Onze huisdieren(1876)–P.J. Andriessen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Het schaap. Schaapje, met uw vriendlijk oog, Schaapje zacht van zinnen, Schaapje, zacht van wol en aard, Wie zou u niet minnen? In een kudde loopt ge saam; - Loopt ge soms wat verder, Fluks drijft u de hond terug Van den trouwen herder. Van uw melk ook maakt men kaas, Van uw wol het laken, Waar de snijders broek en buis, Pet en jas van maken; Wol, waarvan men kousen breidt, 's Winters want en sokken. Vleesch geeft gij en leer, maar toch Beter 't leer der bokken; Want dat leer is marokijn, Prachtig mooi voor schoenen. - ‘Van mijn geitje niet,’ zegt Da, ‘'k Wou het beest wel zoenen; 't Geeft zulk een gezonde melk Voor mijn klein, lief zusje; Daarom, lieve, beste geit! Geef ik jou een kusje!’ Maar zoo'n steenbok kust ze niet; Die zou haar slechts stooten. Vóor een bokkenwagen zag Ik er eens twee grooten. 't Hert, met prachtig, trotsch gewei, Woont in groote wouden; Tam gemaakt, wordt het heel veel In een park gehouden. 't Is in Zuid-Amerika, Waar de lama's leven, Die als lastdier nuttig zijn, Fijne wol ons geven. [pagina 6] [p. 6] Vorige Volgende