aardig uitziet, dat neem ik mee en verstop ik. Ik heb wel honderd bergplaatsen waar de gekste dingen inzitten. Ik geloof zelfs dat ik in één van mijn bergplaatsen echte Kerstboomversiering heb.’
‘Maar daar bent U dan toch niet eerlijk aangekomen?’
‘Daar weet ik niets van’, zei de ekster boos. ‘Ik ben een ekster en eksters doen nu eenmaal zo. Nu, wil je of wil je niet?’
‘Ja, graag dan’, zei het boompje.
‘En je hebt het voordeel dat je later niet weggegooid wordt’, zei de ekster en hij lachte krassend. Daarop vloog hij weg.
Maar de dag vóór Kerstmis kwam hij terug, met allerlei versierselen in zijn snavel. Engelenhaar en kerstklokjes en zelfs een aantal blikken knijpertjes met stukjes kaars erin.
‘O, bent U toch gekomen!’ riep het denneboompje. ‘Ik had al helemaal niet meer op U gerekend.’
‘Ik mag wel een oneerlijke ekster zijn, maar mijn woord dat houd ik’, zei de ekster. En hij begon het boompje te versieren, wat gauw gebeurd was, omdat zo'n klein boompje natuurlijk al snel was volgehangen.
‘Zo. En blijf nou rustig staan en laten we hopen dat 't niet gaat waaien. Tot ziens’, zei de ekster. En hij vloog weer weg.
Maar een paar uur later, vlak voor het donker werd, zag het boompje een hele stoet dieren naar zich toekomen. De ekster voorop en achter hem zijn hele eksterfamilie - en daarna andere vogels, bosduiven en winterkoninkjes en roodborstjes en nog veel meer soorten, en ook een paar eekhoorns en een egel, en zelfs wat kikkers uit een meertje dat lag waar de hei ophield.
De ekster stak met een blinkende sigarenaansteker de kaarsen aan en de dieren gingen rond het boompje staan of zitten, en keken naar de flakkerende vlammetjes. En ze floten en koerden