beloning. Weet je wat? Je mag van mij een wens doen.’
‘Een wens doen?’ zei de kleine Rik. ‘Hoe kan dat nou? Alleen van goede feeën mocht je heel vroeger soms een wens doen en goede feeën bestaan er allang niet meer.’
‘O nee? Wat weet jij daarvan?’ riep het vrouwtje boos uit. ‘Het is waar dat er lang niet zoveel goede feeën meer bestaan als vroeger. Maar er zijn er heus nog wel een paar, hoor! Ik ben zelf nog zo'n goede fee, al zou je 't misschien niet zeggen, omdat ik achter een sinaasappelenkar loop. Maar ik vind het nu eenmaal leuk om achter een sinaasappelenkar te lopen. Sinaasappelen zijn mooie en gezonde vruchten. Kom, wil je nu een wens doen of niet?’
‘Als dat dan werkelijk kan’, zei Rik aarzelend, ‘dan wens ik dat mijn moeder twee paar handen heeft, want dat wil ze altijd zo graag.’
‘Twee paar handen!’ riep het vrouwtje. ‘Nou, ik weet niet of je moeder daar wel zo blij mee zal zijn. Maar daar is nu niets meer aan te doen, want je wens werd vervuld zodra je hem had uitgesproken. Ga nu maar gauw naar huis, naar je moeder.’
Rik holde naar huis. Dat vrouwtje kan zeggen wat ze wil, dacht hij, maar ik weet zeker dat mijn moeder heel blij zal zijn als ze twee paar handen heeft.
Maar toen hij thuiskwam zat zijn moeder aan de keukentafel verschrikkelijk te huilen. En de rest van de kinderen - het was vakantie en ze waren toevallig alle zeven thuis - huilde met haar mee.
‘O, Rikje’, huilde moeder, ‘kijk nu eens wat er met mij is gebeurd? Nu heb ik plotseling twee paar handen! Ik zal niet zeggen dat het misschien niet makkelijk is in het huishouden om twee paar handen te hebben, maar wat is dat nou voor een gezicht: een