Inleiding
Omdat op het ogenblik, in het begin van de jaren zeventig, de literaire pagina's van de belangrijkste dag- en weekbladen en de literaire kritiek in het algemeen nog steeds in handen zijn van een aantal mensen die slechts aandacht hebben voor en besteden aan de literaire produktie van hun huisvrienden, familieleden, minnaars en minnaressen; omdat deze mensen, die in het verleden als groep in dit verband weleens werden aangeduid met de naam ‘Het Hoornik-Konsern’, nu nog steeds de voornaamste informatiekanalen verstoppen met hun talrijke vriendendiensten en zo een vertekend en totaal verouderd beeld in stand houden van wat er in Nederland op het ogenblik op het gebied van de literatuur geproduceerd wordt; omdat het er nu naar uitziet dat de verdeling van de beschikbare overheidsgelden in belangrijke mate gebaseerd is op dit onjuiste literatuurbeeld; en omdat, tenslotte, niets er op wijst dat deze situatie zich op korte termijn uit zichzelf zal wijzigen, hebben een aantal Nederlandse literaire schrijvers, ondertekenaars van dit Manifest, besloten om hun belangrijkste grieven en bezwaren in een gemeenschappelijke verklaring onder woorden te brengen en om een program op te stellen voor de nieuwe Nederlandse literaire schrijvers.
Wij hebben ons niet verenigd rondom een bepaalde stijlopvatting. Integendeel, het belangrijkste doel dat wij ons als groep stellen is juist het eenzijdige beeld dat de laatste jaren van de bestaande literaire aktiviteiten gegeven werd en dat dankzij het bezetten van bepaalde machtsposities in de overkoepelende schrijversorganisaties en bij de belangrijke informatiekanalen door een en dezelfde schrijverskliek ook geloofwaardig kon worden, te korrigeren, de kansen van de verschillende auteurs evenrediger te maken en om de zeventiger jaren in een open literair klimaat te kunnen beginnen.