eens om zich heen en naar boven - en kijk, daar boven hem hingen de sappigste groene blaadjes en de heerlijkste vruchten. ‘Ha, lekker’, zei de olifant en hij wilde met z'n slurf die sappige groene blaadjes en die heerlijke vruchten pakken, tot hij ontdekte dat hij zijn slurf voor een apenneus had geruild. ‘Hm’, zei de olifant, ‘dat is nou vervelend.’ Hij keek eens naar beneden en zag daar een heleboel groene grassprieten. ‘Nouja’, zei de olifant, ‘het is niet dat ik zo dol ben op gras, maar je kunt er toch je maag mee vullen.’ Hij probeerde die grassprietjes met z'n mond te pakken, maar dat lukte hem niet, want een olifant is heel groot en zwaar en die grassprietjes stonden natuurlijk vlakbij de grond. De olifant ging steunend en zuchtend op z'n knieën liggen, maar zelfs toen kon hij niet bij die grassprietjes komen. ‘Hum’, zei de olifant, ‘dit wordt zelfs hoe langer hoe vervelender!’ En het werd donkerder en donkerder en op het laatst ging de olifant maar zonder eten naar bed.
Toen de olifant de volgende morgen opstond, had hij nog steeds honger, maar hij had nog meer dorst. Hij had zo een ontzettende dorst dat hij hard naar de rivier liep waar alle olifanten van het woud uit dronken. Onze olifant wilde zijn slurf in het water steken om het water op te zuigen en dat in zijn mond te spuiten, want zo doen olifanten dat. Maar hij merkte dat hij geen slurf meer had en liep toen zomaar met zijn grote olifantenlichaam heel ver de rivier in om te drinken. Maar het water stroomde heel snel en hij werd meegetrokken naar het midden van die grote rivier.
‘O, o, o,!’ riepen de olifanten, ‘hij verdrinkt, hij verdrinkt! Dat komt ervan als je je slurf voor een apenneus ruilt!’
De olifant werd gelukkig door het wilde stromende water naar de kant gesleurd en een paar andere olifanten staken hem hun slurf toe, zodat hij op de kant kon klimmen.