heid - enfin, kort en goed, pas toen ze weer thuis in Spanje waren, zei Sint Nicolaas tegen zijn knecht:
‘Zeg, Piet, herinner ik me dat nou goed? Hadden wij niet een heel stout jongetje in de zak gestopt?’
‘Ja, Baas’, zei Piet.
‘Maar hebben we dat jongetje ook weer uit die zak gehaald?’
‘Nee, Baas. Daar heeft U helemaal niets van gezegd’, zei Piet.
‘O, domme Piet, we laten kinderen toch nooit lang in zo'n lelijke zak zitten.’
En Sint Nicolaas maakte haastig de zak open - en ja hoor, daar lag het stoute jongetje... heerlijk te slapen.
‘Word eens wakker! En kom er maar gauw uit!’ zei Sint Nicolaas. Het jongetje werd wakker en zei:
‘Zijn we dan al in Spanje? O ja, ik voel het, het is hier veel warmer. En hangen hier de sinaasappelen nu echt aan de bomen?’ En het jongetje sprong de zak uit en begon te dansen van plezier omdat hij in Spanje was. Sint Nicolaas ging op een stoel zitten, streek een keer of tien door zijn baard en zuchtte:
‘Wat moeten we nu met zó'n jongetje beginnen, Piet. Hoe moet je zó'n jongetje nu bestraffen. We zullen hem maar gauw met een vliegtuig naar huis sturen.’
‘O, nee, Sint Nicolaas!’ riep het jongetje. ‘Mag ik alstublieft een weekje blijven? Het is hier zo lekker warm en ik heb zo'n trek in sinaasappelen!’
‘Zo'n stout jongetje als jij? O nee’, zei Sint Nicolaas.
‘Dan zal ik heus en echt nooit meer zo'n stout jongetje zijn. Wel een beetje stout, een heel klein beetje stout, maar meer ook niet. Ik beloof het.’
‘Hum’, zei Sint Nicolaas. ‘Tja, als je dat echt belooft... Vooruit dan maar.’ Hij liet Zwarte Piet een telegram naar de vader en