‘Nou, dan máákt U er maar één!’ zei Joachim en hij liep weg en vertelde De Fleurige Hond en Gerrit de Tuinkraai dat Meester wel weer in een heel raar humeur was.
Maar intussen dacht Meester Pompelmoes: Dan máákt U maar een onbewoond eiland, zegt die brutale kater van me, maar het is lang geen slecht idee. Hier in mijn tuin heb ik tenslotte mijn eigengemaakt zwembadje en als ik daar nu óók nog een onbewoond eiland in maak ... Dan wordt het wel een kleintje maar zoveel ruimte heb ik niet nodig. En dan zit ik misschien eindelijk eens rustig op m'n eentje ...
En Meester ging de tuin in, nam een grote schop en begon de aarde van de tuin met zware schoppen vol middenin het zwembadje te mikken. Daar moest hij een reuze zwaai met zijn armen voor maken, maar Meester was nog flink sterk en als hij eenmaal iets wilde, dan dééd hij het ook, hoeveel moeite 't ook kostte. Laat in de middag kwam al die aarde in het midden van het zwembadje boven het water uit. Meester schepte nog een uurtje door en toen zei hij tegen zijn bijzondere huisdieren die zwijgend stonden toe te kijken:
‘Zo, daar ligt mijn onbewoonde eiland. Daar ga ik op zitten, ik alléén, want niemand van jullie mag er komen, en dan heb ik eindelijk eens wat rust. Jullie moeten je maar zolang zien te redden, in het huis.’
‘O, wij vinden het best, hoor’, zei Joachim. ‘Voor ons is 't misschien ook wel eens gezellig zonder baas. Maar hoe komt U aan eten en een dak boven Uw hoofd? Niet dat 't mij kan schelen, maar als U verhongert of helemaal natregent en longontsteking krijgt, geven ze ons de schuld.’
‘Ik laat me aanspoelen, net als een schipbreukeling’, zei Meester, ‘en ik zal er voor zorgen dat er ook nog twee kisten aanspoelen, één met blikjes eten en de ander met wat oude kleren en een paar boeken ...’ Meester zag Joachim afkeu-