| |
Het ‘Stoofhaken’ - Manifest
Bestuurlijke scheiding doorgevoerd
Het spreekt bijna vanzelf, dat de kamerpatriotten van het soort dat het ‘Marmotten’ en ‘Autorekwest’ destijds onderteekend hadden, zich niet onbetuigd konden laten.
In een manifest - (gedagteekend 10 Maart - maar slechts een drietal weken daarna bekend gemaakt) - gericht tot den Rijkskanselier, teekenden zij protest aan tegen de Deputatie naar Berljin en tegen de stichting van een ‘Raad van Vlaanderen’.
Het langdradige en bombastische document is zonder twijfel door Louis Franck opgemaakt. Het was onderteekend door 76 personen, - een allegaartje van diverse pluimage, maar hoofdzakelijk groepeerend- franskiljonnen van ouden datum - ‘flamands de coeur’ en zoetwater flaminganten. Een drietal namen, hoogstens, konden verrassen in dit gezelschap.
Raf. Verhulst had algauw een teekenende benaming voor dit gezelschap uitgedacht. Hij noemde het ‘de Stoofhaken’
| |
| |
Niet 76 maar 77 namen had hij geteld, en vandaar die betiteling: in het Loto-spel wordt immers het cijfer 77 aangeduid als de ‘Stoofhaken’...
Toen ik Raf deed opmerken, dat hij één ‘beroemden’ naam te véél had geteld, antwoordde hij: ‘Er zijn er wel bij die maar als een “half-pan” aanzien worden, maar anderen zijn “dubbel-stom”. Luister eens Karel, ik heb de rekening precies gemaakt: er zijn er wis en zeker 77! Basta!’
De ‘Stoofhaken’ waren er niet veel op vooruit gegaan, sedert het ‘Autorekwest’ dat 38 handteekeningen telde, en zonderling genoeg! niet alle 38 kwamen onder deze 77 voor...
In hoofdzaak beriepen zij er zich op, dat de ‘Bestuurlijke Scheiding’ geen Vlaamsch programmapunt was. De Walen ja, zegden zij, hadden er wel eens van gewaagd in ‘een onbewaakt oogenblik’ maar de Vlamingen wilden er niet van weten... Hun leider, Pol de Mont, had toch op het 32ste Nederlandsch Congres, in 1912, te Antwerpen verklaard, dat de Vlaamschgezinden ‘van geen scheiding wilden hooren’. Zij vergaten er echter bij te voegen, de snuggere heertjes, dat Pol de Mont ook woordelijk gezegd had in diezelfde rede: ‘Wij, Vlamingen hebben niet de geringste reden om voor die scheiding bang te zijn; in feite hebben wij er enkel bij te winnen, de Walen er zeer veel bij te verliezen.’ Hippoliet Meert, had in zijn Open Brief aan Destrée hetzelfde betoogd.
Overigens, Pol de Mont heeft in de uitgave van zijn bundel ‘Een en twintig Redevoeringen’ in 1921, waarin ook zijn bedoelde Congrès-rede van 1912 is opgenomen, de volgende ‘nota’ bijgevoegd:
‘Ik houd er aan, hier de verklaring af te leggen, dat de weergalooze samenspanning van alle antivlaamsche individualiteiten, groepen en machten tegèn Vlaanderen - de onrechtvaardigheid van de Regeering en Parlement jegens het Vlaamsche Volk mij van een tegenstander van de Bestuuurlijke Scheiding, tot een voorstander van dezelve hebben gemaakt, wat overigens voor allen, die mij kennen, al lang geen geheim meer is’. -
Uit een betoog, dat ik destijds schreef, wil ik de volgende volzinnen overdrukken:
- ‘Hoe zonderling dat de 77 steun moeten gaan zoeken bij iemand dien zij-zelf toch altijd aanzien hebben als een pangermaan van 't zuiverste water. Het Waalsch-activistisch blad “L'Avenir Wallon” in zijn nummer 22 van 5 April 1917, herin- | |
| |
nert nog even aan een zekere redevoering te Dresden uitgesproken voor jaren.
Wij willen niets afdoen van het gezag, dat het woord kan hebben van een Vlaamsch leider als Pol de Mont, maar wij kunnen niet over 't hoofd zien, dat dit woord gesproken werd voor den oorlog. Toen konden bedenkingen van praktischen aard ontstaan in den geest van elken flamingant, niet tegen de Bestuurlijke Scheiding als oplossing, maar tegen het politiek gevaar, dat een scheiding kon opleveren. Onverholen toch, werd hier een gestadige annexatie propaganda doorgezet en als vrees voor opslorping geopperd werd, kon die stellig niet bedoeld zijn als komende van Duitsche zijde. De oorlog, die nu 3 jaar woedt, heeft die bezwaren weggenomen. De 77 onder teekenaars hebben gedurende al dien tijd niets geleerd.’
De ‘Gazet van Brussel’ stelde een leuk vraagje:
‘Waarom hebben de 77 dan niet Pol de Mont zijn handteekening op hun Manifest verlangd?’
De ‘Avenir Wallon’ waarvan hierboven sprake, diende ook de ‘Stoofhaken’ duchtig van antwoord. Het blad wees er op, dat Rijkskanselier als scheidingslijn de taalgrens had aangegeven; - dat Walenland niets te zien had in de Vervlaamsching van Vlaanderen; - en dat Franck dus de verdediging in schijn opnam van iets wat niet bedreigd werd door den Kanselier. Het was een zuiver territoriaal standpunt, maar dat kon de goede ‘belg’ niet snappen.
Hij ‘mocht’ het immers niet willen begrijpen! Was België niet reeds gebonden voor na den oorlog, aan Frankrijk door zijne Parijzer Economische Conventie? Had de Belgische Regeering, - nog in Vlaamschvijandigen zin aangedikt door Paul Hymans, Goblet d'Alviella en Emile vanderVelde - niet oogluikend den beraamden roof van Hollandsch gebied goedgekeurd? De ‘Stoofhaken’ - flaminganten verdedigden geen Vlaamsche belangen, zelfs niet hoofdzakelijk Belgische, maar in wezen Fransche oogmerken.
Dat de Bestuurlijke Scheiding geen Vlaamsch programmapunt was, kon in den letterlijken zin van het woord beweerd worden; maar waarheid is het, dat de scheiding gebillijkt en aangeprezen werd door Vlamingen van het bestaan van België af: door Conscience (1838) Blommaert (1840) De Laet (1845) Theelen (1846) Vlaamsche Kommissie (1856) Sermon (1857) Stallaert (1857) Vuylsteke (1862) van der Kinderen (1870) Alb. Rodenbach (1880) Prayon van Zuylen (1892) Fr. Reinhard (1893) Aug. Vermeylen (1896) Leo Meert (1912) Hippoliet Meert (1913) Adelfons Henderickx (1913) Alberik De
| |
| |
Swarte (1913) Alf. van Roy (1913) ‘Verbond van Vlaamsche Maatschappijen te Antwerpen (1914) ‘Hooger-Leven’ Leuven (1914) Emiel Wildiers (1914) ‘Vlaamsche Volksraad’ Brussel (1914) maandblad ‘De Bestuurlijke Scheiding’ van Alf. Sevens, Gent (1914).
Uit dit vluchtig overzicht moge blijken, dat vooral sedert 1912 de zucht naar Bestuurlijke Scheiding levendig, ja vinnig was.
Van Waalsche zijde overigens, won de gedachte sedert den uitroep van Senator Dupont: ‘Leve de Scheiding’ (1910) niet minder veld. De meest bekende ijveraars waren: E. Jennissen, Delaite, Fern. Mallieux, Pepin, Brachet, Beek, Gilbart, Hocquet, Destrée, Magnette, Piérard, Mockel, Dubois, Buisset. Zonder te gewagen van de tallooze Waalsche congressen en Waalsche gemeenteraden, die een wensch voor Bestuurlijke Scheiding stemden, voor den oorlog.
De gedachte was werkelijk rijp en het ‘Stoofhaken’-Manifest kon dus niet anders zijn dan een degenstoot in de lucht.
Den 21 Maart werd in het ‘Gesetz- Und Verordnungsblatt’ de wet die de Bestuurlijke Scheidng in al de Ministeries doorvoerde, afgekondigd in volgende bewoordingen:
België wordt in twee bestuurlijke gebieden ingedeeld, waarvan het eerste de provincies Antwerpen, Limburg, Oosten West-Vlaanderen, alsook de arrondissementen Brussel en Leuven omvat; het tweede de provincies Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen, alsook het Arrondissement Nijvel (dat bij de provincie Henegouwen gevoegd werd.)
Het eerstgenoemde gebied zal van uit Brussel, het laatstgenoemd van uit Namen bestuurd worden.’
Vooral te Brussel verwekte die maatregel... een ‘storm in een glas water’. Denk eens aan, al die Waalsche ronds-de cuir, die sedert jaar en dag schoon weer speelden in de hoofdstad met onze Vlaamsche centen en geheele voorsteden verwaalschten, gingen nu overgeplaatst worden naar... ‘Nameurpotot’, een dood gat, en de Vlamingen, van hunne hinderlijke tegenwoordigheid bevrijd, zouden in een snel tempo het laagje fransch vernis van het, in den kern nog steeds Vlaamsche, Brussel kunnen af schrabben...
Ze waren eenvoudig razend, de Waalsche broeders...maar moesten evenwel hun biezen pakken.
Toch hebben de rekels ons een boel last en ongemak be- | |
| |
zorgd. Zij kenden natuurlijk de ‘routine’ het ingewikkelde raderwerk van al die administratieve kantoren, en stuurden het boeltje in de war, alvorens het te verlaten. Voeg daarbij de moeilijkheid om, vooral te Brussel, geschoolde Vlaamsche ambtenaren te vinden: zij waren immers sedert Rogier's tijd stelselmatig van alle leidinggevende baantjes verwijderd gehouden en ge zult kunnen beseffen, dat sommige Activisten den voorrang aan Antwerpen hadden willen geven, als hoofdstad van Vlaanderen. Nochtans hadde dit gelijk gestaan met het prijsgeven van Brussel en dat ware een onvergeeflijke fout geweest.
De ‘actieven’ zochten dus meer en meer aanleuning bij elkaar. In Antwerpen kwam hoofdzakelijk met dit doel, de ‘Antwerpsche Club’ tot stand. Hij werd op 1 April 1917 ingesteld in de benedenzaal van het ‘Hotel Wagner’. In dit midden is voorwaar goed werk geleverd. Beter dan in de vergaderingen kon er, van man tot man, van gedachten gewisseld worden en menig ontwerp kwam er tot rijpheid. Eens per week, gaf Herman Vos er een kristalhelder overzicht der politieke gebeurtenissen in het kokende Europa. Het was een echte ‘Beurs’ voor allerhande nieuwsjes, uit eerste hand!
Ik vernam er hoe de doodstraf weer terug in het Belgische leger was ingesteld; - hoe volgens de 5de officieele lijst der gesneuvelde belgische soldaten er 73 ten honderd Vlaamsche jongens waren; hoe de bezettende overheid aan 23 krijgsgevangenen uit Goettingen toelating had geweigerd, om aan de Gentsche Hoogeschool te gaan studeeren. (De vluchtelingen-pers had meer dan eens de ‘kwakkel’ opgelaten, dat de Universiteit te Gent hoofdzakelijk bevolkt werd door losgelalaten krijsgevangenen...)
Vriend Augusteyns kon er vertellen, hoe hij uit den Beheerraad van 't ‘Antwerpsch Noenmaal’ gestooten werd. Hij moest plaats maken, zei voorzitter Osterrieth, voor den bestuurder van een nieuw te openen spijslokaal!
Er mochten wel tientallen van spijshuizen mèèr geweest zijn: de nood was zoo hoog gestegen, dat bakkersgasten niet onvergezeld met hunne broodkar durfden uitrijden; het was al dikwijls voorgekomen, dat in stillere straten, zij overvallen werden, en leeggeplunderd. Franck stelde voor, suiker in het brood te mengen om het voedzamer te maken en ‘gerstebrood’ te bakken. Boter ontbrak zoo goed als totaal.
Inmiddels werden de menschen gepaaid met allerhande
| |
| |
looze berichten over een aanstaand offensief der Alliés aan 't Westelijk front. De Engelschen zouden een groote overwinning bevochten en wel 20.000 Duitschers gevangen hebben... Langs den anderen kant, sprak men van een vrede tusschen Duitschland en Rusland. Dan weer van een groote staking der oorlogsbedrijven in Duitschland en oproer te Berlijn!
De mogelijkheid werd ingezien, dat de geheele Waalsche ambtenaarswereld collectief het werk zou neerleggen. De ‘Opinion Wallonne’ integendeel keurde de reis naar Berlijn goed, juichte de Bestuurlijke Scheiding toe, en drukte in vette letters: ‘Vive le féderalisme belge!’
Toen, een knal-effekt!
In de ‘Antwerpsche Club’ werd mij een nummer getoond van de ‘Nieuwe Courant’ uit Den Haag, van 17 April, waarin het nieuws dat de Haversche Reegering, een Besluitwet had afgekondigd, straffen tot 25 jaren dwangarbeid voorziende, tegen allen die aan het totstandkomen van de Administratieve Scheiding zouden meehelpen, en verkondigende dat bij den terugkeer in België, alle Duitsche maatregelen zouden te niet gedaan worden.
Over 't algemeen hield men dit bericht voor ‘gezwets’. De afwezige Haversche Regeering kon geen wettige straffen instellen voor het bezette gebied; - 't zou een gerechtelijke nonsens zijn...
Zoo dacht men! En toch is 't gebeurd, met terugwerkende kracht nog wel, en gepaard met middeleeuwsche inbeslagnemingen...
Maar hierover zal ik later, breedvoerig te spreken hebben! Tegen Vlamingen was immers alles mogelijk!
Als teekenend détail, hoe vooral Antwerpen nog steeds als de ‘ville infame’ te boek stond bij heeren van het Nationaal Komiteit, wil ik het volgende vastspelden: Het was een openbaar geheim, dat Brussel in verhouding véél ruimer van eetwaren voorzien werd. Toen Franck in hoogst eigen persoon ten slotte niet meer kon nalaten hiertegen op te komen, moest hij van een dier groote ‘bonzen’ hooren: ‘Antwerpenaren zijn het 5de ras: wij kennen voortaan blanken, zwarten, gelen, rooden en ... Antwerpenaars!’
Om 't even wat hier geschiedde, het was ‘verraad’ of 't rook er naar: Als oud-senator van Peborgh een dappere brochure uitgaf ‘Vrede door Arbeid’ - verraad; als 't
| |
| |
‘Vlaamsche Ekonomisch Secretariaat’ van Merksem een enkwest instelt in zake het arbeidersprocès in Vlaanderen, verraad -, als de ‘Vlaamsch-Nationale onderwijszersvereeniging’ onderteekend door 100 vooraanstaande mannen, een manifest in 't licht geeft voor 't Nederlandsch als eenige voeren onderwijstaal in Vlaanderen, verraad; - als ‘Volksopbeuring’ kursussen herbergt voor Beschaafde Nederlandsche Uitspraak, verraad; - en zoo meer.
De ‘dosis’ was voorwaar te groot en niet alleen de Activisten, maar ook de onbevooroordeelde Vlamingen, begonnen het verraad-gejank ‘afgezaagd’ te vinden.
Toch gebeurden er wel eens, - om het zacht uit te drukken - onvoorzichtigheden. Zoo b.v. toen bij het overlijden van Generaal-Goeverneur von Bissing - den 22 April - een afvaardiging van den ‘Raad’ den lijkwagen volgde. Niet dat wij ons volkomen afzijdig moesten houden: bij eene doodsbaar is veel verschoonbaar, maar al is het waarheid, dat de aflijvige groote diensten aan de Beweging had bewezen, toch hadde een geschreven rouwbeklag kunnen volstaan.
De noodige maatregelen voor het scheiden der Ministeries werden nu regelmatig afgekondigd: deze werden gesplitst in deze volgorde:
Op 5 Mei: Landbouw, met Vlaamsch algemeen secretaris heer T. Vemieuwe. Wetenschappen, met heer E. Coremans. Nijverheid en Arbeid, met heer E. Ver Hees.
Op 12 Mei: Binnenlandsche Zaken met heer K. Heyndrickx.
Op 9 Juni: Financiën-Justicie, met heer Flor. Heuvelmans.
Op 30 Juni: Openbare Werken.
Op 13 September: Zeewezen, Post en Telegraaf.
Voor elk van die ‘verdubbelde’ Ministeries werd dan natuurlijk een Waalsch personeel aangeduid onder de in dienst zijnde ambtenaars, en naar Namen verplaatst. Meer dan eens heb ik in de buurt der Wetstraat, zware wagens zien rollen met kisten en pakken beladen en, ik wil het ronduit bekennen, ik kon dan een gevoel van opluchting niet onderdrukken. Het deed mij telkens aan, of er een lastig, bazig, ver familielid eindelijk, na een al te lang gerekt vacantie-bezoek, terug naar zijn heimstee trok, vergezeld van een hartsgrondig: ‘Salut, en de wind langs achter!’...
In het Duitsche Beheer was, gelijkloopend met de splitsing als Hoofd van de ‘Verwaltung’ (Bestuur) voor Vlaan- | |
| |
deren, Schaible aangesteld, - en voor Wallonie, Haniël. Elk Ministerie krijgt zijn ‘Referent’ die als bindteeken dient tusschen den ‘Raad van Vlaanderen’ en de ‘Oberkonunission’ van de ‘Politieke Afdeeling’. Op deze manier was een maximum van verstandhouding en een minimum van mogelijke wrijving verwezenlijkt.
Aan het hoofd van het Antwerpsch Provinciaal Bestuur stond de Hamburgsche Senator Schramm.
De nieuwe Generaal-Gouverneur von Falckenhausen, minder stug dan von Bissing, ontving op gemoedelijke wijze, den 19 Mei een delegatie van den ‘Raad van Vlaanderen’ en herhaalde al de vroeger gedane beloften.
Een koud bad was echter de openbaar-making eenige dagen daarna, van het zoogenaamde ‘Politiek Testament van von Bissing’ in een pangermaansch duitsch tijdschrift verschenen op 19 Mei. Daarin stond inderdaad te lezen, dat eenerzijds de Vlamingen droomden van een volstrekt onafhankelijken Staat Vlaanderen, terwijl Duitschland's belang veeleer een geografisch-onverbrokkelden buffer-staat aan zijn westelijke grens eischte. Von Bissing kwam tot de conclusie dat, bij de vredesconferentie, Duitschland zich niet vastleggen mocht op een of anderen vorm, maar de ‘eenvoudige oplossing’ moest voorbehouden. En die was dan natuurlijk: ‘een opschuiving westwaarts van de Duitsche Staatsgrens’ over de Waalsche strook lands heen, von Bissing erkende dat de Vlamingen, door hun historischen vrijheidszin, moeilijk zouden te regeeren zijn, en hij zag dan voorloopig maar één middel: nl. een dictatuur gesteund op militaire macht...
Het moet gezegd worden, dat hierin een groote dubbelzinnigheid tot uiting kwam. Officieel verklaarde de Duitsche Regeering, dat zij slechts als ‘garantie’ de ‘ontfransching’ nastreefde van de Vlaamsche gewesten, en in dit ‘Testament’ was noch min noch meer sprake dan van een bedekte annexatie!
In de activistiche rangen ontstond een zweem van ontreddering. De Jong-Vlaamsche strekking was, tot op zekere hoogte, geneigd deze eventualiteit als een noodmiddel te aanvaarden, maar de meer gematigde en veruit talrijkste fractie der ‘Unionisten’ was verbitterd.
In den ‘Raad’ kwamen deze stroomingen soms vinnig in botsing en, om een gemeenschappelijke richting aan te dui- | |
| |
den, werd dan een ‘Grondwet-Commissie’ in zijn schoot - op 2 Juni - aangesteld.
Den 18 Juni (verjaardag van den slag te Waterloo) kwam deze Commissie voor 't eerst bijeen, en legde volgende grondbeginselen vast: gezien de dringende omstandigheden is aanleuning bij het Duitsche Keizerrijk geboden, en zal dus tegen dezes bestaan niets ondernomen worden; - inlijving in den vorm van een duitsche provincie, of als rijksgebied wordt beslist van de hand gewezen; - de oprichting van een Bondsstaat wordt als te moeilijk aangezien: - de vorming van een ‘Verbonden Staat’ als het geschikst in uitzicht gesteld, hetzij voor een toekomstigen Staat Vlaanderen, hetzij voor een federatief staatsverband van Vlaanderen en Wallonië.
Alzoo was - naar binnen - een voldoend platform tot stand gebracht, om als basis voor den verderen uitbouw te dienen. Het kwam er natuurlijk vooral op aan, de gezondmaking in Vlaanderen zoover mogelijk door te drijven, vooraleer een Vrede ons kwam verrassen en, naar buiten mocht dus de propagandawerking geen oogenblik onderbroken worden. En dat geschiedde dan ook niet.
Gedurende de maanden April en Mei werden tal van puik geslaagde Meetings voor Bestuurlijke Scheiding ingericht te Merksem, Lier, Willebroek, Antwerpen (2500 aanwezigen!), Aalst, Turnhout, enz.
Bij gelegenheid van het 1e Mei-feest vaardigde de ‘Socialistische Arbeidersgemeenschap’ een Manifest in denzelfden zin uit en even later wendde zij zich tot den ‘Raad’ om de afschaffing te vragen van art. 310 op het stakingsverbod.
Op tweeden Sinksendag, 28 Mei, belegde het ‘Vlaamsch Verbond’ een groote vergadering, uitsluitend voor zijne lieden in de Zaal van Wesenbeke, die gansch gevuld was, ook op de bovengalerij. Prof. De Keersmaecker sprak er een groote rede uit voor aaneensluiting, en Leo Augusteyns legde er een verklaring af, behelzend dat hij de Bestuurlijke Scheiding bijtrad. Even ridderlijk deed hij zijne gemoedsbezwaren kennen tegen den stap naar Berlijn.
In Juni-Juli werd in tientallen gemeenten, een motie van goedkeuring en van vertrouwen in den ‘Raad van Vlaande ren’ aangenomen.
Meer bepaaldelijk naar aanleiding van het tot stand komen van de Vlaamsche Hoogeschool te Gent, gingen nu stemmen op voor de vervlaamsching van die te Leuven en in het
| |
| |
‘Algemeen Handelsblad’ van Amsterdam werd, uit gezaghebbende bron, vermeld dat deze vervlaamsching dra zou aangevat worden; overigens de Bisschop van Luik, Mgr, Rutten had dezelfde belofte gedaan in een Feestzitting van het ‘Davidsfonds’.
Tegen de Haversche Besluit-wetten gingen ook in het buitenland stemmen op. In den ‘Belgische Socialist’ te Den Haag, protesteerde Kamiel Huysmans er heftig tegen en in den Amsterdamschen ‘Standaard’ schreef de bekende staatsman Dr Kuyper dat ‘deze Besluit-wetten moeilijk voor verdediging vatbaar waren!’
In Den Haag wordt een Komiteit Nederland-Vlaanderen’ gesticht door Leo Simons. P. Plokhooy. Leo Meert, e.a.
Aldaar had in het ‘Algemeen Nederlandsch Verbond’ Plokhooy reeds een voorstel ter tafel gelegd voor ‘een Vlaamsch geregeerd Vlaanderen onder koning Albert’.
Dr Borms met Raf. Verhulst en Cyl. Rousseeu waren naar het krijgsgevangenkamp van Göttingen getogen en daar werd ook geestdriftig de Bestuurlijke Scheiding toegejuicht, zooals bleek uit artikels in het kampblaadje ‘Onze Taal’.
Vredesklanken drongen zoowat van overal door: de Paus had een ‘Vredesboodschap’ uitgevaardigd, die zonderling genoeg, - in bijna geen enkele kerk werd af gelezen!
Te Stockholm was een Congres aan den gang van Socialistische Vredevoorstanders, en in Rusland was de oorlogsmoeheid zoo groot, dat er de republikeinsche Sovjets tot stand kwamen die het tzarisme omver kegelden.
Ik kan waarlijk aan den lust niet weerstaan, hier een stukje over te drukken uit de pittige ‘Praatjes van ‘Onze Pee’ die regelmatig verschenen in de ‘Eendracht’ en (ik mag het nu wel verklappen) geschreven waren door den geestigen Sinjoor, die Flor. Heuvelmans heet. Zij sloegen beter in dan lange, saaie uiteenzettingen. Luistert maar:
- ‘Wat nieuws is er zooal, Pee, vroeg mij gisteren mijn vriend Spiegels.
- Och jongen, zei ik zoo, nieuws en geen nieuws; 't is zoowat de oude doen. Maar ik heb toch uit den Haver vernomen, dat er een nieuw arrêté-loi is, waardoor alles te niet gedaan wordt wat de bezetter in België heeft verricht, - natuurlijk als ze terugkomen en naarmate het grondgebied bevrijd wordt.
- Awel, en wat zou dat? vroeg Spiegels. Dat is maar juist, voegde hij er bitsig aan toe.
| |
| |
- Vindt gij dat? Ik niet... Maar in Rusland, daar gaat het nog gekker. Hebt ge daar al van gehoord, Spiegels? Gij, die een ‘passieve’ zijt?
- 'k Weet van niets, zei Spiegels.
- Awel, daar zijn ook passieven. Wist ge dat al! 't Moet een ziekte zijn, die passiviteit, zoo iets dat overloopt. Maar ge zoudt zeggen, hoe komt dat tot in Rusland toe?
- Maar wat dan, vroeg Spiegels, die ongeduldig werd.
- Ge moet weten dan, zei ik, dat onder de vaderlijke regeering van tsaar Nikolaas, meer dan honderdduizend Russen in Siberië gevangen zitten, op het vaderlijk bevel van vadertje den Tsaar. A propos ge zult toch wel weten dat de Russen den Tsaar altijd ‘vadertje’ noemen?
- Ja, dat weet ik; maar spreekt nu eens van die passieven.
- Awel, meer dan honderdduizend Russen zijn nu door de Revolutie uit Siberië gehaald, en konden vrij rondloopen; doch niet zoodra hadden zij vernomen dat de Revolutie, en niet vadertje den Tsaar hen had vrijgemaakt, of zij wilden persee terug naar Siberië. ‘Vadertje’ zeiden zij, heett er ons ingedraaid, en vadertje moet er ons uitlaten. Wij willen in de wettelijkheid blijven; wij nemen niets aan van den vijand van vadertje; - wij verlaten Moskou en trekken terug naar Siberië.
En ge kunt niet gelooven, Spiegels, wat moeite men gehad heeft om ze tegen te houden. 't Waren, podoren allemaal passieven!
Sterker nog, te Luyssekoff... of zoo iets, een kleine stad, daar ergens in de Steppen - (dat is zoo iets als onze Kempen, maar wat grooter) daar hadden de Revolutionnairs de poorten van het gevang open gezet, en al de gevangenbewaarders trokken er met plezier van door, maar de gevangenen wilden er niet uit, - 't waren allemaal passieven.
- 't Zijn uilen! zei Spiegels.
- Zeg hun dat zelf, zei ik...
Zoo'n rake, korte dingetjes, is wat ‘de man in de straat’ verlangt. Hij glimlacht, zijn gezond verstand komt boven... en hij is genezen, geestelijk.
|
|