‘Als iemand vergeetachtig is’, zei Adelbert, ‘dan probeert hij door een bepaald iets zichzelf te herinneren aan datgene wat hij volstrekt vergeten zou, wanneer die bepaalde kunstgreep er hem niet aan zou herinneren.’
‘Pardon?’ vroeg Meester. ‘Wilt U dat nog een keer zeggen?’ ‘Hij bedoelt dat iemand die vergeetachtig is, daar iets tegen probeert te doen’, zei Joachim. ‘Bijvoorbeeld door een knoop in zijn zakdoek te leggen.’
‘Juist’, zei Adelbert. ‘En ik bezit geen zakdoek, dus leg ik een knoop in mijn hàls. Eenvoudig, nietwaar?’
‘Afschuwelijk’, zei Aleida.
‘Ik begrijp het’, sprak Meester Pompelmoes. ‘Maar is het niet lastig, met slikken en zo?’
‘Dat wel’, knikte Adelbert terwijl hij met moeite een stukje fijn wittebrood doorslikte.
‘Tja’, zei Meester, ‘ik kàn er inkomen, doordat ik zelf zo vergeetachtig ben, maar ik moet zeggen: jammer is het wel, die knoop in Uw hals. U bent er zo echt niet mooier op geworden en aangezien men U beiden altijd als een sieraad van het park heeft beschouwd ...’
‘Hoor je 't nu, Adelbert’, zei Aleida.
‘Dus moet het wel iets héél belangrijks zijn’, vervolgde Meester, ‘ik bedoel: datgene dat U niet mag vergeten en waarvoor U een knoop in Uw hals hebt gelegd. Het is zeker onbescheiden om te vragen wat voor belangrijks dat wel mag zijn ...?’
‘O nee, helemaal niet’, zei Adelbert. ‘Het is gewoon ... het is ... hé, ik ben het vergeten.’
‘Maar die knoop in je hals dan!’ riep Aleida.
‘Die knoop vertelt het me ook niet! Ik ben het tòch helemaal vergeten!’ riep Adelbert terug.
‘Ik zie het al: U behoort tot de echte, tot de dubbel en dwars