dat koningen die niets van kringen om de maan afwisten, veel te dom en te eigenwijs waren om een goede koning te kunnen zijn. Waarop Prak de Vijfde op zijn beurt een toespraak over de radio hield (en zelfs tegelijkertijd voor de televisie), waarin hij zei dat een kring om de maan altijd betekende dat de volgende dag de zon zou schijnen - en wie dat niet geloofde, was een oorwurm.
Dat nam de koning van het naburige land niet. ‘Dat Prak mij een ezel noemt, is tot daar aan toe’, zei hij, ‘en een uilskuiken kan er ook nog wel mee door, maar dat hij mij een oorwurm durft te noemen, dat gaat te ver!’ En hij verklaarde prompt de oorlog aan Koning Prak de Vijfde.
‘Oorlog!’ zei Koning Prak de Vijfde tegen de koningin en zijn stem bibberde een beetje, ‘hij heeft me de oorlog verklaard! En we hebben niet eens soldaten.’
‘Hebben we niet eens soldaten?’ vroeg de koningin. ‘Wat heb je daar dan mee gedaan?’
‘Ik heb ze maar afgeschaft’, zei Prak de Vijfde. ‘Soldaten zijn duur, weet je dat wel? en het leven is niet goedkoop de laatste jaren, met al die prijzen die steeds maar de hoogte in gaan.’
‘Je moet toch zorgen dat er soldaten komen’, zei de koningin.
Wel, Prak de Vijfde duikelde een paar duizend soldaten op, maar veel tijd had hij niet, want het leger van de andere koning was zijn land al binnengetrokken.
‘We verliezen het vast’, zei hij tegen de koningin.
‘Maar daar moeten we dan iets tegenover stellen’, zei de koningin.
‘Eduard, mijn sterke zoon, Prins Eduard’, juichte de koning. ‘Natuurlijk! Ik heb zoveel aan mijn hoofd gehad, dat ik daar helemaal niet aan gedacht heb. Ik zal de enige generaal, die ik heb, afzetten