Onze huisdieren(1876)–P.J. Andriessen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] [pagina 8] [p. 8] Hoenders. Wat staat die Haan daar trotsch en fier, Met pracht van kam en veeren, Of hij een tweede sultan is, En niemand hem kan deeren. Zijn kippen zijn wat bang voor hem, Hij houdt ze goed in orde; Van al die kippen durft geen een Hem ongehoorzaam worden. En wat de mensch tot sieraad kiest Van mijnheer Haan zijn veeren, Dat kunt ge best, als gij het wilt Hier uit dit plaatje leeren. Hoe zacht, hoe voedzaam is het ei Van mijnheer Haan zijn vrouwtje! Niet minder lekker smaakt ons ook Het malsche kippenboutje! De kloek, die voor heur kiekens waakt, Verjaagt, wat hun moog' hindren, Is 't echte beeld der moedermin, Die zorgt voor hare kindren. Ziet gij die lieve duifjes wel, Zoo fijn en slank van leden? Als postboôn zijn ze zeer geacht Bij ingesloten steden. En daar staat een kalkoensche haan; Wat klokt die afgebroken! Wat is dat beest een stuipekop! Terstond in drift ontstoken! Ons eendje is niet zoo korzelig; 't Roert maar geducht zijn snater, En is 't op 't land geen held; te meer Is het te huis op 't water. Dat is ook onze trotsche zwaan Met zijne blanke pluimen; Hoe statig zwemt hij, doet hij 't nat Rondom zijn veeren schuimen. Vorige Volgende