, dat zijn de conclusies van den nochtans verzoeningsgezinden Lod. Dosfel, heel wat moediger, in zijn ‘Katholiek Aktivistisch Verweerschrift’ verschenen 14 November:
Boven Staatrecht schreef God zijne natuurwet in de harten der menschen.
Het is wel een zeer moeilijke vraag, - ook voor het natuurrecht en het geweten - of een bezetter een onrechtvaardigen toestand handhaven moet; de vraag of hij aan het onrecht waaronder de Vlaamsche bevolking lijdt, geen einde mag stellen.
Kan eene bezettende macht door eene overeenkomst verhinderd worden te doen wat goed is?
Alle menschenwetten, - en dat zijn ‘overeenkomsten’ - missen bindende kracht, indien zij met de natuurwet niet overeenstemmen.
De rechtmatigheid van getroffen besluiten wordt slechts afdoende onderzocht in het Vredescongres. Maar het besluit betreffend de bevoegdheid van den bezetter luidt: dat het gezag van den wettigen belgischen Staat, feitelijk in het bezette gebied opgeheven is, krachtens het Volkerenrecht, zoolang de bezetting duurt. De eene verloor wat de andere verkreeg.
De bezadigde betoogtrant van het ‘Verweerschrift’, het gewetensvolle van zijn argumenteering, heeft heel wat weifelaars in het activistische kamp gedreven.
De arme, brave, eerlijke Dosfel heeft het dan ook met kerker en dood moeten bekoopen!
Als Vlaamsch afgevaardigde naar het Vredescongres te Bern was Raf. Verhulst aangeduid. Menig persgesprek stond
| |
| |
hij gedurende zijne reis toe; o.m. ook aan de ‘Secolo’ van Milaan, - de ‘Neue Presse’ van Weenen, - het ‘Vaderland’ van Den Haag.
Een paar brokjes willen wij overdrukken:
‘Vier en tachtig jaar hebben wij onze regeering gebeden en gesmeekt om recht, en het nimmer kunnen bekomen. Ook wij betreuren het, dat de Duitschers ons recht hebben moeten geven. Maar in onze positie redeneeren wij zoo: Recht uit de handen van den vijand te ontvangen, is niet vernederend, tenzij voor hen die het ons hebben onthouden. Duitschers willen Wij niet worden, en Franschen evenmin. Eén zaak wenschen wij: nl. dat Duitschland ons land vrij zal geven, indien er voldoende waarborgen zijn voor Vlaanderen's kultureele, ekonomische en politieke zelfstandigheid.
We kunnen met de Walen desnoods in één Staatsverband blijven leven, echter alleen als gelijkberechtigden en niet als tweede-rangs-burgers, onder de Walen.’
Men vergelijke nu eens even die ‘passieve’ en die ‘actieve’ stemmen, en late dan zijn Vlaamsch hart spreken...
De propaganda ging haar versnelden gang.
Een ophefmakende Meeting was voorzeker deze, welke op 11 November plaats greep in den Alhambra-Schouwburg te Brussel, en waar wel 3000 personen aanwezig waren.
Richard de Cneudt, Jan Wannijn, en René de Clercq hielden toespraken voor de politieke zelfstandigheid en in een motie werd zelfs letterlijk verklaard:
‘De meer dan 80-jarige onderjukking van het Vlaamsche volk kan slechts een einde nemen door het toevertrouwen van de volledige Staatsmacht aan stambewuste, krachtdadige en onkreukbare Vlamingen;
Diensvolgens erkennen wij de Belgische Regeering niet meer als onze vertegenwoordigster.’
De politieke werking ging aldus crescendo, maar de cultureele opbouw werd evenmin verwaarloosd.
Te Brussel werd een ‘Kunstverbond’ gesticht om al de Vlaamsche kunstenaars te groepeeren;
De Antwerpsche Groeningerwacht richt opnieuw hare Liederavonden in;
Te Gent komt een Vlaamsch Operagezelschap tot stand onder leiding van toondichter Oskar Roels;
Te St. Niklaas geeft de kring ‘Hooger-Op’ kostelooze lessen in de stilliggende fabriek van Leo Meert;
| |
| |
Een Padvindersgroep werd te Brussel ingericht. Mijn oudste zoon, Oskar, die voorheen te Antwerpen deel had uitgemaakt van de ‘Wandelknapen’ der Vereeniging ‘Volkskracht’ werd als voorzitter aangesteld.
Om een gedacht te geven van de betrouwbaarheid der later gepubliceerde vervalschte Archieven van den ‘Raad van Vlaanderen’ weze hier vermeld, dat (op blz. 37) hij aangeduid staat als lid van den ‘Raad van Vlaanderen’!... Hij was toen 14 jaar.
In ‘Kolenverdeeling’ namen de zaken een ongehoorde uitbreiding. Het personeel moest dagelijks nog aangevuld worden, en aldra waren de kantoren te klein. Een huis schuin tegenover, Jozefstraat 115, werd bijgehuurd, en daarheen de diensten verplaatst, die in aanraking met het publiek kwamen.
Wij hadden ons ook een eigen automobiel moeten aanschaffen, om spoedig naar verdeelingsplaatsen te snellen, als er iets haperde. Meermaals hadden wij af te rekenen met moedwil van vervoerders en bevrachters, maar doorgaans was een welberekend woord voldoende, om de bevolking aan onze zijde te krijgen en dan zwegen dra de ‘groote monden’ die hadden durven dreigen met... ‘in de vaart te smijten’.
In het secretariaat hadden wij een groote landkaart op twee tafels vastgespijkerd: op elken gemeentenaam waar kolenlevering aan gang was stak een vlaggetje. Dat gaf een klaar beeld van de groote bedrijvigheid, en... helaas ook van de ledige vakken op de kaart, waarheen moeilijk voorraad kon gebracht worden.
Het was wroeten en voortdurend zoeken naar oplossingen. En toch heb ik onvergefelijke dagen doorgemaakt.
Ik kreeg een heerlijk gevoel van macht: zoo met een ‘ja’ of een ‘neen’ te kunnen weigeren of toestaan!
Weigeren:
Er komt een Mijnheer in mijn spreekkamer. Fijn afgeborsteld, chic! Glimlachend overhandigt hij zijn naamkaartje: ‘Baron de C...’
- Bonjour Monsieur, je voudrais...
- Verschooning! Spreekt U geen Nederlandsch?
- Een bitch, un petit peu, Monsieur, maor ikke verstaon...
- Wat wenscht U dan?
| |
| |
- Ah, Monsieur, ikke vraog ‘charbons’ voor mijn serre. De précieux plant, zij gaon kapot!
- Onmogelijk, Mijnheer, 't is jammer voor U, maar er zijn nauwelijks genoeg kolen voor de ‘menschen’. Dus...
- Maar, Monsieur, j'y perds un tas d'argent... veel geld verloor...
- 't Spijt me, Mijnheer
- Mais... ikke wil betaol...
- Geen woord verder, Mijnheer! Vlamingen zijn niet te koop...
De ‘Baron’ ging brommend heen.
Toestaan:
Een priester, met epen gelaat:
- Ik ben onderpastoor te S... Ik heb een ‘schooltje’ ingericht om de rakkers van de straat te houden. 't Ging goed, maar nu heb ik geen steenkolen meer. Kan mijn schooltje niet in aanmerking komen voor bedeeling als ‘Kleinbedrijf’? Ach. Mijnheer...
- Eigenlijk niet, maar... hoeveel hebt U noodig.
- Vijfhonderd kilos zou al...
- Eerwaarde, ziehier een ‘bon’ voor duizend kilos..
'k Was absoluut niet in regel met mijn voorschriften, maar... wat is het héérlijk ‘macht’ te hebben en die ten goede aan te wenden.
Helpen en geholpen worden. Hoe goed verstaat ons braaf volk die kunst!
In het gevangenkamp te Munster in Westfalen, was de Vlaamsche Bibliotheek afgebrand. Een eenvoudig briefje aan de 67 takken van ‘Volksopbeuring’ en de boeken stroomden allerwege toe, zoodat de jongens ginder een dubbelen boekenschat verkregen.
Inmiddels was een tijding van buitengewoon groote draagwijdte hier binnengeloopen uit Rusland.
Kerensky had de ontreddering willen bezwoeren door het uitroepen van de republiek, maar het mocht niet baten en hij moest de vlucht nemen voor de bolsjewisten, Lenine en Trotsky, die controle hadden geëischt op alle bevelen van den Legerstaf. Een burgeroorlog had geduurd van 6 tot 8 November in de straten van St. Petersburg, en de nieuwe richting behield de overhand, na uitspattingen van allen aard.
Aan de bevolking was de onmiddellijke stopzetting van alle vijandelijkheden toegezegd, en op 20 November hadden
| |
| |
de Volkscommissarissen aan de strijdvoerende naties een wapenstilstand voorgesteld. Na hevig protest vanwege de Entente en veel aarzeling van de Centralen, konden de onderhandelingen met deze laatsten dan toch aangevat worden, op 2 December te Brest-Litowsk.
Het was een opluchting van belang voor Duitschland, dat hierdoor de handen vrij kreeg aan zijn Oostelijk front.
Ik zal even de gebeurtenissen vooruitloopen, en aanstippen dat de wapenstilstand definitief gesloten werd op 15 December. De vredesonderhandelingen leidden op 9 Februari 1918 tot de stichting der Oekranische Republiek, en op 3 Maart werd de uiteindelijke vrede met Rusland geteekend, de legerbenden gedemobiliseerd, en 's Rijks zetel naar Moskou verplaatst.
Later werden deze verdragen door de zegevierende Entente natuurlijk te niet gedaan.
De noodlottige invloed van Kardinaal Mercier deed zich nog maar steeds gevoelen. In het verfranschte St Johan Bergmans-kollege van Antwerpen kwam het tot ernstige opstootjes van Vlaamschgezinde studenten tegen Franskiljonsche bestuurders, en verscheidene lessen moesten geschorst worden.
In het ‘Vlaamsche Nieuws’ bekampte Dr Borms - begin December - het verbod van den Kardinaal aan geestelijke leeraars, om vanwege 't Vlaamsch Ministerie van Onderwijs, toelagen te aanvaarden, terwijl Monseigneur zelf toch een jaarwedde van 25.000 frank opstreek bij hetzelfde Ministerie...
Op het gebied van onderwijs vooral, was de ‘Raad van Vlaanderen’ zeer werkzaam. In zitting van 17 November, was door Dr Josué De Decker, op meesterlijke wijze, een wetsontwerp toegelicht op de vervlaamsching der scholen in Groot-Brussel. Geheel onverwachts, verscheen in ‘Le Bruxellois’ van 1 December, een berichtje, dat de Duitschers van hunnen kant, een Verordening zouden uitvaardigen waarbij, op aanvraag van 20 duitsche huisvaders, in het Brusselsche ook duitsche klassen zouden ingericht worden. Insgelijks bleek, dat - waarschijnlijk op aanstuwen van de duitsche Centrumpartij welke hier als spreekbuis Prof. Beyerle gebruikt, de Vlaamsche wet niet opgelegd zou worden aan vrije onderwijsgestichten. Het bovenvermelde voorschrift verscheen werkelijk in het ‘Gesetz- und Verordenungsblatt’. Dit veroorzaakte natuurlijk een herrie van belang in den ‘Raad’ en op voorstel van Dr Marten Rudelsheim, werd beslist, dat al de leden ontslag zouden
| |
| |
nemen indien de Duitschers hun maatregel niet introkken. Deze is dan ook nooit toegepast.
Den 23n November was Dr von Kuhlmann, Minister van Buitenlandsche zaken, op doorreis te Brussel, en stond hij aan Dr P. Tack, voorzitter der Commissie van Buitenlandsche Zaken, een audiencie toe. Hij verklaarde, dat de Rijksregeering nog steeds op het standpunt bleef, dat Vlaanderen zelfstandig zou worden, naast Wallonië in een staatsverband Belgie.
Mocht in den schoot van den ‘Raad’ ook meermaals wrijving ontstaan tusschen de twee hoofdstrekkingen van de activistische doelstelling, de organisatie ging evenwel haren gang. De propaganda die bezorgd werd, sedert half-Augustus door een ‘Propagandacommissie’ kreeg nu een stevigere inrichting, door het op 20 November tot stand gekomen ‘Centraal Propaganda Bureau’ onder hoofdleiding van Heer Arthur Faingnaert, ingericht in de Belliardstr. 41, en heeft, met zijn vele onderafdeelingen flink werk geleverd.
In zitting van 8 December las Dr. Vlaemynck in den ‘Raad’ een merkwaardig verslag, betreffende de definitieve vastlegging van de taalgrens en kwam tot de conclusie, dat vele gemeenten aan het Vlaamsche taalgebied moeten teruggegeven worden.
Te Antwerpen werden door Senator Schramm, de heeren Leo Augusteyns en Prof. De Keersmaecker als leden benoemd in den Bestuurraad van het ‘Koninklijk Vlaamsch Conservatorium’. Het was een hoogst noodige maatregel, want - in afwezigheid van den Bestuurder Emiel Wambach, - werden de zaken daar beslecht door een Commissie, die zich tergend franschgezind aanstelde. - De aanwezigheid van deze beide ronde Vlamingen wās natuurlijk een doorn in 't oog van de ‘patriottische’ dwingelandjes en tersluik, werden geheime bijeenkomsten van den Beheerraad belegd, ten huize van den Voorzitter, zoodat de beide nieuwe raadsheeren dikwijls tegenover voldongen feiten kwamen te staan. Door Hr Augusteyns werd hiertegen schriftelijk bij gezegden voorzitter verzet aangeteekend. Deze brief kwam langs administratieven weg in handen van de bezettende overheid, die een einde aan de wantoestanden bracht, zonder evenwel strafmaatregelen te treffen.
Het is bijna niet te gelooven, maar toch een schandelijke werkelijkheid, dat - alleen naar aanleiding van gemeld schrijven - Augusteyns in 1919 voor ‘verklikking’ (!) is veroor- | |
| |
deeld en dientengevolge nog steeds verstoken blijft van zijn burgerlijke rechten! Een laffe wraak, en tevens een veilig middel om den volksvriend buiten de Kamers te houden, waarheen hij stellig door het Vlaamsche Antwerpen zou gezonden worden, evenals zijn vriend Adelfons Henderickx, ook door het belgisch gerecht onwaardig geacht om van zijn burgerrechten te genieten.
Midden December kwam nog te Antwerpen tot stand de ‘Vereeniging voor Maatschappelijk werk’ die veel goeds gesticht heeft.
In het ‘Verordenungsblatt’ wordt de likwidatie gemeld van de fransche kapitaaldeelname in onze Kempische koolmijnen. Het had aldra den schijn of de Duitschers deze mijnen zouden opkoopen, maar hiertegen werd krachtdadig opgekomen door den ‘Raad’ en Heer Leo Meert nam geen blad voor zijn mond, toen hij dit als ‘diefstal’ bestempelde. Een Vlaamsche ‘Mijnraad’ vloeide hier uit voort, die staande op het gezonde standpunt, dat de bodemrijkdom toehoort aan de Natie, voorzeker het Kempische kolenbekken gansch in Vlaamsche handen zou gebracht hebben.
Groote volksvergaderingen grepen allerwege plaats, maar vooral die van Mechelen, met Lambert Stevens en Jef Van Extergem, en die van Kontich genoten buitengewonen bijval.
De regeeringsmannen echter bleven altijd stekeblind en stokdoof...
In de ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant’ van 7 December stond een rede afgedrukt van Minister de Broqueville, ter gelegenheid van 's Konings naamdag, te Parijs in het ‘Trocadéro’ afgelezen en waarin onderstaande onzin voorkomt.
‘De tweetaligheid in de Belgische gouwen is een bestendig historisch verschijnsel: België is het eindelijk afgewerkt meesterstuk van de innige samenwerking der rassen en de gemengde cultuur is de eer van onze streken.’
In ‘Vrij België’ - dat erom aan het belgische front, door de censuur verboden werd, - schreef Van Cauwelaert dienaangaande:
‘Het lijkt meer op een weddenschap dan op een staatsmansrede. Wij zijn ziek van tweetaligheid en wij willen gezond worden door de verovering van onze cultureele zelfstandigheid en door uitzuivering van ons taalleven. Ministers die de beginselen der Belgische eenheids-staatkunde onvereenigbaar achten met het beginsel van onze Vlaamsche cultu- | |
| |
reele ongeschondenheid en eenheid zijn - huns ondanks - medewerkers van de bestuurlijke scheiding.’
Charles Bernard - thans nog berucht onder het pseudoniem ‘Gallo’ - verkondigde in het ‘Echo belge’ van Parijs, dat ‘Huysmans en Van Cauwelaert te verdenken waren van Activisme en, als duitschgezind, moesten geweerd worden.’
In Den Haag was er een zeker belgisch generaaltje, Dossin, die tijdens een kerkelijke plechtigheid, aan Van Cauwelaert verweet dat zijn plaats aan den IJzer was, en de ‘ijzervreter’ met een krijgshaftig, doch goedkoop gebaar, voegde er aan toe: ‘Ah, si j'avais mon sabre...!’ (Had ik mijn sabel maar...)
Tengevolge van innerlijke wrijvingen in den ‘Raad’ had Dr Claus ontslag genomen uit het ‘Bureau’, wat Borms aanleiding gaf - op 15 December - om het gedacht te opperen, dat wij eigenlijk niet langer onze eigen aangestelden konden zijn, maar dat wij de leden van den ‘Raad’ moesten doen aanduiden bij middel van openbare verkiezingen. Het was een gewichtig voorstel: het telde onmiddellijk voor- en tegenstanders - Dr Rudelsheim zegde: ‘laat ons liever als in een wolk voortleven’ - ‘Maar’ wedervoer Boring, ‘wij zullen ten slotte in deze wolk stikken’.
De volgende week reeds werd in grondbegin aangenomen, dat verkiezingen zouden ingericht worden.
Aan het front ging het er warm toe. Roeselare was deerlijk gehavend. Het standbeeld van Berten Rodenbach was bijtijds weggenomen, en thans vervoerd naar Gent, waar het geplaatst zou worden in den tuin van de Hoogeschool.
Er liepen geruchten, dat voer het eind van December, er van duitsche zijde een nieuw, heftig offensief zou opgezet worden, doch het zou evenwel nog duren tot 21 Maart 1918, vooraleer de zoogenaamde ‘Keizersveldslag’ op Amiens aanving.
Den 20n December begaf zich een nieuwe deputatie naar den Generaal-Gouverneur von Falkenhausen, om eens te meer aan te dringen cup volledig stopzetten van de wegvoering der werkloozen. Uit het Etappengebied was bericht geworden dat aldaar verscherpte opeischingen beraamd werden, en wij wilden voorkomen dat het ‘Militaer’ ons werk weer onder den voet zou loopen.
Freiherr von Falkenhausen begreep ten volle het belang van dezen stap, en beloofde de uiterste middelen in 't werk te stellen, om het gevaar af te wenden.
| |
| |
Te Leuven waren ‘Volksopbeuring’ onder leiding van J. Ursi, en ‘Kolenverdeeling’ beheerd door Alfons Peeters, flink aan 't uitgroeien. Van beide zijden was mij herhaaldelijk gevraagd, de inrichtingen eens van nabij te komen in oogenschouw nemen. Ten slotte is het er dan toch van gekomen, hoe schaarsch mijn tijd ook gemeten was: belangstelling is nog steeds de beste spoorslag. Ik ging dus een dagje, per spoor naar Leuven en vond er beide inrichtingen bloeiend en in de puntjes in regel. 't Was de eerste maal, dat ik eigenlijke oorlogsverwoestingen zag: de eenige huizen in Antwerpen door bommen getroffen konden van ‘verwoestingen’ toch maar amper een gedacht geven. Maar te Leuven, de afgebrande bibliotheek met omgeving en de vele getroffen stadswijken, wat leverden zij een naar beeld van den oorlog...
Toen ik 's avonds met den aangeduiden trein terug naar Brussel wilde, kwam de mededeeling, dat plots alle personenverkeer stil gelegd was... 't Bleek gelukkig maar een loos alarm, en 's anderdaags ochtends kon ik afreizen in een slakken-trammetje, dat mij rond den middag ter bestemming bracht.
Niets te vroeg, want het was de 22 December! Voor taan historische datum: de avondzitting van den ‘Raad’ was, van den aanvang reeds, zeer koortsachtig, en de spreekbeurten moesten beperkt worden tot 15 minuten.
Om de individueele verantwoordelijkheden beter te omlijnen, stelde Borms voor, eene ‘Commissie van Gevolmachtigden’ te benoemen, waarvan de leden ieder een bestuurstak zouden behartigen.
Persoonlijke voorkeur maakte de zaak niet gemakkelijk, maar ten slotte was men het eens en werden de ambten als volgt verdeeld: Voorzitter, P. Tack; Buitenlandsche Zaken: A. Jonckx; Binnenlandsche Zaken: K. Heyndrickx; Gerecht: Fl. Heuvelmans: Geldwezen: Leo Meert; Nijverheid: E. Ver Hees; Landbouw: Th. Vernieuwe; Posterijen: Brulez; Onderwijs: J. De Decker; Secretaris: Ach. Brys. - (In Maart 1918 werd nog het Departement ‘Nationaal Verweer’ in gericht onder leiding van Dr A. Borms.)
Vermits sommige Bureauleden als Gevolmachtigden verkozen waren, moest het Bureau eveneens hernieuwd worden. Werden dan aangeduid: Prof. W. de Vreese, als Voorzitter; Prof. De Keersmaecker en René de Clercq als Ondervoorzit- | |
| |
ters; J. Van den Broeck en Alf. Van Roy als Secretarissen. L. Maesfranckx als Kwestor.
Daarna nam Dr Borms opnieuw het woord, en wees op de noodzakelijkheid, naar buiten uit, de groote daad te stellen, namelijk: Vlaanderen zelfstandig te verklaren. Met Kerstmis zou hij nogmaals naar Göttingen reizen en aan onze jongens de blijde boodschap brengen.
Het was een stout bestaan. Wij wisten dat de Duitsche Overheid volstrekt niet geneigd was, de autonomie goed te keuren en allerhande invloeden daartegen in actie waren. Een drietal leden trokken zich terug; en toen werd, om 2 uur des nachts de historische stemming uitgebracht, en met 53 stemmen en 2 onthoudingen uitgeroepen de POLITIEKE ZELFSTANDIGHEID VAN VLAANDEREN.
De ‘Raad van Vlaanderen’ stelde de volgende Proclamatie op, aan het Vlaamsche Volk gericht:
‘De Raad van Vlaanderen maakt bekend, dat hij in zijne Algemeene Vergadering van 22 December, de zelfstandigheid Van den Staat Vlaanderen, plechtig, met eenparigheid van stemmen heeft uitgeroepen.
Daarom beschouwt hij de opdracht, hem gegeven op den Landdag van 4 Februari 1917 als volbracht en besluit, teneinde tot de vorming van een grondwetgevend lichaam over te gaan, volksraadplegingen te houden op zoo breeden grondslag mogelijk, in overeenstemming met het zelfbeschikkingsrecht der volkeren.
De verdrukking waaronder het Vlaamsche Volk sedert 1830 gebukt gaat, houdt op. De Staat Vlaanderen is geboren.
Vlaanderen dat in dezen wereldoorlog zulke ontzaglijke offers gebracht heeft, verwerft zijn recht en zijn plaats in de rij der zelfstandige volkeren. Vlaanderen volgt daarin de groote strooming der wereldpolitiek: de zelfstandigheid der nationaliteiten.
Zoodoende wordt het Vlaamsche Volk eindelijk gered. Help U zelf, zoo helpt U God!
Zoo was dus de bevrijdende daad voltrokken. Tegen den wil in, van de Duitsche bezetting, had de ‘Raad’ zelfstandig, de omvorming van den Status in Vlaanderen afgekondigd.
De stemming van den ‘Raad van Vlaanderen’ werd den Generaal Gouverneur von Falkenhausen bekend gemaakt, terwijl hij te Gent in ‘'t Koningshof’ aan den disch zat met den Duitschen Keizer en de Freiherr kon zich niet weerhouden uit te roepen: ‘Binn ich dann kein Meister mehr in België!’ (Ben ik dan geen meester meer in België!)
| |
| |
Ten slotte heeft de Duitsche Rijkskanselier Hertling zich bij het voltrokken feit moeten neerleggen: alleen werd het voorbehoud gemaakt, bij monde van Dr Walraff, Staatssecretaris voor Binnenlandsche Zaken, dat thans de Gouwraden in alle Vlaamsche Provinciën voltooid zouden worden, wat dan ook inderdaad gebeurde.
|
|