Verboden te jodelen!
(1969)–Peter Andriesse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |
[pagina 103]
| |
Als je hem zo zag zitten, zou je het niet zeggen, maar toch was Irk een heel merkwaardige aap. Hij was weliswaar kwa ras een ordinaire lampong-aap en dan nog een ondermaats eksemplaar, maar hij bezat een eigenschap die hem hoog boven alle andere apen deed uitsteken. Deze aap kon denken! Niet gewoon van: ik ben een aap en dat is een pisang, nee, hij kon zeer diepzinnig denken over het aap-zijn-in-de-kooi en over de zin van het apen-bestaan. Naast Monor, het grootste mannetjesdier, was Irk één van de vooraanstaande apen van zijn kooi en zelfs van heel Artis. Toch had geen van zijn soortgenoten enig benul van de wijsgerige bezigheden van Irk. Ze begrepen alleen dat het indrukwekkend was. Meestal zat Irk in zijn eentje in het nachthok, waar hij een kleine biblioteek had ingericht met werken van Heidegger en Jaspers. Als hij diepzinnig ging denken stak hij een pijpje op. Voor de anderen was dat een teken om hem met rust te laten. Bij het voederen was hij altijd te laat, zodat er weinig voor hem over bleef. Zijn gestalte was dan ook schriel te noemen. Ondanks zijn afkeer van het onbenullige gekrijs en gespring van zijn medeapen voelde Irk zich verantwoordelijk voor hen, want, zo placht hij te redeneren, een denkend wezen kan zijn daden overwegen, hij kan een keuze maken, hij is dat zelfs verplicht, en daarom is hij verantwoordelijk voor zijn daden. Zijn soortgenoten vonden het wel goed zo. Voorzover ze konden denken, dachten ze alleen aan de pinda's en pepermuntjes die ze te pakken konden krijgen. Het denken lieten ze over aan hun merkwaardige rasgenoot.
Zoals gezegd, stond Irk niet alleen binnen zijn kooi bekend als een bizonder wezen, maar ook daarbuiten, zelfs over de grenzen van | |
[pagina 104]
| |
Artis ging zijn vermaardheid als diepzinnig wijsgeer. Voor zijn kooi verdrongen zich regelmatig grote groepen filosofen en zielevorsers uit alle delen van het land, om zijn gedachten te noteren en te interpreteren. Universiteiten uit de hele wereld organiseerden ekskursies om psychologiese, biologiese en fysiologiese waarnemingen te verrichten. Nu kon Irk denken en lezen, maar schrijven of praten niet. Daarom had hij zelf een simbolensisteem ontworpen waarmee hij in kontakt kon treden met de buitenwereld. Dit sisteem bestond bij de gratie van zijn lange staart, waarmee hij tekens kon vormen die door zijn waarnemers-adepten vertaald werden. Op deze wijze had hij brochures, monografieën en esseejs geschreven over etiek en metafysika. Als filosoof zou men Irk een eksistentialisties fenomenoloog kunnen noemen. Hij bouwde voornamelijk voort op het werk van Husserl en Heidegger, er nu en dan een snuifje Sartre aan toevoegend. Als roomskatolieke waarnemers hem een pepermuntje of een pinda gaven, was hij bereid een verhandeling ten beste te geven over Gabriel Marcel en Teilhard de Chardin. Voor de protestanten had hij Martin Buber achter de hand. Voor de rest krabde hij gewoon aan zijn kont, als alle andere apen.
De enige verantwoordelijkheid die kan worden erkend, zo betoogde Irk dikwijls, is die voor de vrijheid, niet van de enkele aap, maar van allen: als ik mijzelf kies, kies ik tevens allen. Men is het er niet over eens of hij hier bedoelde ‘alle apen in mijn kooi’ of ‘alle wezens op aarde, inklusief de direkteur van Artis’. Het eerste is waarschijnlijker, want hij koesterde een diepe wrok tegen de direkteur, omdat deze hem nooit uit zijn kooi heeft gelaten, zelfs niet toen hij was uitgenodigd een filosofies kongres in | |
[pagina 105]
| |
Amersfoort bij te wonen. Hij was in zijn kooi geboren en heeft er zijn leven lang geen stap buiten gezet. De zijnssuperioriteit van de aap als rationeel subjekt is het licht waardoor er zin is, zo redeneerde Irk, daarbij blijk gevend dat het bestaan in een kooi hem zwaar viel, maar dat zijn denkvermogen hem het gevoel gaf dat zijn leven zinvol was. Aap-zijn is vrij-zijn, aldus Irk, bovendien heeft de aap de plicht om vrij te zijn. Hierop baseerde Irk zijn speciale apen-etiek, maar bij de invoering daarvan in zijn kooi stuitte hij op tegenstand, vooral van de zijde van Monor, die alle uitspraken van Irk aan zijn staart lapte. Monor kon de baas spelen in de kooi op grond van zijn lichamelijke kracht en hij heerste op diktatoriale en egoïstiese wijze. Tot inbinden was hij niet bereid, hij vrat het meesten bezat alle wijfjes. Eergisteren trok Irk de konsekwenties van zijn uitspraak: gij zijt vrij, kies, vind zelf! Hij koos zich metterdaad een vrouwtje, dat hij al jarenlang in stilte begeerde, hij vond haar en ging over tot de paringsdaad. Volledig verdiept in deze opbouwende bezigheid merkte hij echter niet dat Monor hem van achteren benaderde. Met één armbeweging rukte de geweldenaar hem van het vrouwtje af en sloeg hem met zijn hoofd tegen de tralies. Vervolgens besprong Monor bruut het krijsende wijfje.
Gisteren is Irk aan zijn verwondingen overleden en vanmorgen met zijn boeken onder de kooi begraven. Er waren veel belangstellenden uit filosofiese en teologiese kringen en professor F.J.J. Buytendijk hield een korte, sobere toespraak bij de groeve. Irk was inderdaad een zeer merkwaardige aap. God hebbe zijn ziel.
amsterdam, maart '67. |
|